ECLI:NL:RBMNE:2014:5429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
16-661664-14 en 16-655083-13 tulalg
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door middel van een valse sleutel in Utrecht

Op 14 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een poging tot diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte had op 7 juli 2014 in Utrecht geprobeerd de woning van de aangever binnen te dringen met een omgebogen auto-antenne, waarmee hij de voordeur opende. De aangever was op dat moment in zijn woning en hoorde gestommel. Toen hij naar beneden ging, zag hij de verdachte met zijn portemonnee in de hand. De verdachte werd kort daarna aangehouden. Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte erkend in de woning van de aangever te zijn geweest zonder toestemming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de primair ten laste gelegde diefstal, maar wel aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal. De rechtbank achtte de poging tot diefstal bewezen, omdat de verdachte met de omgebogen antenne de toegang tot de woning had verkregen en de intentie had om de portemonnee van de aangever te stelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, maar hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, maar vond hem desondanks verantwoordelijk voor zijn daden. De vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf van een eerdere veroordeling ten uitvoer te leggen, werd afgewezen, zodat de verdachte zijn behandeling in een verslavingskliniek kon voortzetten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661664-14 en 16/655083-13 tul alg (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
verblijvende te [adres] (FVK Basalt).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 juli 2014 te Utrecht zich schuldig heeft gemaakt aan (primair) een woninginbraak, (subsidiair) een poging tot woninginbraak, (meer subsidiair) huisvredebreuk.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair en subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde diefstal uit een woning niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken
Bewijsmiddelen
Op 7 juli 2014 heeft [aangever] aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Aangever heeft daarbij verklaard [1] dat hij op 7 juli 2014 omstreeks 10:20 uur in zijn woning was op de eerste verdieping, en dat de voordeur van de woning alleen met de dagschoot in het slot zat. Aangever hoorde gestommel, dan wel geritsel, vanuit de woonkamer komen. Omdat er verder niemand in huis was, vond aangever dat vreemd en is aangever naar beneden gelopen via de trap. Toen aangever beneden kwam zag aangever een man vanuit de keuken in zijn richting lopen, zag aangever dat de man de portemonnee van aangever in zijn handen had, dat de man de portemonnee had opengemaakt en dat de man de portemonnee vast had om er in te kijken. Aangever zag dat de man ook een zwarte auto-antenne vasthield en dat deze antenne was omgebogen.
Aangever heeft verklaard dat zijn portemonnee uit zijn schoudertas was gehaald.
Op 7 juli 2014 omstreeks 10:40 uur is de man, die later bleek te zijn: verdachte, aangehouden. [2]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard [3] dat hij op 7 juli 2014 in de woning van aangever is geweest zonder toestemming van de bewoner.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal uit een woning, waarbij de toegang is verschaft door middel van een valse sleutel, wettig en overtuigend bewezen op grond van voornoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank kan uit de bewijsmiddelen geen andere conclusie trekken dan dat verdachte met de omgebogen antenne de voordeur van de woning heeft geopend, het zogenoemde ‘hengelen’, dat verdachte vervolgens de woning heeft betreden, dat het zijn bedoeling was om de portemonnee van aangever te stelen en dat hij vervolgens door aangever is overlopen voordat hij de woning weer kon verlaten.
De verklaring van verdachte dat de voordeur van de woning openstond, dat hij iemand zag wegrennen, dat hij eerst heeft aangebeld en heeft geroepen voordat hij de woning betrad, en dat hij de portemonnee en de antenne van de grond heeft opgeraapt, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Aangever heeft immers verklaard gestommel dan wel geritsel te hebben gehoord en aangever is daardoor gealarmeerd en naar beneden gelopen, niet vanwege het horen van de deurbel dan wel geschreeuw.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks07 juli 2014 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in /uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen een portemonnee,
althans enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen
en / of die / dat weg te nemen portemonnee en/of enig(e) goed(eren) onder zijn bereik te brengendoor middel van een valse sleutel, met een omgebogen (auto)antenne, door het gat van de brievenbus de deur (door middel van zogenaamd "hengelen") van binnenuit heeft geopend, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport d.d. 29 september 2014, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog.
Het rapport vermeldt - samengevat - dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van cocaïneafhankelijkheid en afhankelijkheid van opioïde. Omdat verdachte nu onder toezicht staat, is er sprake van een remissie van middelengebruik. Voorts lijdt verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (met antisociale- , borderline- en narcistische trekken) en zwakbegaafdheid.
Omdat verdachte de (poging tot) diefstal ontkent, dient het verband tussen de diagnose en het betreffende delict met enige terughoudendheid te worden bezien en geldt dit verband enkel indien het hem ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht. Vanuit de afhankelijkheid van verschillende middelen wordt een verband met het plegen van diefstal gevonden. De onbedwingbare drang tot het gebruik van middelen, als gevolg van de afhankelijkheid, brengt verdachte tot keuzes om voor zichzelf in deze middelen te voorzien. Er is een patroon zichtbaar waarbij het jarenlang gebruik van middelen samengaat met het jarenlang plegen van diefstallen om in gebruik te voorzien.
Geadviseerd wordt om, uitgaand van een schaalverdeling met drie gradaties van toerekeningsvatbaarheid, verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken.
De rechtbank neemt de diagnostische conclusies van voornoemde deskundige over en maakt die tot de hare. Ten aanzien van de causale relatie met het tenlastegelegde maakt zij echter een voorbehoud, in zoverre dat de bij verdachte geschetste psychische problematiek naar het oordeel van de rechtbank niet wegneemt dat verdachte voor de bewezen verklaarde diefstal in belangrijke mate verantwoordelijk kan worden gehouden.
Verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank om die reden als (hooguit) enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaard, omdat niet gebleken is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte huisvredebreuk zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich geconformeerd aan de eis van de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij verdachte in de woning is geweest. Dat is een ernstig feit, dat bij de bewoners een gevoel van onveiligheid kan veroorzaken. Verdachte heeft door de jaren heen veel vermogensdelicten gepleegd en heeft veel overlast veroorzaakt.
Verdachte is nog op 11 maart 2014 door deze rechtbank veroordeeld in verband met een drietal vermogensdelicten, waarbij aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd met een proeftijd van drie jaren, met onder meer als bijzondere voorwaarde dat hij aansluitend aan zijn detentie diende te verblijven en mee te werken aan een klinische behandeling in de gesloten Forensische Verslavingskliniek Basalt te Almere.
Verdachte heeft tot 27 juni 2014 in detentie gezeten. Omdat de beoogde aansluitende opname in Basalt niet lukte is verdachte al snel ernstig teruggevallen in gebruik van drugs. Vervolgens heeft op 7 juli 2014 het bewezen verklaarde feit plaatsgevonden. Met ingang van 13 augustus 2014 is verdachte alsnog opgenomen in Basalt. Verdachte is gemotiveerd om zijn behandeling bij Basalt goed te doorlopen.
Desgevraagd heeft [naam], forensisch casemanager van FACT, ter terechtzitting verklaard dat de bijzondere voorwaarden, zoals die zijn gesteld bij het vonnis van 11 maart 2014, geen aanpassing behoeven en dat het wenselijk is dat verdachte zijn behandeling bij Basalt kan afronden en aansluitend zich aan de gestelde overige voorwaarden houdt.
Hoewel de rechtbank rekening houdt met de vastgestelde problematiek van verdachte, houdt de rechtbank verdachte in belangrijke mate wel verantwoordelijk voor de bewezen verklaarde diefstal.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren, passend en geboden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de algemene en bijzondere voorwaarden uit het vonnis van 11 maart 2014 doorlopen.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 16/655083-13

Bij de stukken bevindt zich de op 16 juli 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/655083-13 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 11 maart 2014 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 7 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op drie jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten. De rechtbank hecht er belang aan dat de naleving van de in het vonnis van 11 maart 2014 opgenomen bijzondere voorwaarden, waaronder de opname en de behandeling in Basalt, kan worden voortgezet.
Om die reden zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen, zoals ook door de officier van justitie ter terechtzitting is gerekwireerd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- beveelt dat
een gedeelte, groot 53 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 16/655083-13
- wijst de vordering af;
Voorlopige hechtenis
- heft de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. A.C. Schroten en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 07 juli 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door met een omgebogen (auto)antenne, door het gat van de brievenbus de deur (door middel van zogenaamd "hengelen") van binnenuit te openen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 juli 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen een portemonnee, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en / of die / dat weg te nemen portemonnee en/of enig(e) goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met
een omgebogen (auto)antenne, door het gat van de brievenbus de deur (door middel van zogenaamd "hengelen") van binnenuit heeft geopend, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 07 juli 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in een woning, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [aangever] althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 7 juli 2014, opgenomen op pagina 22-24 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2014184600 Z, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 43.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2014, opgenomen op pagina 25-27 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 26 (halverwege)
3.Het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2014.