In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 november 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van Ruijs Visual Computing B.V. (RVC) tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 2001 als commercieel directeur werkzaam was. RVC verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege disfunctioneren van [verweerder], die niet voldeed aan de verwachtingen in zijn rol. RVC had eerder geprobeerd om [verweerder] te ondersteunen door hem een alternatieve functie aan te bieden, maar deze was door [verweerder] afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsrelatie zodanig verstoord was dat verdere samenwerking niet mogelijk was. De ontbinding is per 1 december 2014 uitgesproken, ondanks het verzoek van [verweerder] om dit uit te stellen tot 1 januari 2015 om aanspraak te kunnen maken op een bonus over 2014.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat RVC onvoldoende concrete voorbeelden heeft gegeven van het disfunctioneren van [verweerder]. De kritiek was vaak algemeen en niet onderbouwd. Bovendien heeft de kantonrechter vastgesteld dat RVC een deel van de verstoring van de arbeidsrelatie zelf heeft veroorzaakt door de manier waarop zij met de bonuskwestie is omgegaan. De kantonrechter heeft een ontbindingsvergoeding van € 192.500 bruto toegekend aan [verweerder], waarbij rekening is gehouden met zijn lange dienstverband en de omstandigheden van de zaak. De beslissing is genomen met inachtneming van de kantonrechtersformule, waarbij de bonus als substantieel deel van de beloning is meegenomen.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van verwijten in ontbindingsprocedures en de noodzaak voor werkgevers om als goed werkgever te handelen, vooral bij functiewijzigingen en het bieden van ondersteuning aan werknemers.