In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2014, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk trekken van voordeel uit door misdrijf verkregen geld, specifiek uitkeringsfraude. De zaak betreft de periode van 1 januari 2002 tot en met 16 maart 2012, waarin de verdachte samenwoonde met zijn vriendin [A], die een uitkering ontving van de gemeente Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de uitkering van [A] en dat hij voordeel heeft getrokken uit deze uitkering door de kosten van hun gezamenlijke huishouden te dekken met het geld dat [A] ontving, terwijl zij niet aan de gemeente had gemeld dat zij samenwoonden.
Tijdens de zitting op 15 januari 2014 heeft de officier van justitie de vordering ingediend, waarin hij stelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdediging betwistte echter het opzet van de verdachte op het voordeel trekken uit de uitkering. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat de verdachte, door niet te melden dat hij samenwoonde met [A], opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitkering die [A] ontving, wat in strijd is met de wet.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsook een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat misbruik van het sociale stelsel ernstige gevolgen heeft en dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan deze fraude. De verplichting tot terugbetaling van het onterecht verkregen bedrag is vastgesteld op € 115.912,29.