Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
6.Beslissing
vrij.
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 21 mei 2014 te Leusden zou hebben geprobeerd een negenjarig meisje te ontvoeren, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 november 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak kwam aan het licht na een melding bij de politie, waarin het slachtoffer verklaarde dat zij op het schoolplein was aangesproken door een onbekende man die ongepaste handelingen verrichtte. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen zorgvuldig beoordeeld, maar constateerde dat de signalementen niet overeenkwamen met het uiterlijk van de verdachte. Dit leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van het bewijs.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. R.G.J. Booij. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van de aangifte en getuigenverklaringen, maar de verdediging betwistte de rechtmatigheid van het bewijs en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De rechtbank concludeerde dat de discrepanties in de signalementen en het gebrek aan overtuigend bewijs leidden tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis werd uitgesproken in de openbare terechtzitting.