6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal waarbij hij het personeel en/of omstanders heeft bedreigd. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij de betrokkenen. Daarnaast heeft verdachte zich nogmaals schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen veroorzaken overlast en financiële schade bij de benadeelden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 9 oktober 2014 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Ook blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de nu door hem begane misdrijven, tenminste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of taakstraf is veroordeeld. Deze veroordelingen betreffen onder meer een veroordeling door het gerechtshof op 14 juli 2014 voor onder andere diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, een veroordeling door het gerechtshof op 14 juli 2014 voor diefstal in vereniging tot een gevangenisstraf van 74 dagen en een veroordeling door de politierechter op 18 september 2013 voor diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van 14 dagen en een werkstraf van 84 uren. Deze straffen zijn ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het bovengenoemde strafbare feit.
Uit voornoemd rapport van H. Scharft volgt dat de hulpvraag van verdachte vooral gericht is op resocialisatie. Tot op heden is hij er niet in geslaagd zelfstandig zijn leven maatschappelijk op orde te krijgen. Waarschijnlijk heeft zijn persoonlijkheidsproblematiek dit ook bemoeilijkt. Hij is dermate vaak gedetineerd geweest dat hij moeite heeft zijn weg weer te vinden in de huidige maatschappij. Een klinische behandeling biedt de meeste kans van slagen om hem te helpen te resocialiseren. Hierbij zal ook aandacht besteed moeten worden aan persoonlijkheidseigenschappen (impulsiviteit en een beperkte frustratietolerantie) die een belemmering kunnen vormen bij een succesvolle resocialisatie. Hij is vooral gebaat bij een praktische gedragstherapeutische aanpak. Nare ervaringen uit de jeugd lijken beperkt verwerkt en zullen mogelijk gaandeweg de behandeling naar voren komen. Ook zal aandacht besteed moeten worden aan zijn alcoholgebruik.
Verdachte toonde zich in het verleden niet bereid mee te werken met de reclassering of hulpverlening. Hij lijkt zich na het overlijden van zijn moeder te realiseren hulp nodig te hebben en staat inmiddels open voor hulpverlening en is bereid om mee te werken aan een klinische opname. De deskundige adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en meewerken aan een klinische opname.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 8 oktober 2014. Mw. K. Lageman heeft ter terechtzitting voornoemd advies toegelicht. In het verleden verliepen de contacten met de reclassering moeizaam. Als het al tot afspraken kwam over opnames en vervolgcontacten, kwam verdachte zijn afspraken niet na. Verdachte heeft van 2011 tot 2013 een ISD-maatregel gehad en heeft zich driemaal onttrokken, waardoor hij alleen nog kans maakte op het nazorgtraject. Er heeft geen nazorg plaatsgevonden omdat verdachte aangaf daar geen behoefte aan te hebben. Sinds het beëindigen van die ISD-maatregel heeft hij regelmatig opnieuw strafbare feiten gepleegd. Het ontbreekt verdachte aan voldoende copingvaardigheden om een maatschappelijk aanvaardbaar leven op te bouwen. Bij het delictgedrag speelt impulsiviteit en het niet kunnen omgaan met frustraties voortkomend uit de persoonlijkheidsproblematiek een rol. Dit is in samenhang met alcoholproblematiek en materiële problemen. Verdachte heeft een beperkt prosociaal netwerk. Verdachte geeft aan gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling. Hij heeft echter weinig vertrouwen in de hulpverlening en het zal moeten blijken of zijn persoonsproblematiek in de weg staat om zich open te stellen voor behandeling.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gezien de problemen op vrijwel alle leefgebieden, de jarenlange delictgeschiedenis en het gebrek aan medewerking in het verleden. Het risico op onttrekking aan de voorwaarden is hoog, gelet op hoe verdachte zich in het verleden heeft opgesteld.
Verdachte kan thans, in afwachting van een indicatiestelling en een eventuele wachtlijst, nog niet klinisch geplaatst worden. De ambulante begeleiding/behandeling van verdachte, ter overbrugging van deze periode, kan aansluitend aan de detentie van verdachte opgepakt worden. Geschat wordt dat de duur van de klinische opname maximaal twee jaar zal duren. Dit is ingegeven nu er bij verdachte veel onderliggende problematiek is waar nooit eerder aan gewerkt is, daarnaast is niet aan te geven wat ten gevolge daarvan nog naar voren zal komen. Voorts is de termijn mede afhankelijk van de persoon van verdachte en het verloop van de opname en behandeling.
De reclassering adviseert verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een klinische opname voor de duur van twee jaren en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten begaan zijn na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
Verdachte heeft ter terechtzitting er blijk van gegeven bereid te zijn leven een positieve draai te zullen geven. De rechtbank zal gelet op de adviezen van de deskundigen de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden, inclusief een klinische opname voor de duur van maximaal twee jaar, te houden.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande van oordeel dat behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk. Eerder opgelegde begeleiding/behandeling van verdachte heeft telkens niet tot het gewenste resultaat geleid. Voorts heeft verdachte, terwijl hij in een schorsing liep, zich opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Een voorwaardelijk strafdeel - anders dan een voorwaardelijke ISD maatregel – is derhalve, gelet op de persoon van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te zorgen dat verdachte voor langere tijd zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
Het is nu aan verdachte om te laten zien dat hij, zoals hij ter terechtzitting heeft aangegeven, zijn leven een andere wending wil geven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf en een maatregel zoals door de officier van justitie zijn geëist, passend en geboden zijn. De rechtbank zal verdachte derhalve een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest. Tevens zal aan verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel opgelegd worden, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
De rechtbank zal daarbij, gelet op de persoon van verdachte en de hardnekkigheid van zijn problematiek, een proeftijd van drie jaar opleggen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien er geen behandeling of begeleiding van de verdachte plaatsvindt. De rechtbank acht het, gelet op artikel 38v, vierde lid Wetboek van Strafrecht, om die reden geboden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.