ECLI:NL:RBMNE:2014:538

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
361210 / HA RK14-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in verkeersboetezaak

Op 13 februari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoeker, die namens een derde beroep had ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, diende op 15 januari 2014 een wrakingsverzoek in tegen de behandelend rechter, mr. I.P.H.M. Severeijns. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat verzoeker geen eerlijk proces kreeg, omdat zijn vragen niet beantwoord waren en de oproep in een vreemde taal was gesteld. De rechtbank heeft op 4 februari 2014 de behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, maar verzoeker verscheen niet ter zitting.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Er waren geen feiten of omstandigheden aangevoerd die duidden op een persoonlijke vooringenomenheid van mr. Severeijns. De enkele stelling van verzoeker dat hij geen antwoord had gekregen op zijn vragen, was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. Bovendien had verzoeker niet gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn verzoek ter zitting toe te lichten.

De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek en droeg de griffier op om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN NEDERLAND

Locatie: Utrecht
Rekestnummer: 361210 / HA RK14-14
Zaaknummer: WK 2013/06
beslissing van 13 februari 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
wonende te[woonplaats],
verder te noemen, verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft namens [naam] te Düsseldorf beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie van 14 november 2013, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
1.2.
Bij brief van 12 december 2013 is verzoeker uitgenodigd te verschijnen voor de mondelinge behandeling van zijn beroep met procedurenummer 2392377 UM VERZ 13-2088 op de zitting van 16 januari 2014.
1.3.
Op 15 januari 2014 heeft verzoeker bij de rechtbank een verzoek tot wraking ingediend, gericht tegen de behandelend rechter in de beroepsprocedure.
1.4.
De behandelend rechter, mr. I.P.H.M. Severeijns, heeft niet in de wraking berust. Zij heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. Daarbij heeft zij ook vermeld niet aanwezig te zullen zijn bij een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
1.5.
De behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 4 februari 2014 plaatsgevonden. Verzoeker is zonder voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.
1.6.
Het CVOM heeft bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker vermeldt in zijn verzoek tot wraking dat hij geen eerlijk proces krijgt. Hij had een aantal vragen gesteld en nu die niet zijn beantwoord, kan hij zich niet adequaat verdedigen. Daarbij komt dat de oproep in een vreemde taal is gesteld in plaats van in de Nederlandse taal.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak
behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De rechtbank constateert dat in hetgeen verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan zijn
verzoek om wraking, geen feiten en/of omstandigheden zijn gelegen of kunnen worden gelezen die specifiek betrekking hebben op het handelen van de betrokken rechter, in de onderhavige zaak, mr. Severeijns. In zijn wrakingsverzoek heeft verzoeker geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit een persoonlijke vooringenomenheid van
mr. Severeijns jegens hem blijkt. Evenmin heeft verzoeker feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat er voor hem grond zou zijn voor de vrees dat het mr. Severeijns jegens hem aan onpartijdigheid ontbreekt. De enkele stelling van verzoeker dat hij (van de officier van justitie) geen antwoord heeft gekregen op zijn vragen, is daarvoor onvoldoende. Er is dan ook geen sprake van een gemotiveerd wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 512 Sv. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn wrakingsverzoek ter zitting toe te lichten. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de aan een verzoek tot wraking gestelde eisen. Verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
3.3.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de uitnodiging die verzoeker heeft ontvangen
om te verschijnen op de zitting van de kantonrechter van 16 januari 2014 in de Nederlandse taal is gesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. Severeijns;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en aan mr. Severeijns, alsmede aan de voorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. drs. R. in ’t Veld, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. M.S.D. de Weerd als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.