6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte
Verdachte heeft samen met anderen de toen 15-jarige aangever op straat met geweld en onder bedreiging van een mes van zijn telefoon beroofd. Verdachte en zijn mededaders hebben een plan voor de beroving gemaakt. Om hun plan te kunnen uitvoeren hebben zij aangever naar buiten gelokt en hem daarna op brute wijze beroofd. Het betreft een geplande en laffe actie, waarbij de daders niet hebben stilgestaan bij de gevolgen van deze gebeurtenis voor het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat straatroven langdurige psychische schade bij de slachtoffers aan kunnen richten en dat dergelijke feiten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroten.
Uit het omtrent verdachte door J. Petersen, gedragsdeskundige, opgemaakte psychologische rapport d.d. 1 juli 2014 volgt dat bij verdachte ODD en ADHD is geconstateerd en mogelijke hechtingsproblematiek, passend bij adoptie. Verdachte heeft gemiddelde cognitieve mogelijkheden. Er is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling en een zorgelijke emotionele ontwikkeling. Verdachte kan moeilijk gevoelens en emoties benoemen en erkennen. Verdachte hanteert een vermijdende en/of defensieve houding op het moment dat hij geconfronteerd wordt met zijn gedrag en vertoont de neiging tot het nemen van risico’s. Verdachte wekt de indruk onvoldoende in verbinding te staan met zijn eigen gevoelswereld en weinig zicht te hebben op de relatie tussen zijn handelen en gevoelens en het inzicht op wat voor invloed zijn handelen op anderen heeft. Hij is beperkt in staat zich in te leven in de ander. Daarnaast is er sprake van een verslavingsgevoeligheid. Verdachte accepteert het gezag van zijn ouders niet en er zijn problemen in de communicatie tussen ouders en verdachte. De ouders hebben onvoldoende inzicht in de problematiek van verdachte en hebben geen grip op hem.
Verdachte heeft een gemiddelde intelligentie en is gemotiveerd en bereid om mee te werken aan jeugdreclasseringsbegeleiding. Voorts is er geen sprake van agressieproblematiek. De ouders zijn zeer betrokken en ondersteunend voor verdachte. De ouders zijn leerbaar en staan open voor hulpverlening.
Ten aanzien van de gedragsproblematiek, samenhangend met ODD, is behandeling voor verdachte noodzakelijk. Deze behandeling dient zich te richten op de aspecten van de ODD en het omgaan daarmee in het dagelijks leven, alsmede de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van verdachte. Hierbij zijn in het bijzonder de gewetensontwikkeling en het leren mentaliseren belangrijke thema’s. Voorts dient er aandacht te zijn voor het middelengebruik van verdachte. De inschatting is dat dit traject, gelet op de langdurige aard van de problematiek zeker zes maanden tot een jaar in beslag zal nemen.
De geadviseerd wordt om verdachte een gedrags beïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen.
F.L. de Jong en S. Hardebol, raadsonderzoekers, hebben ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) d.d. 19 september 2014 toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming sluit zich – kort gezegd – aan bij de conclusies en het advies van J. Petersen.
De begeleiding van verdachte loopt nu goed omdat hij in een strak kader zit. Verdachte heeft echter nog niet geleerd hoe te handelen en reageren in bepaalde situaties, hoe om te gaan met de bij hem vastgestelde problemen, het kiezen van de juiste vrienden, zijn baan behouden. Hiervoor is behandeling van verdachte nodig. De tijd die resteert in het kader van de lopende ITB Plus, ook als deze met 6 maanden verlengd zou worden, is te kort om de gestelde doelen te halen. Bij een GBM kan direct worden ingegrepen als dat nodig is. Bij de reguliere bijzondere voorwaarden wordt dit eerst aan de rechter voorgelegd.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om verdachte een GBM op te leggen voor de duur van 12 maanden, in de vorm van een ITB Plus traject gedurende de tijd van de GBM, een behandeltraject bij De Waag, bestaande uit individuele behandeling, een medicatietraject en MST. Daarnaast, indien dit aan de hand van urinecontroles nodig blijkt, een behandeling bij Victas.
S. Hafsi en M. van der Steen, jeugdreclasseerders van Bureau Jeugdzorg (BJZ), hebben ter terechtzitting het Plan van Aanpak GBM d.d. 15 september 2014 toegelicht.
In het kader van een eerdere begeleiding heeft verdachte laten zien zeer zelf bepalend te zijn. Verdachte heeft een stevige stok achter de deur nodig om hem te motiveren om te blijven meewerken. Behandeling van verdachte is gelet op zijn problematiek noodzakelijk.
Verdachte werkt goed mee aan de ITB Plus maatregel en komt zijn afspraken na. Zo heeft hij inmiddels een bijbaan en onthoudt hij zich van contacten met jongens die staan op de door de wijkagent opgestelde lijst met ongewenste vrienden. In het geval de rechtbank geen GBM zal opleggen adviseert BJZ verdachte toezicht en begeleiding op te leggen, met daarbij de ITB Plus voor de duur van twaalf maanden en de eerder genoemde bijzondere voorwaarden. In het kader van de ITB Plus kan er gewerkt worden aan de doelen en behandeling zoals geadviseerd. Daarnaast is er na het beëindigen van de ITB Plus nog een jaar toezicht en begeleiding.
Verdachte heeft ter terechtzitting zich bereid verklaard mee te werken aan een ITB Plus traject, ook als dit voor de duur van 12 maanden zou zijn, en aan eventuele behandeling en begeleiding zoals door de deskundigen is geadviseerd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank acht onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om over te gaan tot het opleggen van een GBM. Verdachte heeft weliswaar eerdere begeleiding gehad die niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, thans ondergaat hij voor het eerst een ITB Plus maatregel, die al enige maanden naar tevredenheid van de betrokken behandelaars en begeleiders verloopt. Verdachte werkt mee en is bereid om hieraan mee te blijven werken, alsook aan de benodigde en geadviseerde begeleiding en behandeling. De rechtbank is van oordeel dat het, mede gelet op de motivatie daarvoor bij verdachte, van belang is de thans ingeslagen weg voort te zetten. Een GBM heeft op dit moment geen meerwaarde. De noodzakelijke en gewenste begeleiding en behandeling kan ook plaats vinden binnen het kader van de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf, zoals de jeugdreclasseerders van BJZ ter zitting hebben bevestigd. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat, gelet op de grote weerstand bij verdachte tegen deze maatregel, de kans van slagen zeer gering is terwijl hij wel openstaat voor behandeling en begeleiding die voortborduurt op de reeds ingezette weg. De rechtbank is gelet op de persoon van verdachte en hetgeen ter terechtzitting is besproken, van oordeel dat het kader van toezicht en begeleiding vanuit BJZ, met daarbij de ITB Plus voor de duur van 12 maanden en de overige bijzondere voorwaarden zoals door de RvdK en BJZ geadviseerd, voldoende mogelijkheden en ruimte biedt om de geadviseerde en benodigde behandeling en begeleiding van verdachte te realiseren.
Alles afwegende acht de rechtbank, mede gelet op de ernst van het onderhavige feit en de persoon van verdachte, een jeugddetentie van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal hiervan 59 dagen voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding, waarvan twaalf maanden ITB Plus en de overige bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geformuleerd.
De rechtbank acht - gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht - de dadelijke uitvoerbaarheid aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen onaantastbaarheid van een persoon en er bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.