ECLI:NL:RBMNE:2014:5368

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
16-659526-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor straatroof in vereniging met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in Zuid-Korea, die beschuldigd werd van straatroof in vereniging. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 1 augustus en 23 september 2014. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de beroving van een mobiele telefoon op 9 mei 2014 en de oplichting of verduistering van een andere telefoon op 1 mei 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat er sprake was van een vooropgezet plan en nauwe samenwerking. De rechtbank oordeelde dat het eerste feit bewezen was, omdat de verdachte dit had bekend, maar sprak hem vrij van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht en begeleiding door Bureau Jeugdzorg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn jonge leeftijd en de omstandigheden van de zaak, niet in aanmerking kwam voor een Gedrags Beïnvloedende Maatregel (GBM). De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen, met een totaalbedrag van € 1.410,19 voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659526-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Zuid-Korea)
wonende te [adres] [woonplaats]
raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 1 augustus 2014 en 23 september 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 9 mei 2014 samen met anderen [benadeelde] heeft beroofd van zijn telefoon;
feit 2: op 1 mei 2014 samen met een ander [benadeelde] heeft opgelicht, danwel de telefoon van [benadeelde] heeft verduisterd, dan wel de telefoon van die [benadeelde] heeft gestolen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 september 2014.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 2 ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan en van een nauwe en bewuste samenwerking. Voorts kan niet worden vastgesteld dat er – ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit – sprake is van (een) wegnemingshandeling(en).
De verdediging stelt dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
feit 1
Nu verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 september 2014;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], pagina 16 en 17 proces-verbaal nummer PL 0900-2014117280z d.d. 12 mei 2014;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 141 en 142 proces-verbaal nummer PL 0900-2014117280z d.d. 12 mei 2014;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 159 t/m 161 proces-verbaal nummer PL 0900-2014117280z d.d. 12 mei 2014.
partiele vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en/of zijn mededaders aangever [benadeelde] hebben geslagen en/of tegen zijn benen hebben geschopt. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2
feit 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de onder twee ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Vast staat dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoon van aangever [benadeelde] heeft gekregen en even later met die telefoon is weggerend.
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat verdachte er bij stond en dat hij met [medeverdachte 1] is meegerend. Aangever [benadeelde] verklaart dat verdachte er bij stond en dat hij niet weet of verdachte een rol had. Voorts is op de camerabeelden te zien dat [medeverdachte 1] verdachte, kort voordat zij wegrennen, aantikt.
Op basis van het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat verdachte aanwezig is geweest bij de diefstal dan wel het meenemen van de telefoon. Het enkel en alleen daarbij aanwezig zijn en aangetikt worden door de medeverdachte [medeverdachte 1] is in dit geval niet voldoende om het medeplegen van de oplichting, dan wel verduistering, dan wel diefstal bewezen te achten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 2 ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op of omstreeks 09 mei 2014 te Houten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy S5, kleur: zwart/koper toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s):
- een mes heeft/hebben getoond aan en gericht op die [benadeelde] en
- daarbij die [benadeelde] de woorden "Als je een gil geeft dan steek ik je" heeft/hebben toegevoegd en
- het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben vastgegrepen en vastgehouden en
- de kleding en zakken van die [benadeelde] heeft/hebben afgetast en doorzocht en
- die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben geschopt tegen het lichaam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen;
  • 40 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest;
  • de Gedrags Beïnvloedende Maatregel (GBM), voor de duur van twaalf maanden of zoveel korter als de Raad voor de Kinderbescherming nodig acht, subsidiair 6 maanden vervangende jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte geen GBM op te leggen. De verdediging acht een GBM, gelet op de houding van verdachte ten opzichte van een GBM, niet wenselijk. Het strakke kader van een ITB plus biedt voldoende ruimte om de geadviseerde behandeling en begeleiding uit te voeren. Een voorwaardelijke jeugddetentie is voor verdachte, die te allen tijde wil voorkomen dat hij terug moet naar een Justitiële Jeugdinrichting, voldoende stok achter de deur om zich aan de te stellen voorwaarden te houden.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een jeugddetentie conform het voorarrest op te leggen, met daarbij een voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij bijzondere voorwaarden zoals de ITB Plus voor de duur van 12 maanden en een eventuele behandeling bij De Waag.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht, indien de rechtbank verdachte de GBM op zal leggen, de vervangende jeugddetentie te matigen, gelet op de jonge leeftijd van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte
Verdachte heeft samen met anderen de toen 15-jarige aangever op straat met geweld en onder bedreiging van een mes van zijn telefoon beroofd. Verdachte en zijn mededaders hebben een plan voor de beroving gemaakt. Om hun plan te kunnen uitvoeren hebben zij aangever naar buiten gelokt en hem daarna op brute wijze beroofd. Het betreft een geplande en laffe actie, waarbij de daders niet hebben stilgestaan bij de gevolgen van deze gebeurtenis voor het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat straatroven langdurige psychische schade bij de slachtoffers aan kunnen richten en dat dergelijke feiten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroten.
Uit het omtrent verdachte door J. Petersen, gedragsdeskundige, opgemaakte psychologische rapport d.d. 1 juli 2014 volgt dat bij verdachte ODD en ADHD is geconstateerd en mogelijke hechtingsproblematiek, passend bij adoptie. Verdachte heeft gemiddelde cognitieve mogelijkheden. Er is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling en een zorgelijke emotionele ontwikkeling. Verdachte kan moeilijk gevoelens en emoties benoemen en erkennen. Verdachte hanteert een vermijdende en/of defensieve houding op het moment dat hij geconfronteerd wordt met zijn gedrag en vertoont de neiging tot het nemen van risico’s. Verdachte wekt de indruk onvoldoende in verbinding te staan met zijn eigen gevoelswereld en weinig zicht te hebben op de relatie tussen zijn handelen en gevoelens en het inzicht op wat voor invloed zijn handelen op anderen heeft. Hij is beperkt in staat zich in te leven in de ander. Daarnaast is er sprake van een verslavingsgevoeligheid. Verdachte accepteert het gezag van zijn ouders niet en er zijn problemen in de communicatie tussen ouders en verdachte. De ouders hebben onvoldoende inzicht in de problematiek van verdachte en hebben geen grip op hem.
Verdachte heeft een gemiddelde intelligentie en is gemotiveerd en bereid om mee te werken aan jeugdreclasseringsbegeleiding. Voorts is er geen sprake van agressieproblematiek. De ouders zijn zeer betrokken en ondersteunend voor verdachte. De ouders zijn leerbaar en staan open voor hulpverlening.
Ten aanzien van de gedragsproblematiek, samenhangend met ODD, is behandeling voor verdachte noodzakelijk. Deze behandeling dient zich te richten op de aspecten van de ODD en het omgaan daarmee in het dagelijks leven, alsmede de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van verdachte. Hierbij zijn in het bijzonder de gewetensontwikkeling en het leren mentaliseren belangrijke thema’s. Voorts dient er aandacht te zijn voor het middelengebruik van verdachte. De inschatting is dat dit traject, gelet op de langdurige aard van de problematiek zeker zes maanden tot een jaar in beslag zal nemen.
De geadviseerd wordt om verdachte een gedrags beïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen.
F.L. de Jong en S. Hardebol, raadsonderzoekers, hebben ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) d.d. 19 september 2014 toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming sluit zich – kort gezegd – aan bij de conclusies en het advies van J. Petersen.
De begeleiding van verdachte loopt nu goed omdat hij in een strak kader zit. Verdachte heeft echter nog niet geleerd hoe te handelen en reageren in bepaalde situaties, hoe om te gaan met de bij hem vastgestelde problemen, het kiezen van de juiste vrienden, zijn baan behouden. Hiervoor is behandeling van verdachte nodig. De tijd die resteert in het kader van de lopende ITB Plus, ook als deze met 6 maanden verlengd zou worden, is te kort om de gestelde doelen te halen. Bij een GBM kan direct worden ingegrepen als dat nodig is. Bij de reguliere bijzondere voorwaarden wordt dit eerst aan de rechter voorgelegd.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om verdachte een GBM op te leggen voor de duur van 12 maanden, in de vorm van een ITB Plus traject gedurende de tijd van de GBM, een behandeltraject bij De Waag, bestaande uit individuele behandeling, een medicatietraject en MST. Daarnaast, indien dit aan de hand van urinecontroles nodig blijkt, een behandeling bij Victas.
S. Hafsi en M. van der Steen, jeugdreclasseerders van Bureau Jeugdzorg (BJZ), hebben ter terechtzitting het Plan van Aanpak GBM d.d. 15 september 2014 toegelicht.
In het kader van een eerdere begeleiding heeft verdachte laten zien zeer zelf bepalend te zijn. Verdachte heeft een stevige stok achter de deur nodig om hem te motiveren om te blijven meewerken. Behandeling van verdachte is gelet op zijn problematiek noodzakelijk.
Verdachte werkt goed mee aan de ITB Plus maatregel en komt zijn afspraken na. Zo heeft hij inmiddels een bijbaan en onthoudt hij zich van contacten met jongens die staan op de door de wijkagent opgestelde lijst met ongewenste vrienden. In het geval de rechtbank geen GBM zal opleggen adviseert BJZ verdachte toezicht en begeleiding op te leggen, met daarbij de ITB Plus voor de duur van twaalf maanden en de eerder genoemde bijzondere voorwaarden. In het kader van de ITB Plus kan er gewerkt worden aan de doelen en behandeling zoals geadviseerd. Daarnaast is er na het beëindigen van de ITB Plus nog een jaar toezicht en begeleiding.
Verdachte heeft ter terechtzitting zich bereid verklaard mee te werken aan een ITB Plus traject, ook als dit voor de duur van 12 maanden zou zijn, en aan eventuele behandeling en begeleiding zoals door de deskundigen is geadviseerd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank acht onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om over te gaan tot het opleggen van een GBM. Verdachte heeft weliswaar eerdere begeleiding gehad die niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, thans ondergaat hij voor het eerst een ITB Plus maatregel, die al enige maanden naar tevredenheid van de betrokken behandelaars en begeleiders verloopt. Verdachte werkt mee en is bereid om hieraan mee te blijven werken, alsook aan de benodigde en geadviseerde begeleiding en behandeling. De rechtbank is van oordeel dat het, mede gelet op de motivatie daarvoor bij verdachte, van belang is de thans ingeslagen weg voort te zetten. Een GBM heeft op dit moment geen meerwaarde. De noodzakelijke en gewenste begeleiding en behandeling kan ook plaats vinden binnen het kader van de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf, zoals de jeugdreclasseerders van BJZ ter zitting hebben bevestigd. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat, gelet op de grote weerstand bij verdachte tegen deze maatregel, de kans van slagen zeer gering is terwijl hij wel openstaat voor behandeling en begeleiding die voortborduurt op de reeds ingezette weg. De rechtbank is gelet op de persoon van verdachte en hetgeen ter terechtzitting is besproken, van oordeel dat het kader van toezicht en begeleiding vanuit BJZ, met daarbij de ITB Plus voor de duur van 12 maanden en de overige bijzondere voorwaarden zoals door de RvdK en BJZ geadviseerd, voldoende mogelijkheden en ruimte biedt om de geadviseerde en benodigde behandeling en begeleiding van verdachte te realiseren.
Alles afwegende acht de rechtbank, mede gelet op de ernst van het onderhavige feit en de persoon van verdachte, een jeugddetentie van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal hiervan 59 dagen voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding, waarvan twaalf maanden ITB Plus en de overige bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geformuleerd.
De rechtbank acht - gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht - de dadelijke uitvoerbaarheid aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen onaantastbaarheid van een persoon en er bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2.556,23 voor feit 1 en 2.
Voornoemde vordering is als volgt opgebouwd:
1. ter zake een Samsung S4,
2. € 679,99 ter zake een Samsung S5,
3. € 79,95 ter zake een jack,
4. € 134,75 ter zake een abonnementskosten gsm Samsung S5,
5. € 15,50 ter zake een vervoers-/parkeerkosten,
6. € 1.000,00 ter zake een psychische schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in het geheel
- hoofdelijk - toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de onder 1 gevorderde schade, gelet op de bepleite vrijspraak, niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het gevorderde bedrag te matigen, nu de betreffende telefoon al een jaar oud was.
Bij de onder 2 genoemde schade kan de vraag worden gesteld of aangever direct zelf schade heeft geleden, nu hij de betreffende telefoon kennelijk gekregen heeft. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Een jack (nummer 3) kan men doorgaans eenvoudig (laten) herstellen. In de vordering staat hierover niets vermeld. Mede gelet op de matige kwaliteit van de foto’s van het betreffende jack, acht de verdediging de vordering onvoldoende onderbouwd. Derhalve dient de benadeelde partij op dit punt niet ontvankelijk verklaard te worden.
Uit de bijlagen met betrekking tot de gevorderde abonnementskosten (nummer 4) kan de verdediging het gevorderde bedrag niet herleiden. De vordering is daarmee onvoldoende onderbouwd. Derhalve dient de benadeelde partij op dit punt niet ontvankelijk verklaard te worden.
Ten aanzien van de gevorderde vervoers-/en parkeer kosten (nummer 5) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De gevorderde immateriële schade (nummer 6) dient gematigd te worden, nu het voorbeeld ter onderbouwing daarvan ziet op een niet gelijkwaardige zaak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de onder nummer 1 genoemde schade zou zijn ontstaan, zodat de benadeelde partij op dit punt niet ontvankelijk zal worden verklaard.
De onder nummer 3 genoemde schade ziet op de vervanging van het kapot getrokken jack. De rechtbank acht de vordering op dit punt, gelet op de onderbouwing en de foto’s (pagina 21 en 22 politie proces-verbaal) van het beschadigde jack, voldoende onderbouwd.
De onder nummer 4 genoemde schade ziet op de abonnementskosten gedurende de periode
- 9 mei 2014 t/m 1 augustus 2014 - dat de benadeelde partij geen gebruik kon maken van zijn abonnement. De maandkosten bedragen de helft van € 97,99. De rechtbank acht de vordering op dit punt voldoende onderbouwd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de geleden immateriële schade gelet op enerzijds de ernst van het feit en de daarmee voor het slachtoffer gepaarde gevolgen en anderzijds op de jonge leeftijd van zowel verdachte als het slachtoffer.
De rechtbank stelt de door [benadeelde] geleden immateriële schade in redelijkheid vast op
€ 500,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.410,19 (nummers 2 t/m 6) een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit, waarvan € 910,19 (nummers 2 t/m 5) ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal het bevel tot betaling van dit bedrag hoofdelijk opleggen nu mogelijk ook een ander dan verdachte heeft bijgedragen aan het ontstaan van deze schade.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal gelet op de jonge leeftijd van verdachte geen vervangende jeugddetentie opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 771, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren de navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van Toezicht en Begeleiding, waarvan twaalf maanden de Intensieve Traject Begeleiding Plus, worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg;
* mee zal werken aan een behandeltraject bij De Waag, of een soortgelijke instelling, bestaande uit:
- een individuele behandeling van veroordeelde en/of
- een medicatie traject en/of
- Multi Systeem Therapie (MST),
waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven,
* mee zal werken aan urinecontroles, zo lang en frequent als gedurende de proeftijd door de behandelaars en/of begeleiders van veroordeelde nodig wordt geacht;
* - indien dit door zijn begeleiders/behandelaars noodzakelijk wordt geacht - mee zal werken aan een behandeling bij VICTAS, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Dadelijk uitvoerbaar
- verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.410,19, waarvan € 910,19 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 1.410,19 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door A.C. Schroten, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. A.M. Verhoef en G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 oktober 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2014 te Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk:Samsung, type: Galaxy S5, kleur: zwart/koper), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en of zijn mededader(s):
- een mes, althans een (steek)wapen heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [benadeelde] en/of
- ( daarbij) die [benadeelde] de woorden "Als je een gil geeft dan steek ik je" heeft/hebben toegevoegd, althans woorden van gelijkende (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgehouden en/of
- de kleding en/of zakken van die [benadeelde] heeft/hebben afgetast en/of doorzocht en/of
- die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben geschopt/geslagen tegen het been en/of het lichaam;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2
primair
hij op of omstreeks 01 mei 2014 te Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy S4, kleur: Wit), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met dat oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid voorgewend dat hij met de telefoon van [benadeelde] zijn moeder wilde bellen omdat zij ongerust was, waardoor naam [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op of omstreeks 01 mei 2014 te Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een mobiele telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy S4, kleur: Wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als houder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair
hij op of omstreeks 01 mei 2014 te Houten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy S4, kleur: Wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)