ECLI:NL:RBMNE:2014:5367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
16-701724-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en diefstal in Utrecht met levensgevaar en schade aan derden

Op 3 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Irak, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en meerdere diefstallen. De verdachte heeft op 20 juni 2013 opzettelijk brand gesticht in een kamer van de Noodopvang Vreemdelingen in Utrecht, wat leidde tot levensgevaar voor een medebewoner en schade aan de woning. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernielingen en diefstallen in en rondom de Noodopvang, waaronder het inbreken in een kerkgebouw en het stelen van telefoons en geld van medebewoners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot reclassering en behandeling. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de medebewoner en de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/701724-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Irak)
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting De Haaglanden, Huis van Bewaring Zoetermeer
raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is Pro Forma behandeld op de terechtzittingen van 27 september 2013, 11 oktober 2014, 3 januari 2014, 14 maart 2014, 15 april 2014, 13 juni 2014 en 2 september 2014 en is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 september 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 20 juni 2013 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning terwijl daardoor gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan;
feit 2: op 20 juni 2013 een deur van een woning heeft vernield of beschadigd door met een mes die deur te forceren;
feit 3: op 25 juni 2013 (A) heeft ingebroken in een kerkgebouw en daar een draagbare telefoon heeft weggenomen en/of (B) een of meerdere ruiten van een kerkgebouw heeft vernield;
feit 4: op 19 juni 2013 meerdere ruiten van een kerkgebouw heeft vernield;
feit 5: in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 een telefoon en een simkaart heeft gestolen van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht;
feit 6: in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2013 meerdere keren goederen en/of geld heeft gestolen van [benadeelde].

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden indien de rechtbank de verklaringen van verdachte volgt, dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.
Subsidiair refereert de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het einddossier proces-verbaal nummer PL 2013 141839B. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
feit 1 en feit 2
Op 20 juni 2013 kwamen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse naar aanleiding van een melding van een woningbrand op het Lodewijk Napoleonplantsoen te Utrecht. De brandweer bracht een man, [benadeelde], naar buiten. [benadeelde] had tranende ogen, rook naar een brandlucht en had een brandwond op zijn rechter onderarm. In woning aan het Lodewijk Napoleonplantsoen 14 II, op de tweede verdieping zagen verbalisanten 3 slaapkamers. In de meest linkerslaapkamer stond een geheel afgebrand bed. [1]
Op 20 juni 2013 omstreeks 06.00 uur lag [benadeelde] te slapen in de woning aan het Lodewijk Napoleonplantsoen 14 II Utrecht. De woning was van de Noodopvang Utrecht. In de woning bevonden zich drie slaapkamers. De meest rechter slaapkamer was van [benadeelde], de middelste was van [verdachte] en de linker slaapkamer was van een bewoner die op vakantie was. [benadeelde] werd wakker omdat [verdachte] in de woning naar binnen wilde. Hij zag dat [verdachte] een mes pakte en de meest linker slaapkamerdeur openbrak. [2] [verdachte] ging terug naar zijn eigen kamer en pakte daar een hele stapel kranten. Vervolgens zag hij [verdachte] met een aansteker. [benadeelde] ging terug naar zijn eigen kamer en opeens rook hij een brandlucht. Hij zag brand op de kamer van [A]. [verdachte] was niet meer in woning. Op het moment dat hij [verdachte] had binnen gelaten was er buiten [benadeelde] en [verdachte] verder niemand in woning. Toen hij de brand wilde blussen had hij zijn rechter onderarm verbrand en rook ingeademd. [3]
Op 20 juni 2014 werd bij [benadeelde] een koolmonoxidevergiftiging vastgesteld. Voorts had [benadeelde] een brandwond op zijn rechter onderarm, waar hij een blijvend litteken aan zal overhouden. [4]
De woning aan het Lodewijk Napoleonplantsoen 14 2 te Utrecht bevond zich op de tweede etage van een appartementencomplex, bestaande uit 5 bouwlagen, waarvan 4 woonlagen.
In de deuropening van de linker slaapkamer van de woning aan het Lodewijk Napoleonplantsoen 14 2 te Utrecht werd een open en nagenoeg lege kunststof fles met het opschrift terpentine aangetroffen. De inhoud van de fles rook naar terpentine en in de kamer werd een lucht geroken die overeenkwam met de lucht uit de fles. Op het kleed in de kamer lagen veel kranten. De brand in de slaapkamer is hoogstwaarschijnlijk ontstaan door het sprenkelen van brandversnellende middelen op het bed en deels op de vloer. Vervolgens is de vloeistof aangestoken waarna brand is ontstaan, dit gezien het feit dat op meerdere locaties op de vloer en het bed verhoogde concentratie brandversnellende middelen werden gemeten . Door de brand is er gemeen gevaar voor personen en goederen ontstaan. [5]
In het kozijn van de deur die toegang gaf tot de kamer, in de woning aan het Lodewijk Napoleonplantsoen 14 2 hoog te Utrecht, waar brand had gewoed was een schroef gedraaid. Het oog van de schroef was beschadigd en opengebogen. [6]
Op 25 juni 2013 werden ten tijde van de aanhouding van verdachte [verdachte] twee messen bij hem aangetroffen. [7]
Uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek volgt dat de beschadigingen op het verbogen schroefoog, afkomstig uit het Lodewijk Napoleonplantsoen te Utrecht, zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een van de onder verdachte in beslag genomen messen. [8]
feit 3 A en B
Op 25 juni 2014 deed [naam] aangifte namens de St. Dominicusparochie en de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, beide gevestigd in de Dominicuskerk aan de Palestrinastraat 1 te Utrecht. Zij hoorde omstreeks 02.15 uur glasgerinkel en zag buiten een man wegduiken. Nadat de politie ter plaatse was gekomen zag zij dat een man werd aangehouden. In het gebouw waren in totaal vier ruiten vernield: één ruit in de grote zaal van de kerk, twee ruiten in het kantoor van Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht en één ruit in de gastvrouwenkamer. Tevens was vanuit deze laatste ruimte een draagbare telefoon van het merk KPN Arizona 910, kleur grijs, weggenomen. Deze telefoon stond op de vensterbank achter de vernielde ruit. [9]
Op 25 juni 2013 omstreeks 02.43 kwamen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ter plaatse op de Palestrinastraat 1a te Utrecht. Een vrouw riep dat een man zich verschool in de bosjes voor het pand. Verbalisanten zagen een man wegrennen. De man werd vervolgens aangehouden. De man bleek genaamd [verdachte]. In de broekzak van [verdachte] werd onder andere een telefoon aangetroffen. De telefoon was grijs van kleur en van het merk KPN. [10] De onder verdachte aangetroffen telefoon werd door [naam] herkend als de telefoon welke op 25 juni 2013 was weggenomen. [11]
feit 4
Op 19 juni 2013 kregen de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7] de melding dat [verdachte] het pand van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht aan de Palestrinastraat 1b te Utrecht niet wilde verlaten. Verbalisanten gingen ter plaatse en begeleidden [verdachte] naar buiten. Verbalisanten zagen dat [verdachte] uit het niets met het hoofd naar voren gericht op de voordeur van de noodopvang afstormde. Zij zagen dat [verdachte] met zijn hoofd door een van de glazen ruiten van de voordeur boorde. [12]
Op 19 juni 2013 zag [getuige 1] dat [verdachte] door de politie het pand van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht aan de Palestrinastraat 1B te Utrecht uit begeleid werd. Even later hoorde [getuige 1] glasgerinkel en hij zag dat het hoofd van [verdachte] door het ruitje van de voordeur stak. Tevens was de ruit rechtsonder bij de deur kapot. [13]
feit 5
In de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 werd er een mobiele telefoon weggenomen uit het kantoor van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht aan de Palestrinastraat 1B te Utrecht. Het betrof een telefoon van het merk Nokia, type 6300. In de telefoon zat een simkaart met het telefoonnummer [nummer]. [verdachte] was sinds 27 april 2011 cliënt bij de stichting. Cliënten van de stichting komen ook in het betreffende kantoor. [14]
Op 25 juni 2013 werden in de fouillering van [verdachte] onder andere een drietal simkaarten aangetroffen. [15]
Uit onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen simkaarten bleek dat het telefoonnummer van één van de simkaarten, merk T-Mobile, [nummer] was, welk nummer op naam stond van Noodopvang SND (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld: Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht). [16]
feit 6
In januari 2013 zag [benadeelde] nadat hij terug kwam in zijn kamer aan het Napoleonplantsoen 14 II te Utrecht dat zijn gsm, merk Nokia, met daarin een AH-mobiel simkaart met telefoonnummer [nummer] weg was. In de woning was op dat moment alleen [verdachte] aanwezig. Van de gemeente Utrecht had [benadeelde] een koudweerregelingskaart gekregen, deze kaart had hij niet aan [verdachte] gegeven. In de maanden januari 2013, maart 2013 en mei 2013 miste hij, nadat hij gedoucht had diverse malen geldbedragen uit zijn portemonnee, te weten tweemaal een bedrag van € 50,00 en eenmaal een bedrag van € 60,00. Op de momenten dat het geld verdween was hij samen met [verdachte] in de woning aanwezig, verder waren er op die momenten geen andere personen in de woning aanwezig. [17]
Op 25 juni 2013 werden in de fouillering van [verdachte] onder andere aangetroffen: een drietal simkaarten en een pasje van de koudweerregeling van de gemeente Utrecht op naam van [benadeelde]. [18]
Uit onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen simkaarten bleek dat het telefoonnummer van één van de simkaarten, merk Ah-mobile, [nummer] was, welk nummer op naam stond van [benadeelde]. [19]
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan het Napoleonplantsoen 14 2HG, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk - terpentine op een bed en vloerbedekking welke in voornoemde woning staat en/of ligt gegoten en/of gesprenkeld en vervolgens dat bed en/of die vloerbedekking met daarop die terpentine heeft aangestoken met een aansteker,
ten gevolge waarvan in voornoemde woning brand is ontstaan en een gedeelte van die woning is verbrand, zulks terwijl [benadeelde] zich in die woning bevond, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) voornoemde woning en (de inboedel van) één of meer belendende perce(e)l(en) en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] en één of meer perso(o)n(en) die zich in die/dat belendende perce(e)l(en) bevond(en), te duchten was;
ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur van de woning gelegen aan de Lodewijk Napoleonplantsoen 14 2HG, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mitros Woningbouw en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes, althans een voorwerp, voornoemde deur te forceren;
ten aanzien van feit 3:
A.
op 25 juni 2013 in de gemeente Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerkgebouw gelegen aan de Palestrinastraat 1 A heeft weggenomen een draagbare telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of St. Dominicusparochie en/of Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door braak, immers heeft hij, verdachte, een ruit van voornoemd kerkgebouw geforceerd;
en
B.
op 25 juni 2013 in de gemeente Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruit(en) van een kerkgebouw gelegen aan de Palestrinastraat 1 A, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan St. Dominicusparochie en/of de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde ruiten te forceren en/of in te slaan;
ten aanzien van feit 4:
op 19 juni 2013 in de gemeente Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van een kerkgebouw gelegen aan de Palestrinastraat 1 B, toebehorende aan Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht (SNDVU), heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde ruiten heeft geforceerd;
ten aanzien van feit 5:
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, merk Nokia, type: 6300, en een simkaart, provider: t-mobile, telefoonnummer [nummer], toebehorend aan Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht;
ten aanzien van feit 6:
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, merk: Nokia en een simkaart, provider: AH-mobiel, telefoonnummer [nummer] en een koudweerregelingskaart en een geldbedrag, € 160,00 toebehorend aan [benadeelde];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3A: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en
feit 3B: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 5 en feit 6: telkens: diefstal.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
het Pieter Baan Centrum dat op 10 april 2014 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat men ten gevolge van de beperkte medewerking van verdachte aan het onderzoek niet in staat is de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte te onderbouwen dan wel uit te sluiten. Derhalve is het niet mogelijk een gedragskundige onderbouwing te geven voor een doorwerking van een eventuele pathologie van verdachte in de hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact onder de voorwaarden zoals deze door het Pieter Baan Centrum zijn geformuleerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het onwenselijk is dat verdachte zonder vangnet op straat komt te staan. De gevolgen daarvan zullen, gelet op de persoon van verdachte, desastreus zijn. De verdediging heeft derhalve bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen van iets langere duur dan het voorarrest, opdat er voldoende bandbreedte is om de reclassering de tijd te geven een en ander te regelen voor verdachte voordat deze op straat komt te staan. Ten aanzien van het voorwaardelijk strafdeel heeft de verdediging zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een kamer die hem ter beschikking is gesteld door de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen. De kamer bevindt zich in een woning waar nog twee andere personen een kamer hebben en welke is gelegen op de tweede verdieping van een appartementencomplex van vier woonlagen. Verdachte zelf heeft de woning verlaten nadat hij de brand had veroorzaakt en heeft niemand gewaarschuwd voor de brand.
Daardoor is levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ontstaan voor de aanwezige bewoners/personen van de naastgelegen kamers en aangrenzende woningen, alsmede gevaar voor de betreffende kamer en woning, alsmede de aangrenzende kamers/woningen. Een van de medebewoners heeft daadwerkelijk een brandwond opgelopen met als gevolg een blijvend litteken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dit soort feiten veroorzaken gevoelens van angst en van onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diverse diefstallen en vernielingen. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en financiële schade bij de benadeelden.
Verdachte heeft hierbij geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij, geruime tijd geleden, eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Uit het door het Pieter Baan Centrum opgemaakte rapport d.d. 10 april 2014 volgt – zakelijk weergegeven – dat er sinds de komst van verdachte naar Nederland sprake is van een langdurig sociaal en maatschappelijk disfunctioneren, terugkerende zelfmoordgestes, zelfbeschadigend, dwingend en dreigend gedrag, alsmede diverse geweldsescalaties en terugkerende contacten met politie.
Hoewel men niet in staat is de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte te onderbouwen dan wel uit te sluiten, meent men dat wel gesproken kan worden van complexe en invaliderende problematiek, waarbij zowel lichamelijke als ook psychische factoren een rol lijken te spelen, ook wel psychosomatiek genoemd. Verdachte kan na zijn invrijheidstelling baat hebben bij een zogenoemd “twee sporenbeleid” een behandelbeleid/toekomstig begeleidingstraject met een duidelijke integratie van zowel lichamelijke als ook psychische aspecten. Een dergelijke behandeling en begeleiding wordt geboden in gespecialiseerde behandelcentra, zoals bijvoorbeeld de afdeling Psychosomatiek Eikenboom van Altrecht GGZ.
De rechtbank overweegt dat gelet op de aard en ernst van de feiten, met name van de bewezenverklaarde brandstichting, een forse gevangenisstraf passend en geboden is.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
De voorwaardelijke straf heeft als doel verdachte er van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en maakt de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte in een voor hem geschikte setting mogelijk.
De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De benadeelde partijen

7.1
[benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2.262,00, waarvan
€ 2.000,00 ter zake van immateriële schade en € 262,00 ter zake van materiële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade geheel toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding. De officier van justitie refereert zich ten aanzien van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze te matigen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de door [benadeelde] geleden immateriële schade in redelijkheid vast op
€ 1.500,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.762,00 een rechtstreeks gevolg is van de onder 1 en 6 bewezen verklaarde feiten, waarvan € 262,00 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 20 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van het meer gevorderde verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij desgewenst zijn vordering door de burgerlijke rechter laten toetsen .
7.2
[A]
De benadeelde partij [A] vordert een schadevergoeding van € 500,00 voor feit 1, waarvan € 250,00 ter zake van immateriële schade en € 250,00 ter zake materiële schade.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding. De immateriële kosten, € 250,00 zijn onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient voor dat deel niet ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 20 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de brand grote gevolgen heeft gehad voor de benadeelde partij, die ten gevolge van de brand in één klap zijn bezittingen en zijn woonruimte is kwijtgeraakt.
7.3
Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht
De benadeelde partij Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht
vordert een schadevergoeding van € 200,00 ter zake materiële schade voor feit 1, 3, 4 en 5.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de kosten voor wat betreft de telefoon en beredderingskosten toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding. De kosten voor wat betreft de noodopvang van [benadeelde] zijn onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient voor dat deel niet ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering.
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 100,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank acht de gevorderde schade van € 100,00 met betrekking tot (kosten van) de opvang voor [benadeelde] onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.4
Mitros
De benadeelde partij Mitros vordert een schadevergoeding van € 25.224,68 ter zake materiële schade voor feit 1.
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Niet duidelijk is of de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, dan wel Mitros wel of niet verzekerd zijn. Derhalve is niet vast te stellen of de schade al dan niet (deels) door de verzekering zal worden vergoed.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat niet duidelijk is of de werknemer die de vordering heeft ondertekend, bevoegd is deze vordering in te dienen.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij, zonder nadere toelichting, onvoldoende onderbouwd, nu de omvang van de gedeclareerde werkzaamheden, naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer in verhouding lijkt te staan tot de veroorzaakte schade.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdediging heeft bepleit om, indien de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel oplegt, geen vervangende hechtenis toe te passen, gelet op het beperkte vermogen en perspectief van verdachte om inkomen te genereren.
Met betrekking tot de toe te wijzen vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank wel de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Uit het onderzoek ter zitting is aannemelijk geworden dat, mede gelet op de persoon van verdachte, de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de verdachte niet toereikend zullen zijn om voormelde bedragen te voldoen.
De rechtbank zal derhalve geen vervangende hechtenis opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3A: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en
feit 3B: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 5 en feit 6: telkens: diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich aansluitend op zijn vrijlating zal melden bij de Reclassering Nederland Reclassering op het adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht, telefoonnummer 030 230 54 54. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* zich zal laten behandelen en/of begeleiden door/op de afdeling Psychosomatiek Eikenboom van Altrecht GGZ, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling/begeleiding door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- [benadeelde]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 1.762,00, waarvan € 1.500,00 ter zake van immateriële schade en € 262,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 20 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- [A]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 500,00, waarvan € 250,00 ter zake van immateriële schade en € 250,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 20 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrechtvan € 100,00, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen:
- benadeelde partij [benadeelde], € 1.762,00,
- benadeelde partij [A] € 500,00,
- benadeelde partij Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, € 100,00;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd, dat de betalingsverplichting aan de Staat vervalt bij voldoening aan de benadeelde partij;
- MITROS
- verklaart de benadeelde partij
MITROSniet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. H.A. Gerritse en mr. A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 oktober 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan het Napoleonplantsoen 14 2HG, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk - terpetine, althans een brandbare vloeistof/brandversnellend middel op een bed en/of vloerbedekking welke in voornoemde woning staat en/of ligt heeft gegoten en/of gesprenkeld en/of vervolgens dat bed en/of die vloerbedekking en/of (met daarop) die terpetine heeft aangestoken (met een aansteker) en/of - één of meerdere krant(en), althans een brandbare stof heeft aangestoken (met een aansteker), in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met één of meerdere brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde woning brand is ontstaan en/of (een) gedeelte(n) van die woning is/zijn verbrand, zulks terwijl [benadeelde] zich in die woning (te weten in de naast de kamer waar de brand is ontstaan gelegen kamer) bevond, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) voornoemde woning en/of (de inboedel van) één of meer belendende perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] en/of één of meer perso(o)n(en) die zich in die/dat belendende perce(e)l(en) bevond(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur van de woning gelegen aan de Lodewijk Napoleonplantsoen 14 2HG, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mitros Woningbouw en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes, althans een voorwerp, voornoemde deur te forceren;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
A.
hij op of omstreeks 25 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kerkgebouw gelegen aan de Palestrinastraat 1 A heeft weggenomen een draagbare telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of St. Dominicusparochie en/of Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door braak en/of verbreking, immers heeft hij, verdachte, een ruit van voornoemd kerkgebouw geforceerd en/of verbroken;
en/of
B.
hij op of omstreeks 25 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruit(en) van een kerkgebouw gelegen aan de Palestrinastraat 1 A, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan St. Domonicusparochie en/of de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde ruit(en) te forceren en/of te verbreken en/of in te slaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruit(en) van een kerkgebouw gelegen aan de Palestrinastraat 1 B, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 1] en/of Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht (SNDVU), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde ruit(en) heeft in geslagen en/of getrapt, althans heeft geforceerd;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk: Nokia, type: 6300) en/of een simkaart (provider: t-mobile, telefoonnummer [nummer]), in elk geval een/of meer goederen, geheel of ten dele toebehorend aan Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
6.
dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2013 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk: Nokia) en/of een simkaart (provider: AH-mobiel, telefoonnummer [nummer]) en/of een koudweerregelingskaart en/of een geldbedrag ( 160,00), in elk geval een/of meer goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 17 en 18.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde], pagina 20 en 21.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde], pagina 23 en 24.
4.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [benadeelde] d.d. 21 juni 2013, pagina 32.
5.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 119 tot en met 121.
6.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 121.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3], pagina 68; proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4], pagina 71.
8.Proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek, pagina 158 tot met 161.
9.Proces-verbaal van aangifte [naam], pagina 64, 65 en 67.
10.proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3], pagina 68; proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 4], pagina 71.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 72.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 60.
13.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1], pagina 33 en 34.
14.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1], pagina 73 en 74.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 94.
16.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens mobiele telefonie, pagina 194 en 195.
17.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde], pagina 79 en 80.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 94.
19.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking verkeersgegevens mobiele telefonie, pagina 194 en 195.