ECLI:NL:RBMNE:2014:530
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak
Op 7 februari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak tegen rechter-commissaris mr. P.L.C.M. Ficq. Het wrakingsverzoek was ingediend door de advocaat van de verzoeker, mr. G.J. van Oosten, naar aanleiding van een verhoor van de getuige, die tevens de vriendin van verzoeker is. Tijdens dit verhoor, dat op 19 december 2013 plaatsvond, werden vragen gesteld die seksueel van aard waren en betrekking hadden op de relatie tussen de getuige en verzoeker. Mr. Van Oosten maakte bezwaar tegen deze vragen, waarna het verhoor tijdelijk werd geschorst. Ondanks zijn bezwaren besloot de rechter-commissaris het verhoor voort te zetten, wat leidde tot het wrakingsverzoek.
In zijn verzoek stelde mr. Van Oosten dat de rechter-commissaris niet onpartijdig was, omdat hij de rechercheurs toestond vragen te stellen die de rechten van de verdediging zouden schenden. De wrakingskamer beoordeelde het verzoek aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en de relevante jurisprudentie. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris het verhoor door rechercheurs liet uitvoeren, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat mr. Van Oosten in de gelegenheid was gesteld om bij het verhoor aanwezig te zijn en dat de beslissing van de rechter-commissaris om de vragen te laten stellen een procesbeslissing was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter-commissaris. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.