ECLI:NL:RBMNE:2014:5277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
16/661251-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van Budda2Budda sieraden na inbraak

Op 28 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetheling van Budda2Budda sieraden. De verdachte, geboren in 1977, was niet verschenen tijdens de zittingen, maar zijn raadsman, mr. J. Michels, was wel aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data in 2014, waarbij de officier van justitie de vordering heeft gepresenteerd en de verdediging haar standpunt heeft toegelicht. De tenlastelegging omvatte zowel primair opzetheling als subsidiair schuldheling van een aantal sieraden die waren gestolen tijdens een inbraak op 6 juni 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft betoogd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging betwistte dat er voldoende bewijs was voor de opzetheling. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken en getuigenverklaringen, zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de sieraden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij zij rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de heling van de gestolen goederen. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geen redenen gevonden om de straf te matigen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661251-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 oktober 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [adres] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014, 15 juli 2014, 2 oktober 2014, 6 oktober 2014 en 14 oktober 2014. De verdachte is niet verschenen. De raadsman van verdachte, mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, is wel verschenen. De raadsman heeft verklaard dat verdachte hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman van verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander een aantal Budda2Budda sieraden heeft geheeld.
Primair ten laste gelegd als opzetheling, subsidiair als schuldheling.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat de sieraden waarover in de tapgesprekken wordt gesproken en die aan medeverdachte [medeverdachte 1] zijn overgedragen ook de sieraden zijn die zijn weggenomen bij de inbraak in [naam] in [plaats].
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat een bewezenverklaring van heling in overwegende mate steunt op de belastende verklaring van [medeverdachte 1] bij de politie. Nu [medeverdachte 1] zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris heeft beroepen op zijn verschoningsrecht, heeft de verdediging geen effectieve ondervragingsmogelijkheid gehad. De verdediging stelt zich derhalve op het standpunt dat de verklaring van [medeverdachte 1] dient te worden uitgesloten van het bewijs en verwijst daartoe naar de uitspraak van het EHRM in de zaak Vidgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangever [aangever] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van de winkel [naam] aan de [adres] te [plaats]. Op 6 juni 2013 heeft een medewerker de winkel afgesloten. Op 7 juni 2013, omstreeks 03:30 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale dat er in mijn winkel meerdere inbraakalarmen waren. [2] Ik zag dat men het glas van een vitrinekast had ingeslagen. In deze kast hadden allemaal sieraden van het merk BUDDHA TO BUDDHA gelegen. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het totale aantal sieraden dat is weggenomen komt op 93 stuks. [4]
In het proces-verbaal van stelselmatige observatie d.d. 6 juni 2013 en 7 juni 2013 is – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 7 juni 2013 komt [medeverdachte 2] rond 00:40 uur in een BMW [kenteken] de parkeerplaats in [plaats] op gereden. Ik zag dat [medeverdachte 2] uitstapte. [5] Omstreeks 00:54 uur komt een Renault Laguna voorzien van kenteken [kenteken] de parkeerplaats in [plaats] op gereden. Ik zag dat de bestuurder [medeverdachte 3] was. Omstreeks 2:20 uur zag ik subject [medeverdachte 2] en contact [medeverdachte 3] op een bankje te [plaats]. [6] Omstreeks 03:11 uur zag ik dat subject [medeverdachte 2] weg fietste in de richting van de [adres]. Ik zag dat contact [medeverdachte 3] dezelfde richting op fietste en stil ging staan op de [adres]. Ik zag dat subject [medeverdachte 2] in de [adres] stopte en in de richting van de gevels van de aldaar gesitueerde winkels liep. Ik had hierdoor geen zicht meer op [medeverdachte 2]. Ik zag dat [medeverdachte 3] een aantal malen om zich heen keek. Ik zag op dat moment geen andere personen in de [adres]. Omstreeks 03:13 uur hoorde ik geluiden gelijkend op breekgeluiden. Ik hoorde dat deze geluiden kwamen uit de richting van de positie alwaar subject [medeverdachte 2] zich bevond. Ik hoorde glasgerinkel en een luid alarm afgaan. Omstreeks 03:15 uur zag ik dat subject [medeverdachte 2] uit de richting van de voorgevel van een winkel, alwaar na later de winkel [naam] gevestigd bleek te zijn, kwam gelopen. [medeverdachte 2] droeg een zwarte tas bij zich. Ik zag dat [medeverdachte 2] op zijn fiets stapte en wegfietste. Ik zag dat [medeverdachte 3] op zijn vouwfiets stapte en achter [medeverdachte 2] aan fietste. Ik zag en hoorde dat er een luid alarm afging van de winkel [naam], welke gevestigd was aan de [adres] te [plaats]. Ik zag dat er braakschade was aan de voorgevel van het pand. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Verdachte [medeverdachte 2] is de gebruiker van de mobiele telefoon met het telefoonnummer [nummer]. Op deze aansluiting werd een tap aangesloten. Tijdens dit onderzoek is door mij een aantal tapgesprekken beluisterd en uitgewerkt. In meerdere gesprekken op genoemde mobiele aansluiting, en via de ingebouwde OVC in het voertuig BMW 1 serie, kenteken [kenteken], die ik heb beluisterd en uitgewerkt, herkende ik de stem van de verdachte [medeverdachte 2]. Ik herkende de stem aan zijn accent, woordkeuze en intonatie.
Verdachte [medeverdachte 2] is de gebruiker van aansluiting [nummer]. Op deze aansluiting werd een tap aangesloten. Op 7 juni 2013, te 09:03 uur werd vanaf deze aansluiting gebeld. Tijdens dit gesprek noemt de beller zijn initialen, zijn rekeningnummer en zijn volledige woonadres. Hij geeft aan te zijn [medeverdachte 3], woonachtig aan de [adres]. [8] Tijdens het beluisteren en uitwerken van meerdere OVC gesprekken uit de personenauto die in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2] hoorde ik meerdere malen de stem van verdachte [medeverdachte 2]. Ik herkende de stem van [medeverdachte 2] aan zijn accent, taalgebruik en intonatie.
[verdachte] is de gebruiker van aansluiting [nummer]. Op deze aansluiting werd een tap aangesloten. Op 13 juni 2013 te 14:52 uur werd vanaf deze aansluiting gebeld. In dit gesprek stelt [verdachte] zichzelf voor met “[naam]”. Op 21 juni 2013 te 10:14 uur werd vanaf deze aansluiting gebeld. In dit gesprek stelt [verdachte] zichzelf voor als [verdachte]. Ik hoorde de medewerker van de Phoneshop vragen wat zijn postcode is. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat dit “[adres]” is. Uit gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt dat [verdachte] staat ingeschreven op de [adres] te [plaats]. [9]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit de tapgesprekken blijkt zeer vermoedelijk dat [medeverdachte 2] in de dagen volgend op de inbraak bij [naam] sieraden probeert te verkopen. [medeverdachte 2] deze sieraden met behulp met een vriend, genaamd [verdachte], op 11 juni 2013 verkocht heeft. [10]
Dit is mij gebleken uit het volgende [11] :
Op 7 juni 2013 omstreeks 15:08 uur (TA06, 31) is er een telefoongesprek tussen telefoonnummers [nummer] en [nummer]. Telefoongesprek tussen [bijnaam] en [bijnaam], respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 2].
[bijnaam]: Had je wel wat of niet?
[bijnaam] 3550: ja, ik heb wat. Spreek maar af met die gasten.
[bijnaam]: is goed. [12]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb de camerabeelden uitgekeken die gemaakt zijn op 7 juni 2013. Deze camera stond gericht op de woning waar verdachte [medeverdachte 2] op dat moment woonachtig was. Te 19:16:50 uur zag ik een man de woning verlaten. Ik herken deze man als [medeverdachte 2]. [13] Op het camerabeeld om 19:22:40 uur zag ik twee mannen in beeld komen. Ik zag dat één van de mannen [medeverdachte 2] betrof. Ik zag dat [medeverdachte 2] het portier van de BMW opent en er een blauwkleurig goed uitpakt. Ik zag vervolgens dat beide mannen de woning betreden. Op het camerabeeld te 19:29:27 uur zag ik dat de eerder genoemde mannen de woning weer verlaten. Ik zag dat de [bijnaam], bij het verlaten van de woning, in zijn hand een blauwkleurig goed draagt. Ik zag dat dit goed dezelfde blauwe kleur en afmeting heeft als het goed dat [medeverdachte 2] eerder uit zijn voertuig had gepakt. Ik kan met zekerheid zeggen dat de [bijnaam] [verdachte] is genaamd. [14]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 8 juni 2013 te 12:27 uur (TA05, 713) is er een telefoongesprek tussen [bijnaam] en [bijnaam]:
[bijnaam]: Deze wil hem wel, maar voor wat jij zegt.
[bijnaam]: Ja
[bijnaam]: Maar dan heb ik er al eentje, voor mijn vrouw, van afgehaald.
[bijnaam]: Ja, weet je. Ik moet gewoon hebben wat ik er voor vroeg, weet je.
[bijnaam]: Kan je niet een paar meijer zakken? Drie of drieënhalve meier, dat je zakt?
(…)
[bijnaam]: Ja goed, doe maar. Kan jij het gelijk afhandelen?
[bijnaam]: Ja over twee uurtjes, heb ik het geld voor je. [15]
De gespreksdeelnemers [bijnaam] en [bijnaam] zijn respectievelijk [medeverdachte 2] en [verdachte]. [16]
Op 11 juni 2013 omstreeks 11:06 uur (TA06, 129) is er een telefoongesprek tussen [bijnaam] en [bijnaam]:
[bijnaam]: wat bieden ze?
[bijnaam]: ik kom net niet met m uit.
(…)
[bijnaam]: wat bieden ze?
[bijnaam]: (…) 42,5 joh.
(…)
[bijnaam]: doe maar weg gewoon, doe maar weg gewoon.
(…)
[bijnaam]: ok, is goed ik ga t effe regelen.
De gespreksdeelnemers [bijnaam] en [bijnaam] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 2]. [17]
Op 11 juni 2013 omstreeks 11:27 uur (TA06, 131) is er een telefoongesprek tussen [bijnaam] ([nummer]) en [bijnaam]:
[bijnaam]: ja enne.. weet ook dat ik jou liet zien, dat heb ik aan [bijnaam] verkocht dan krijg ik van [bijnaam] ehh nog een armband ofzo.
(…)
[bijnaam]: ja
[bijnaam]: ja dan krijg je van [bijnaam] nog zo’n armband, dat heb ik net effe geregeld.
De gespreksdeelnemer [bijnaam] is [verdachte]. [18]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: In hoeverre worden er wel eens goederen aan jou aangeboden?
A: Dat gebeurt wel eens. Ik doe soms dingen om aan geld te komen. [19]
V: Heb jij Buddha to Buddha sieraden overgenomen van [verdachte]?
A: Ja, dat heb ik.
V: Waar zijn deze goederen nu?
A: Die zijn al weg, niet meer bij mij.
V: Hoeveel sieraden heb jij toen gekregen?
A: Ongeveer 20 a 30 stuks in een plastic tasje. [20]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 23 december 2013 heb ik verdachte [medeverdachte 1] gehoord over zijn betrokkenheid van heling van gestolen sieraden die zijn weggenomen bij een inbraak in bijouterie [naam] te [plaats] op 7-6-2013. Nadat het verhoor was afgenomen toonde ik verdachte [medeverdachte 1] nog enkele afbeeldingen van sieraden van het merk Buddha to Buddha, die door aangever waren aangeleverd. Nadat ik de afbeeldingen liet zien aan de verdachte, verklaarde hij het volgende: Ik heb dergelijke sieraden gekregen. Ik herken een aantal sieraden die u mij laat zien. Ik herken deze ring. Ik zag dat [medeverdachte 1] een ring aanwees, genaamd 504 Ellen. [medeverdachte 1] gaf aan dat hij een aantal ringen en armbanden had gekregen. [21]
4.3.2
Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring van opzetheling in overwegende mate steunt op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdediging heeft echter geen mogelijkheid gehad om getuige [medeverdachte 1] effectief te ondervragen, waardoor de verklaring van [medeverdachte 1] moet worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank overweegt als volgt. Het bewijs ten aanzien van de opzetheling steunt in de onderhavige zaak niet in overwegende mate (“solely or to a decisive extent”) op de verklaring van [medeverdachte 1]. Uit hetgeen hiervoor is opgesomd blijkt de betrokkenheid van verdachte bij de heling niet alleen uit de verklaring van [medeverdachte 1], maar ook uit de tapgesprekken en observaties. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] wel kan worden gebezigd voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 6 juni 2013 tot en met 11 juni 2013 schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een hoeveelheid Budda2Budda sieraden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 06 juni 2013 tot en met 11 juni 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid Budda2Budda sieraden onder meer
- een ring, model ellen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die Budda2Budda sieraden wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
medeplegen van opzetheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, bij een bewezenverklaring, een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar passend is. De verdediging heeft verzocht om het tijdsverloop in deze zaak te verdisconteren in de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een grote hoeveelheid gestolen sieraden. De gestolen sieraden vertegenwoordigen een totale nieuwwaarde tussen de
€ 18.000,- en € 24.065,-. Dergelijke feiten dragen bij aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen, en daarmee aan het voortduren van diefstal en verduistering van sieraden en andere waardevolle voorwerpen. Verdachte heeft kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. De rechtbank weegt mee dat verdachte een grotere rol heeft gehad dan medeverdachte [medeverdachte 1]: uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat verdachte degene is die afnemers zoekt voor en onderhandelt namens degene die de sieraden heeft gestolen. Deze werkwijze duidt erop dat verdachte zich – in ieder geval in de tenlastegelegde periode - op min of meer professionele wijze bezig houdt dan wel bezig heeft gehouden met het verhandelen van gestolen goederen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 september 2014. Daaruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld.
Ter zitting zijn niet zodanig onderbouwde persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren gebracht dat met die omstandigheden op matigende wijze rekening moet worden houden.
Voorts acht de rechtbank het tijdsverloop in de onderhavige zaak niet dermate lang dat dit verdisconteerd moet worden in de op te leggen straf.
Nu er geen sprake is van recidive in de afgelopen vijf jaar en de rechtbank rekening houdt met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken passend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
Medeplegen van opzetheling.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. H.A. Brouwer en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij in of omstreeks de periode van 06 juni 2013 tot en met 11 juni 2013 te
[plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
aantal/hoeveelheid Budda2Budda sieraden onder meer
- ( een) armband(en), te weten een (model) edwin voor heren en/of een (model)
esther small en/of twee, althans een, (model) kadek small en/of drie, althans
een of meer, (model) chain big en/of een (model) ben xl en/of
- ( een) ring(en), te weten drie, althans een of meer, (model) ellen en/of zes,
althans een of meer, (model) nathalie, heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van die Budda2Budda sieraden wist(en)
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 06 juni 2013 tot en met 11 juni 2013 te
[plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
aantal/hoeveelheid Budda2Budda sieraden onder meer
- ( een) armband(en), te weten een (model) edwin voor heren en/of een (model)
esther small en/of twee, althans een, (model) kadek small en/of drie, althans
een of meer, (model) chain big en/of een (model) ben xl en/of
- ( een) ring(en), te weten drie, althans een of meer, (model) ellen en/of zes,
althans een of meer, (model) nathalie) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van die Budda2Budda sieraden
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1401310930.ZD.HELING (09BREIFEL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever], d.d. 26 juni 2013, p. 26.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever], d.d. 27 juni 2013, p. 29.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juli 2013, p. 40.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 119.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 120.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 121.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 augustus 2013, p. 49.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 augustus 2013, p. 50.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, 128.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 129.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 140.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 217.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 218.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 150.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 151.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 185.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 december 2013, p. 191.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 23 december 2013, p. 241.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 23 december 2013, p. 242.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 december 2013, p. 245.