Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 oktober 2013,
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 11 april 2014.
2.De feiten
Nogmaals: ons probleem is dat er vrijwel niets op papier staat. Niettemin verzoek ik je nogmaals om alles wat je hebt toe te sturen, inclusief de oprichtingsakte c.q. statuten, gespreksverslagen etc.”
Zelf moet ik nog eens goed met de stofkam door de dagvaarding. Maar belangrijker: graag zou ik op korte termijn met [eiser 1] de dagvaarding punt voor punt willen doornemen. [eiser 1] van zijn kant moet nog een aantal producties c.q. bewijsmiddelen verzamelen. Denk hierbij ook aan bewijsmiddelen voor wat betreft de betalingen van de verschillende bedragen, dat wil zeggen aan notaris, Kamer van Koophandel, accountant, curator en leveranciers.”
(…) Zie ik het goed, dan heb ik toch nog niet van alle schadeposten een bewijs van betaling. Er ontbreekt bijvoorbeeld de betaling aan de notaris. Of zie ik het een en ander over het hoofd?
In navolging van de instructie om hoger beroep in te stellen bericht ik het volgende.
Op basis van de mij thans beschikbare informatie ga ik er vanuit dat vanwege het ontbreken van bewijsmiddelen en de zeer beperkte verhaalspositie van de wederpartij de kosten van de procedure niet opwegen tegen de te verwachten uitkomst van een hoger beroepsprocedure.”
3.Het geschil
- zal verklaren voor recht dat CMS toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ingevolge de tussen [eisers] en CMS gesloten overeenkomst van opdracht;
- de tussen [eisers] en CMS gesloten overeenkomst van opdracht zal ontbinden;
- CMS zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 41.424,60 aan [eisers], zijnde het bedrag aan betaalde declaraties, vermeerderd met de wettelijke rente over de onderliggende declaratiebedragen, vanaf de respectieve betaaldata tot aan de dag van voldoening,
- CMS zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 5.227,00, bestaande uit
- de proceskostenveroordeling in eerste aanleg tot een bedrag van € 4.027,00, en
- een vergoeding voor de door [eisers] gemaakte kosten van rechtsbijstand, te begroten op een bedrag van € 1.200,00 (inclusief BTW);