ECLI:NL:RBMNE:2014:5091

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
3120549
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en non-conformiteit van een tweedehands auto met betrekking tot herstel en ontbinding

In deze zaak heeft eiser, een consument, een tweedehands auto gekocht van Business Lease Nederland B.V. voor € 11.000,00. Na de aankoop zijn er verschillende defecten aan de auto geconstateerd, waaronder een kapotte cilinderkop. Eiser heeft de auto laten repareren en vordert nu ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom, alsook schadevergoeding voor de gemaakte kosten. Business Lease heeft verweer gevoerd en stelt dat er een vaststellingsovereenkomst zou zijn gesloten over de reparatiekosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen en dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst, omdat de gebreken niet op eenvoudige wijze konden worden ontdekt. De kantonrechter oordeelt dat Business Lease aansprakelijk is voor de herstelkosten en veroordeelt hen tot betaling van € 3.432,00 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. De reconventionele vordering van Business Lease wordt afgewezen, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet is vervuld. De proceskosten worden ook aan Business Lease opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3120549 UC EXPL 14-8703 MT/1291
Vonnis van 10 september 2014
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: M.T.M. Fluitman LL.B.,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Business Lease Nederland B.V.,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen Business Lease,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. F.J. Scheltema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juli 2014
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de comparitie na antwoord van 13 augustus 2014 waarvan aantekeningen zijn gehouden door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 10 mei 2013 van Business Lease een auto gekocht van het merk Citroën type Grand C4 Picasso 1.6 VTI (verder: de auto) voor € 11.000,00. De auto heeft als bouwjaar 2009 en had op het moment van aflevering een kilometerstand van 128.191.
2.2.
Op 6 juni 2013 is [eiser] gebleken dat de nokkenas van de auto vervangen moest worden. Na overleg tussen de echtgenoot van [eiser] en Business Lease hebben partijen afgesproken dat [eiser] de auto op kosten van Business Lease bij Autobedrijf [A] Enschede (verder: [A] ) mocht laten repareren. De kosten van de reparatie bedroegen € 218,74. De kosten zijn voldaan door Business Lease.
2.3.
Op 23 september 2013 is gebleken dat de LPG computer van de auto vervangen moest worden. De kosten voor deze reparatie bedroegen € 736,82. [eiser] heeft die kosten betaald.
2.4.
Op 10 oktober 2013 kon de auto tijdens het autorijden plotseling niet harder rijden dan 20 kilometer per uur. [eiser] heeft de auto toen ter reparatie naar [A] gebracht. [A] heeft geconstateerd dat sprake was van een inwendige lekkage in de motor, dat de automotor uitlaatgas in het koelsysteem blies, dat er mogelijk sprake was van een defecte koppakking en dat de cilinderkop mogelijk gescheurd was. Om de laatste twee genoemde defecten vast te kunnen stellen zou de motor uit elkaar gehaald moeten worden. [A] heeft toen aangegeven de auto te laten onderzoeken door haar Citroën dealer garage te Almelo.
2.5.
Op 17 oktober 2013 is [eiser] gebeld door [A] en is hem meegedeeld dat de auto was onderzocht en dat uit het onderzoek naar voren was gekomen dat de cilinderkop van de motor kapot was en de totale kosten voor alle noodzakelijke reparaties € 3.932,00 zouden bedragen.
2.6.
Partijen zijn in overleg getreden over de betaling van de kosten van die reparaties. Bij e-mail van 17 oktober 2013 heeft Business Lease aan [eiser] aangegeven dat zij € 500,00 wil bijdragen in de kosten van reparatie en heeft zij voor het overige enige vergoeding afgewezen.
2.7.
[eiser] heeft de kosten voor de reparatie van € 3.932,00 aan [A] betaald.
2.8.
Business Lease heeft € 500,00 aan [A] betaald. [A] heeft dit bedrag doorbetaald aan [eiser] .

3.De vordering en het verweer

in conventie
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen partijen gesloten koopovereenkomst te ontbinden en Business Lease te veroordelen om € 11.000,00 terug te betalen aan [eiser] onder teruggave van de auto door [eiser] aan Business Lease;
2. Business Lease te veroordelen tot betaling van € 4.668,82 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2013;
3. Business Lease te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiser] dat de auto niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de koopovereenkomst heeft mogen verwachten. Door de kosten van de laatste reparaties niet voor haar rekening te nemen, dan wel een vervangende auto aan [eiser] aan te bieden, is Business Lease in verzuim komen te verkeren. [eiser] beroept zich daarom op de mogelijkheid tot ontbinding van de koopovereenkomst uit artikel 7:22 BW en vordert tevens schadevergoeding.
[eiser] maakt aanspraak op de wettelijke rente nu Business Lease in verzuim is geraakt.
3.3.
Business Lease voert gemotiveerd verweer met als conclusie dat de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel haar vordering zal afwijzen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Op dit verweer wordt hierna, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van dit geschil, teruggekomen.
in reconventie
3.4.
Business Lease vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - onder de voorwaarde dat de vordering van [eiser] in conventie zal worden toegewezen -:
1. [eiser] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis bij Business Lease of een door [eiser] te kiezen Schadenet vestiging de auto af te geven, op straffe van een dwangsom;
2. [eiser] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 479,48 vanaf 14 mei 2013 voor iedere maand dat [eiser] de auto niet zal hebben afgegeven;
3. [eiser] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.5.
Ter onderbouwing van de vordering stelt [eiser] dat na ontbinding de prestaties ongedaan gemaakt moeten worden en [eiser] gehouden is de auto terug te geven aan Business Lease. Verder is [eiser] ongerechtvaardigd verrijkt en dient zij voor de periode dat zij de auto in gebruik heeft gehad een vergoeding te betalen.
3.6.
[eiser] voert gemotiveerd verweer met als conclusie dat de kantonrechter de vordering zal afwijzen en bij toewijzing het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Op dit verweer wordt hierna, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van dit geschil, teruggekomen.

4.De beoordeling

in conventie
Vaststellingsovereenkomst
4.1.
Business Lease heeft aangevoerd dat partijen zijn overeengekomen dat het geschil tussen partijen met de bijdrage van € 500,00 door Business Lease aan de laatste reparatie van de auto zou zijn afgedaan. Volgens Business Lease is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst met die strekking tot stand gekomen.
[eiser] heeft weersproken dat de bijdrage van € 500,00 de bedoeling had om de kwestie finaal te regelen.
4.2.
Een vaststellingsovereenkomst is de overeenkomst waarbij partijen zich binden, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken (artikel 7:900 BW).
4.3.
In dit geval is weersproken door [eiser] dat partijen afspraken hebben gemaakt ter beëindiging van het geschil tussen hen over de vraag wie de reparatiekosten van de auto zou moeten betalen. Nu de gevolgen van een dergelijke vaststellingsovereenkomst verstrekkend zijn, in de zin dat partijen daaraan gebonden zijn en de rechtsvraag die hen verdeeld hield niet meer ter beoordeling aan de rechter zou voorliggen, ligt het op de weg van degene die zich op een dergelijke afspraak beroept, in dit geval Business Lease, om die afspraak voldoende te onderbouwen. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat Business Lease een toezegging heeft gedaan om een bijdrage van € 500,00 in de reparatiekosten te doen. Uit die correspondentie blijkt niet van instemming van [eiser] en dus ook niet dat die instemming de bedoeling had het geschil tussen partijen te beëindigen. Dat Business Lease feitelijk € 500,00 heeft betaald is in dit kader dan ook niet doorslaggevend. Gelet op het feit dat door de echtgenoot van [eiser] gedetailleerd is verklaard omtrent het telefoongesprek dat hij op 17 oktober 2013 met [B] van Business Lease heeft gehad, had het op de weg gelegen van Business Lease om gespecificeerd aan te geven uit welke mededelingen namens [eiser] in dat telefoongesprek volgens haar het finale karakter van de afspraak over de bijdrage van Business Lease zou volgen. Zij heeft dit echter nagelaten. De opmerking ter zitting van Business Lease dat [eiser] volgens haar blij was met het aanbod (hetgeen door [eiser] is weersproken), is in dit kader onvoldoende. Ten aanzien van die mededeling komt de kantonrechter dan ook niet aan een bewijsopdracht toe. Naar het oordeel van de kantonrechter is het door Business Lease gedane bewijsaanbod ‘omtrent het bestaan en de inhoud van de vaststellingsovereenkomst’ bovendien onvoldoende gespecificeerd en zal daarom worden gepasseerd.
De kantonrechter gaat ervan uit dat ten aanzien van het geschil tussen partijen geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen.
Non-conformiteit
4.4.
Bij het beoordelen van de vraag of de auto aan de overeenkomst beantwoordt of niet moet het volgende worden vooropgesteld. Ingeval een tweedehands auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, zal als regel moeten worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. Niet uitgesloten is dat deze regel uitzondering lijdt, bijvoorbeeld wanneer de koper het risico van een zodanig gebrek had aanvaard (Hoge Raad 15 april 1994, NJ 1995, 614.)
4.5.
Vast staat dat sprake is van een consumentenkoop. Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet (artikel 7:18 lid 2 BW).
4.6.
[eiser] heeft zich beroepen op non-conformiteit van de auto en vordert ontbinding van de overeenkomst en betaling van de herstelkosten van de twee reparaties die de auto heeft ondergaan, die zijn voldaan door [eiser] .
4.7.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiser] verwezen naar de drie reparaties die hebben plaatsgevonden aan de auto binnen zes maanden na de aankoop, respectievelijk op 6 juni 2013, 23 september 2013 en 10 oktober 2013 (punt 19 van de dagvaarding). Wil de kantonrechter toekomen aan de beoordeling van die gestelde gebreken dan moeten die gebreken wel relevant zijn in het kader van de ingestelde vordering. De kosten van de reparatie op 6 juni 2013 zijn reeds door Business Lease voldaan, zodat het gebrek dat tot die reparatie heeft geleid hier verder onbesproken kan blijven.
4.8.
Voor zover de vordering van [eiser] is gegrond op de defecte LPG computer, die gerepareerd is op 23 september 2013, is door [eiser] onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat op dit punt de auto niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Uit de toelichting van de echtgenoot van [eiser] ter zitting blijkt juist dat die computer op ieder moment kapot kan gaan, ook in een nieuwe auto, en dat hij het als ‘pech’ beschouwde dat die computer iets meer dan twee maanden na de aankoop van de auto kapot ging. Uit de aard van dat gebrek volgt dat het vermoeden uit artikel 7:18 lid 2 BW niet opgaat. [eiser] heeft de kosten voor reparatie zelf voldaan en heeft Business Lease van dit defect ook niet eens op de hoogte gebracht. In deze procedure heeft [eiser] alsnog vergoeding van de kosten voor een nieuwe LPG computer gevorderd, maar heeft daarvoor onvoldoende gesteld. In zoverre zal de vordering van [eiser] worden afgewezen.
4.9.
Ten aanzien van het onder 2.4 opgenomen defect waar de reparatie op 10 oktober 2013 op heeft gezien, overweegt de kantonrechter dat door [eiser] voldoende is gesteld en onderbouwd dat dit gebrek niet op eenvoudige wijze ontdekt en hersteld kon worden. Immers, de motor van de auto diende eerst uit elkaar gehaald te worden voordat de kapotte cilinderkop kon worden ontdekt. Dit defect heeft er daarbij voor gezorgd dat [eiser] midden op de snelweg slechts met een gevaarlijk lage snelheid met de auto kon rijden en daarmee dus voor een gevaar voor de verkeersveiligheid heeft gezorgd. Op grond van het hierboven vermelde arrest van de Hoge Raad dient dan ook te worden aangenomen dat de auto op dit punt niet beantwoordt aan de overeenkomst. De door Business Lease opgesomde omstandigheden (auto is 4 jaar en 3 maanden oud, kilometerstand van 128.191, altijd onderhoud uitgevoerd, APK gekeurd) leiden niet tot een ander oordeel maar maken juist dat [eiser] het defect niet heeft hoeven verwachten en dus ook niet heeft aanvaard.
4.10.
Vast staat ook dat dit defect zich binnen zes maanden na aankoop van de auto heeft geopenbaard. Het bewijsvermoeden uit artikel 7:18 lid 2 BW gaat in dat geval op. Aldus gaat wordt er in beginsel vanuit gegaan dat de auto op het moment van de aankoop al niet voldeed. Door Business Lease is niet, althans onvoldoende gemotiveerd, aangevoerd dat de aard van de zaak of de aard van de afwijking reden geven om van het bewijsvermoeden af te wijken.
4.11.
Het is dan ook aan Business Lease om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat de defecten ten tijde van de aankoop van de auto niet aanwezig waren. In dit kader heeft Business Lease aangevoerd dat [eiser] een aantal kilometers heeft gereden sinds de aankoop van de auto dat flink hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Door Business Lease is echter niet aangevoerd dat dat hoge(r) aantal kilometers tot het ontstaan van het gebrek heeft bijgedragen of zelfs de oorzaak zou kunnen zijn van het ontstaan van het gebrek,
naaankoop van de auto. Bij de APK die kort voor de aflevering van de auto in opdracht van Business Lease heeft plaatsgevonden wordt, zo heeft Business Lease zelf verklaard, op dit defect ook niet gecontroleerd.
Ter zitting is desgevraagd door Business Lease betoogd dat het gebrek ten tijde van de aankoop niet aanwezig kan zijn geweest omdat een kapotte cilinderkop ervoor zorgt dat al na een gering aantal kilometers de motor er mee op zou houden. Ten eerste heeft Business Lease dit verweer in de conclusie van antwoord niet naar voren gebracht. In zoverre is sprake van een nieuw verweer. De verklaring ter zitting op dit onderdeel was verder inhoudelijk tegenstrijdig. Enerzijds heeft Business Lease verklaard dat door een geleidelijk en langduriger proces (slijtage, scheurtjes, lekken van koelvloeistof uit de motor) de cilinderkop kapot gaat, hetgeen uiteindelijk zou leiden tot een oververhitte motor. Anderzijds heeft Business Lease verklaard dat het defect zich al binnen enkele dagen had moeten openbaren, dus nooit al maanden eerder aanwezig heeft kunnen zijn. Daar komt bij dat dit technische verweer van Business Lease op geen enkele wijze is onderbouwd door een verklaring van een ter zake deskundige. Gelet op het late stadium waarin dit verweer is gevoerd, krijgt Business Lease niet de gelegenheid alsnog die eventuele onderbouwing te geven.
Business Lease heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd gesteld dat het gebrek ten tijde van de aankoop niet aanwezig was.
4.12.
De kantonrechter concludeert dan ook dat de auto die Business Lease aan [eiser] heeft geleverd niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Aan [eiser] komen in dat geval verschillende bevoegdheden toe. Artikel 7:21 BW bepaalt dat de koper onder meer herstel van de afgeleverde zaak kan eisen, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen. Lid 6 van dat artikel bepaalt verder dat indien de verkoper niet binnen een redelijke termijn nadat hij daartoe door de koper schriftelijke is aangemaand, aan die herstelverplichting voldoet, de koper bevoegd is het herstel door een derde te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op de verkoper te verhalen. Op grond van artikel 7:22 BW heeft de koper indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst voldoet, voorts de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer herstel onmogelijk is of van de verkoper niet gevergd kan worden of de verkoper tekort is geschoten in een verplichting om binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper te herstellen.
4.13.
Uit de voorgaande conclusie dat sprake is van non-conformiteit volgt dat op Business Lease de verplichting lag om de defecte cilinderkop te herstellen. Business Lease heeft aangevoerd dat zij niet de gelegenheid heeft gehad om het defect zelf te onderzoeken en te (laten) repareren. Volgens [eiser] heeft zij Business Lease op de hoogte gesteld van het defect, is er overleg geweest tussen partijen en is afgesproken dat [A] de auto zou repareren en is toen discussie ontstaan over de kosten. Volgens Business Lease heeft [eiser] zelfstandig besloten de auto te laten repareren door [A] en heeft zij vervolgens alleen contact opgenomen met Business Lease over de betalen kosten. Hoewel over de volgorde waarin bepaalde mededelingen zijn gedaan tussen partijen verschil van inzicht bestaat, is wel duidelijk geworden dat [eiser] aan Business Lease melding heeft gemaakt van het defect, dat de auto op dat moment bij [A] stond en inspectie door [A] had plaatsgevonden. Business Lease heeft niet aangevoerd dat zij op het moment dat [eiser] het gebrek heeft gemeld bezwaar heeft gemaakt tegen de inspectie van [A] (inclusief het uit elkaar halen van de motor) en het repareren van het defect door [A] . Business Lease heeft zich jegens [eiser] juist expliciet op het standpunt gesteld dat op haar geen enkele herstelverplichting rustte en daarom heeft zij enkel en alleen ‘coulancehalve’ een bijdrage aan de kosten van herstel door [A] willen doen. Hieruit heeft [eiser] volgens de kantonrechter mogen afleiden dat Business Lease haar herstelverplichting, die ook meebrengt dat zij onderzoek en herstel zou plegen op eigen kosten, niet zou nakomen. Op dat moment zou het (eerst) versturen van een schriftelijke aanmaning, zoals artikel 7:21 lid 6 BW vereist, zonder toegevoegde waarde zijn en dat kan daarom niet van de koper worden verwacht. Pas in deze procedure maakt Business Lease bezwaar tegen het feit dat zij niet eerst in de gelegenheid is gesteld zelf te (laten) repareren. Dit komt de kantonrechter onredelijk voor gelet op het feit dat zij zelf iedere aansprakelijkheid voor het defect heeft ontkend jegens [eiser] . Bovendien is Business Lease bij de eerste reparatie van de auto op 6 juni 2013 akkoord gegaan met de reparatie door [A] en heeft zij die kosten wel voor haar rekening genomen. Waarom dat in dit geval anders zou zijn, is door haar niet onderbouwd. Dat de herstelkosten onredelijk hoog zijn is verder door Business Lease niet aangevoerd. De door [eiser] gevorderde herstelkosten voor de reparatie op 23 september 2013 ter hoogte van € 3.932,00 inclusief BTW zijn dan ook toewijsbaar. Zoals door Business Lease terecht is aangevoerd, strekt hierop wel in mindering het bedrag van € 500,00 dat reeds, via [A] , aan [eiser] is betaald.
4.14.
[eiser] heeft de wettelijke rente gevorderd over dit bedrag vanaf 17 oktober 2013, maar heeft nagelaten te stellen dat vanaf die dag sprake is van verzuim. De wettelijke rente zal in dit geval worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
4.15.
In deze procedure vordert [eiser] aan de ene kant de herstelkosten van de auto en tegelijkertijd vordert zij ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de gehele koopsom. Naar het oordeel van de kantonrechter kan van een gehele ontbinding van de overeenkomst in de gegeven omstandigheden geen sprake (meer) zijn. Op het moment dat de auto stuk is gegaan en duidelijk werd aan [eiser] dat Business Lease niet aan haar herstelverplichting zou gaan voldoen, heeft zij een keuze. [eiser] kan nakoming van die verplichting vorderen; bij gebreke waarvan zij het herstel door een derde kan laten uitvoeren en zij de kosten kan verhalen op de verkoper óf zij kan de overeenkomst ontbinden. Het vorderen van nakoming van de verplichtingen tot herstel dan wel het voldoen van de kosten van het herstel door een derde, sluit naar het oordeel van de kantonrechter een vordering tot gehele ontbinding uit. Belangrijk is hierbij dat in artikel 7:22 BW ook een duidelijke hiërarchie is opgenomen: eerst de mogelijkheid tot herstel (en eventueel verhaal van de kosten op grond van artikel 7:21 lid 6 BW) en in tweede instantie pas ontbinding. Feit is dat de auto is gerepareerd en Business Lease wordt veroordeeld tot nakoming van haar verplichting om die kosten te dragen. Daarmee komt [eiser] in de situatie die gelijk is aan die waarin direct door Business Lease zou zijn hersteld en ook geen recht op ontbinding van de overeenkomst zou bestaan. De gevorderde ontbinding van de overeenkomst zal daarom worden afgewezen.
4.16.
Dat, zo heeft [eiser] ter zitting verklaard, zich inmiddels nieuwe gebreken aan de auto hebben voorgedaan, kan bij de beoordeling van de vordering van [eiser] , zoals die is ingeleid bij dagvaarding, geen rol spelen.
4.17.
In dit geval acht de kantonrechter Business Lease aan te merken als de grotendeels in het ongelijk gesteld partij, nu zij ten aanzien van de vraag of sprake was een non-conforme auto in het ongelijk is gesteld. Business Lease zal daarom in proceskosten worden veroordeeld. Bij de begroting van de proceskosten wordt ten aanzien van het salaris gemachtigde aangesloten bij het toegewezen bedrag. Het griffierecht dient, voor zover dit een bedrag van € 219,00 te boven gaat, als nodeloos veroorzaakt voor rekening van [eiser] te blijven.
Daarnaast worden de gevorderde informatiekosten beperkt, nu de vordering op dit punt niet in overeenstemming is met de landelijk gehanteerde tarieven (vgl. de aanbeveling “Vergoeding kosten uittreksel GBA en KVK” op www.rechtspraak.nl). Daarmee rekening houdend worden de kosten aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht € 219,00
- salaris gemachtigde €
350,00(2 punten x tarief € 175,00)
Totaal € 664,77
in reconventie
4.18.
De reconventionele vordering van Business Lease gaat ervan uit dat de overeenkomst in conventie zou worden ontbonden en aan weerszijden voor partijen verplichtingen tot ongedaan making zouden ontstaan. De kantonrechter begrijpt dat het voorwaardelijke karakter van de reconventionele vordering daarop heeft gezien. Nu die voorwaarde niet is vervuld, behoeft die vordering verder geen bespreking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Business Lease om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 3.432,00 met de wettelijke rente over € 3.432,00 vanaf 27 mei 2014 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt Business Lease tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 664,77, waarin begrepen € 350,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 september 2014.