Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres],
[eiser],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 augustus 2014 waarin een comparitie van partijen in het incident en in de hoofdzaak is bepaald,
- het proces-verbaal van deze comparitie van partijen,
- de brief van mr. Köhne van 17 september 2014, die geacht moet worden te zijn gehecht aan het proces-verbaal,
- de brief van mr. Osse van 7 oktober 2014 waaruit blijkt dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen.
2.De feiten
3.Het geschil
in het incident
- i) voor recht zal verklaren dat [gedaagde] ernstig tekortschiet c.q. tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen;
- ii) het beheer van het vruchtgebruik (vermogen) aan eisers toe zal kennen dan wel het vruchtgebruik onder bewind zal stellen met benoeming van eiseres sub 1 – althans een door de rechtbank aan te wijzen persoon – tot bewindvoerder;
- iii) [gedaagde] zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 56.846,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
- iv) voor recht zal verklaren dat [gedaagde] krachtens artikel 1:87 BW gehouden is tot vergoeding van de nalatenschap, althans aan [eisers], van de helft van het saldo van de effectenrekening ten tijde van de wijziging tenaamstelling van die rekening;
- v) alles met zodanig verdere uitspraak als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren en met de veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
4.De beoordeling in de hoofdzaak
1.788,00(21,0 punt × tarief € 894,00)