In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2014 een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van mr. Slootweg, een bestuursrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, dhr. R.V. Tjon. De verzoeker stelde dat mr. Slootweg vooringenomen was tijdens de zitting van 28 augustus 2014, waar hij vragen stelde die de verzoeker onder druk zouden zetten om te antwoorden. De verzoeker vond dat mr. Slootweg niet openstond voor zijn argumenten en zijn vragen als woordspelletjes kwalificeerde.
De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig beoordeeld. Mr. Slootweg heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en verdedigde zijn vraagstelling als noodzakelijk voor de voortgang van de zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van mr. Slootweg. De wijze van vraagstelling door de rechter, hoewel mogelijk als indringend ervaren, was niet zodanig dat het de objectieve onpartijdigheid in twijfel trok.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.