ECLI:NL:RBMNE:2014:4886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
C/16/376350 / HA RK 14-205
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2014 een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van mr. Slootweg, een bestuursrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, dhr. R.V. Tjon. De verzoeker stelde dat mr. Slootweg vooringenomen was tijdens de zitting van 28 augustus 2014, waar hij vragen stelde die de verzoeker onder druk zouden zetten om te antwoorden. De verzoeker vond dat mr. Slootweg niet openstond voor zijn argumenten en zijn vragen als woordspelletjes kwalificeerde.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig beoordeeld. Mr. Slootweg heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en verdedigde zijn vraagstelling als noodzakelijk voor de voortgang van de zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van mr. Slootweg. De wijze van vraagstelling door de rechter, hoewel mogelijk als indringend ervaren, was niet zodanig dat het de objectieve onpartijdigheid in twijfel trok.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
zitting houdend te Lelystad
zaaknummer / rekestnummer: C/16/376350 / HA RK 14-205
Beslissing van 10 oktober 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde dhr. R.V. Tjon te Almere

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van de bestuursrechter van 28 augustus 2014 in de procedure met nummer UTR 13/4020
  • het verweerschrift van mr. Slootweg van 16 september 2014
  • de mondelinge behandeling op 26 september 2014
  • de pleitnota van verzoeker.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is namens verzoeker verschenen zijn gemachtigde voornoemd. Mr. Slootweg heeft de wrakingskamer bericht niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Slootweg.
2.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij mr. Slootweg heeft gewraakt omdat deze – gelet op de wijze van vraagstelling ter zitting alsook doordat hij verzoeker heeft verplicht op zijn vraag te antwoorden – er blijk van heeft gegeven vooringenomen te zijn ten aanzien van het antwoord dat hij verwachtte te krijgen op zijn vraag. Volgens verzoeker heeft mr. Slootweg door aldus te handelen getoond niet open te staan voor de argumenten van verzoeker. Daarnaast heeft mr. Slootweg naar de stelling van verzoeker blijk gegeven van vooringenomenheid door de reactie van de gemachtigde van verzoeker op zijn vragen te kwalificeren als woordspelletjes.
2.3.
Mr. Slootweg heeft de wrakingskamer bericht dat hij niet in de wraking berust. Daartoe heeft mr. Slootweg aangevoerd dat de gemachtigde als antwoord op zijn vragen heeft verwezen naar de processtukken. Mr. Slootweg heeft aangevoerd dat hij antwoord op zijn vraag wenste, nu na het wisselen van processtukken enig tijdsverloop heeft plaatsgevonden en in die periode – namelijk pas ter zitting – nieuwe relevante informatie van de zijde van de gedaagde is opgekomen. Deze informatie kon de gemachtigde nog niet met zijn cliënt (verzoeker) hebben besproken. Mr. Slootweg betwist echter dat hij de gemachtigde heeft verplicht op zijn vraag te antwoorden.

3.De beoordeling

3.1.
Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 8:15 Awb. Daarin is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kunnen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden grond vormen te vrezen dat het de rechter in de gegeven omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid is de wrakingskamer in deze kwestie niet gebleken.
Gelet op de (kern)taak van de rechter om recht te spreken is het bij het onderzoek ter zitting aan de rechter om die vragen te stellen die hij voor de door hem te nemen beslissing van belang acht. De rechter dient daarbij een ruime mate van vrijheid te worden gelaten in de wijze waarop hij zijn vragen stelt; hij heeft de bevoegdheid om zijn vragen (zonodig) op een indringende wijze te stellen en heeft eveneens de bevoegdheid om door te vragen. De wrakingskamer is niet gebleken dat de wijze waarop mr. Slootweg op de zitting op 28 augustus 2014 zijn vragen heeft gesteld zodanig is geweest dat daarin een zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid besloten ligt.
De wrakingskamer neemt daarbij in aanmerking dat uit het proces verbaal van de zitting blijkt dat mr. Slootweg de gemachtigde van verzoeker wel de ruimte heeft geboden om niet op zijn vraag te antwoorden en dat (de gemachtigde van) verzoeker tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek dit ook niet heeft weersproken. Dat de gemachtigde wel druk heeft ervaren om te antwoorden op de door mr. Slootweg gestelde vragen, is objectief bezien onvoldoende voor het aannemen van vooringenomenheid.
Dat mr. Slootweg de wijze van antwoorden door de gemachtigde op de gestelde vragen heeft gekwalificeerd als “woordspelletje” heeft kennelijk tot irritatie bij (de gemachtigde van) verzoeker geleid, maar levert nog geen zwaarwegende aanwijzing op voor vooringenomenheid van mr. Slootweg. Dat op een zitting enige wrijving ontstaat (in casu over woorden en formuleringen) tussen een rechter en een partij vormt op zichzelf nog geen (zwaarwegende) aanwijzing dat het de rechter ontbreekt aan onpartijdigheid (ten aanzien van de door hem te nemen beslissing).

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af,
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en aan mr. Slootweg, alsmede aan de voorzitter van de afdeling bestuursrecht en de president van deze rechtbank,
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.E. Mulder, voorzitter, en mr. M.C.P. de Ridder en mr. J.M. van Jaarsveld als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.