In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2014, is de verdachte, geboren in 1979 in Somalië en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, beschuldigd van diefstal. De tenlastelegging omvat twee diefstallen: de eerste op 22 juni 2014, waarbij een portemonnee en een tablet uit een woning zijn gestolen, en de tweede op 22 mei 2014, waarbij twee laptops en een telefoon zijn weggenomen. Tijdens de zitting op 16 september 2014 heeft de verdachte de feiten bekend, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen gewogen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, dat meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten bevat, heeft de rechtbank besloten om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft de proeftijd van eerdere voorwaardelijke straffen verkort tot 30 september 2014.