ECLI:NL:RBMNE:2014:483

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
854550 UC EXPL 13-2255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake Business Lease Nederland B.V. tegen [gedaagde] over betalingsverplichting en proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Civiel recht, op 26 februari 2014 een eindvonnis gewezen in een verzetprocedure tussen Business Lease Nederland B.V. en [gedaagde]. Dit vonnis is een vervolg op een eerder verstekvonnis van 2 januari 2013, waarin [gedaagde] was veroordeeld tot betaling aan Business Lease. Business Lease heeft in deze procedure afgezien van bewijslevering, waardoor het bedrag dat [gedaagde] verschuldigd was, als onjuist werd vastgesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] een bedrag van € 16.593,95 aan Business Lease moet betalen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van € 1.000,- en contractuele rente van 1,5% per maand vanaf de vervaldata van de facturen. De proceskosten aan de zijde van Business Lease zijn begroot op € 2.549,17. De kantonrechter heeft het eerdere verstekvonnis vernietigd en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag, inclusief rente en kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 854550 UC EXPL 13-2255 JvdB/4223
Vonnis in verzet van 26 februari 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Business Lease Nederland B.V.,
gevestigd te Zeist,
oorspronkelijke eiser in conventie,
gedaagde partij in de verzetprocedure,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. F.J. Scheltema, advocaat,
tegen:
[gedaagde],
wonende te[woonplaats],
oorspronkelijk gedaagde in conventie,
eisende partij in de verzetprocedure,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat.
Partijen zullen hierna Business Lease en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedures

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 30 december 2013 Business Lease opgedragen bewijs te leveren.
Bij brief van 23 januari 2014 heeft mr. Scheltema namens Business Lease meegedeeld dat zij afziet van het leveren van bewijs en dat zij verzoekt eindvonnis te wijzen.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
2.1.
Nu Business Lease heeft afgezien van bewijslevering staat vast dat het bedrag tot betaling waarvan [gedaagde] in het verstekvonnis van 2 januari 2013 is veroordeeld, onjuist is. Dat verstekvonnis zal daarom worden vernietigd.
2.2.
In het tussenvonnis van 30 december 2013 heeft de kantonrechter overwogen dat [gedaagde] in ieder geval € 12.106,73 exclusief BTW verschuldigd is aan Business Lease (zie overweging 4.1 van dat vonnis). In het navolgende zal het bedrag worden vastgesteld tot betaling waarvan [gedaagde] alsnog moet worden veroordeeld.
2.3.
De facturen die Business Lease aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd bevatten, naast de begrote schade aan de auto’s, tevens bedragen voor ‘hercalculatie bij inname’ en crediteringen. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat hij de aan hem in rekening gebrachte kosten ter zake van die hercalculaties niet verschuldigd is en evenmin dat de crediteringen onjuist zijn. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van deze factuurposten, zodat deze moeten worden betrokken bij de vaststelling van het bedrag dat [gedaagde] nog aan Business Lease verschuldigd is.
2.4.
Voor de auto met kenteken [kenteken 1] heeft Business Lease aanvankelijk (door middel van de factuur van 2 november 2012) € 2.794,15 exclusief BTW aan [gedaagde] in rekening gebracht naar aanleiding van de door CED vastgestelde schade. Hoewel een daarop betrekking hebbende creditfactuur niet aan de kantonrechter is overgelegd zijn partijen het erover eens dat Business Lease later met betrekking tot deze auto € 1.708,00 exclusief BTW (€ 2.066,68 inclusief 21% BTW) aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Business Lease heeft haar vordering ter zake van deze auto dus verlaagd met € 1.086,15 exclusief BTW. [gedaagde] heeft met betrekking tot deze auto de door CED begrote kosten voor herstel van de schade niet (gemotiveerd) betwist maar heeft aangevoerd dat een deel van de door CED begrote kosten (€ 648,69 exclusief BTW) onderhoudskosten betreft die niet op hem kunnen worden verhaald en dat de expertisekosten van CED (€ 390,- exclusief BTW) niet voor zijn rekening behoren te komen. In totaal gaat het hierbij om € 1.038,69. Business Lease heeft er vanaf gezien te bewijzen dat [gedaagde] deze auto gedurende de leasetermijn niet volgens de fabrieksvoorschriften heeft onderhouden. Aangezien het bedrag waarvan [gedaagde] de verschuldigdheid betwist echter lager is dan het bedrag waarvoor hij al is gecrediteerd
(€ 1.086,15 exclusief BTW), kan de verschuldigdheid van [gedaagde] ook zonder bewijslevering worden vastgesteld op het aan hem door Business Lease in rekening gebrachte bedrag (€ 2.066,68 inclusief 21% BTW).
2.5.
Ten aanzien van de expertisekosten van CED overweegt de kantonrechter het volgende. Met betrekking tot drie auto’s waarvoor Business Lease heeft afgezien van bewijslevering bevatten de hieronder (2.7) vermelde bedragen geen expertisekosten van CED ([kenteken 2], [kenteken 3] en [kenteken 4]). Ten aanzien van de auto met kenteken [kenteken 5] heeft Business Lease onweersproken gesteld dat zij de aan haar door CED in rekening gebrachte expertisekosten niet heeft doorbelast aan [gedaagde] (akte Business Lease 9 oktober 2013, p. 11). Met betrekking tot de auto met kenteken [kenteken 1] had Business Lease aanvankelijk wel expertisekosten van CED aan [gedaagde] doorbelast, maar later heeft Business Lease [gedaagde] ten aanzien van deze auto gecrediteerd en de aanvankelijk doorbelaste expertisekosten ter hoogte van € 390,- exclusief BTW worden door de kantonrechter geacht onderdeel uit te maken van deze creditering (zie 2.4). De overige drie auto’s zijn niet door CED onderzocht. Het voorgaande brengt mee dat de hierna vast te stellen hoofdsom niet hoeft te worden gecorrigeerd in verband met de expertisekosten van CED.
2.6.
Voor wat betreft het onderhoud aan de auto met kenteken [kenteken 2] heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 30 december 2003 geoordeeld dat sprake is van onzorgvuldig beheer door [gedaagde] en dat Business Lease de daarmee samenhangende, door CED begrote kosten, op [gedaagde] mag verhalen (zie 4.22 van het tussenvonnis). Ten onrechte heeft de kantonrechter daar vermeld dat die kosten volgens [gedaagde] in totaal € 648,69 exclusief BTW bedragen. Dit moet € 240,- exclusief BTW zijn (zie de akte van [gedaagde], abusievelijk gedateerd op 23 januari 2013, derde bladzijde, bovenaan).
2.7.
Met inachtneming van het bovenstaande en van hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis van 30 december 2013 heeft geoordeeld had Business Lease de volgende kosten aan [gedaagde] in rekening mogen brengen:
ex BTW incl. BTW
(€) (€)
Factuur 4 april 2012 (19% BTW)
[kenteken 6] en [kenteken 7] 7.718,90 9.243,33
Factuur 6 september 2012 (19% BTW)
[kenteken 3] 607,60
[kenteken 8] (hercalculatie bij inname; credit) 501,30 -
188,14 -
[kenteken 4]
410,00
328,16 390,51
Factuur 2 november 2012 (21% BTW)
[kenteken 1] 1.708,00
[kenteken 2]
  • Schade 876,50
  • Onderhoud 240,00
[kenteken 5]
1.290,23
4.114,73 4.978,82
Factuur 5 december 2012 (21% BTW)
[kenteken 8] 3.220,00 3.896,20
Leasetermijnen
  • factuur 14-08-2012 (19% BTW) 818,41 956,14
  • factuur 02-10-2012 (21% BTW) 414,51 491,35
Belastingmaatregel
factuur 20 november 2012 (21% BTW) 123,61
149,57
Subtotaal 20.105,92
Af: creditfacturen (totaal € 3.511,97 inclusief BTW)
  • 31 juli 2012 548,24-
  • 31 juli 2012 1.413,80-
  • 28 september 2012 502,57-
  • 12 oktober 2012 443,80-
  • 19 oktober 2012
Totaal 16.593,95
2.8.
[gedaagde] zal gelet op het voorgaande worden veroordeeld tot betaling van een hoofdsom ter hoogte van € 16.593,95.
2.9.
Business Lease vordert € 1.000,- voor buitengerechtelijke incassokosten. Niet duidelijk is of dit bedrag is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het Besluit is slechts van toepassing indien het verzuim op of na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat die situatie in dit geval niet aan de orde is, omdat het verzuim ten aanzien van één factuur (van 4 april 2012, factuurnummer 24525321) voor 1 juli 2012 is ingetreden. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn zal daarom worden getoetst aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II.
De vordering is gebaseerd op de bij de dagvaarding overgelegde algemene voorwaarden van Business Lease. In het beding waar Business Lease op doelt, is bepaald dat een vast percentage aan buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, ongeacht de vraag of en in welke mate deze zijn gemaakt, zodat de vordering als zodanig toewijsbaar is.
Het gevorderde bedrag is conform de door de kantonrechter gehanteerde staffel kantonrechters als bedoeld in Voorwerk II en daarmee - zijnde conform de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht - redelijk. De kantonrechter ziet derhalve geen reden tot matiging en wijst het gevorderde bedrag toe.
2.10.
Exclusief contractuele rente en proceskosten (zie hierna) zal [gedaagde] dus worden veroordeeld tot betaling van € 17.593,95 (€ 16.593,95+ € 1.000,-).
2.11.
De gevorderde contractuele rente van 1,5% per maand zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen.
2.12.
[gedaagde] zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Business Lease worden, inclusief de kosten voor het opstellen van de dagvaarding in de procedure die heeft geleid tot het verstekvonnis, in conventie begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht € 873,00
- salaris gemachtigde €
1.600,00(4 punten x tarief € 400,00)
Totaal € 2.549,17
2.13.
In (voorwaardelijke) reconventie stelt [gedaagde] dat indien en voor zover de vordering in conventie ongegrond blijkt, Business Lease ten onrechte € 3.511,97 met [gedaagde] heeft verrekend en dit bedrag alsnog aan [gedaagde] moet worden gerestitueerd. Aangezien de vordering in conventie met inachtneming van de verrekening van € 3.511,97 toewijsbaar is voor een bedrag dat hoger is dan laatstgenoemd bedrag, is aan de voorwaarde die is gesteld aan de reconventionele vordering niet voldaan. Op die reconventionele vordering hoeft dus niet te worden beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, sector civiel recht, kantonrechter, zitting houdende te Utrecht, met zaaknummer/rolnummer 846349 UC EXPL 12-20031, op 2 januari 2013 bij verstek gewezen tussen Business Lease als eiseres en [gedaagde] als gedaagde,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Business Lease tegen bewijs van kwijting te betalen
€ 17.593,95 (zeventienduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 16.593,95 vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Business Lease, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.549,17,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2014.