Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 juni 2014
- de akte van Hoist Kredit
- de comparitie van 12 augustus 2014 waarvan aantekening is gehouden.
2.De feiten
De kredietovereenkomst eindigt van rechtswege en zonder dat opzegging is vereist, zodra Santander het uitstaande saldo vervroegd opeist op een van de gronden als beschreven in artikel 3.9 (…).”
3.De vordering
- [gedaagde] heeft slechts één maandtermijn betaald. Santander heeft vordering op 1 juli 2013 opgeëist.
- De vordering bestaat uit het kredietsaldo waarop de niet verdiende kredietvergoeding in mindering is gebracht, waarna een bedrag van € 3.378,18 resteert. Dit bedrag is vermeerderd met een bedrag van € 202,34 aan verzekeringspremie waardoor de totale hoofdsom € 3.580,53 bedraagt. Vanaf het moment van opeising is [gedaagde] over dit bedrag contractuele vertragingsvergoeding verschuldigd. Tot 9 april 2014 is die berekend op € 288,40.
- Uit de uitspraken van het Hof Den Bosch van 18 september 1995 en 4 december 1995 (LJN: AB8970) blijkt dat vertragingsvergoeding over het gehele saldo kan worden overeengekomen.
- [gedaagde] heeft ervoor gekozen om naast een kredietovereenkomst een aanvullende verzekering af te sluiten. Het betreft hier een afzonderlijk product. [gedaagde] had de vrije keuze om van deze afzonderlijke dienst gebruik te maken, zoals blijkt uit de schriftelijke overeenkomst waarop zij de optie “Ja, ik wil gebruik maken van het Comfort Servicepakket” heeft aangekruist. De kosten van het Comfort Servicepakket maken dan ook geen deel uit van de kosten als bedoeld in artikel 34, onder a., WCK. Het Hof Den Bosch heeft dit weliswaar in het arrest van 2 juli 2013 (ECLI:NL:GHSE: 2013:2752) beoordeeld maar is daar in het arrest van 24 juni 2014 (ECLR:NL;GHSE:2014:1899) op teruggekomen.
4.De beoordeling
200,00(1 punten x tarief € 200,00)