ECLI:NL:RBMNE:2014:4794

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
9 oktober 2014
Zaaknummer
16/659162-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van vuurwapens en drugstransport naar Duitsland door verdachte

Op 9 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 31-jarige verdachte, die betrokken was bij de overdracht van vuurwapens en het transport van harddrugs naar Duitsland. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten drie vuurwapens en munitie aan een politie-infiltrant had geleverd. Daarnaast werd vastgesteld dat hij in vereniging met anderen harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne, naar Duitsland had vervoerd. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte als wettig en overtuigend beschouwd, onder andere op basis van getuigenverklaringen, sms-berichten en observaties door de politie. De verdachte heeft tijdens de zittingen ontkend dat hij als medepleger kan worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat zijn rol in de samenwerking met de medeverdachten voldoende was om hem schuldig te verklaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft besloten tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659162-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
verblijvende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014, 25 augustus 2014 en 22, 23 en 25 september 2014. De verdachte is op 22, 23 en 25 september 2014 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N. Hendriksen, advocaat te Purmerend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht, met de wijziging zoals deze op de zitting van 22 september 2014 is toegestaan.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: tezamen en in vereniging met een ander drie vuurwapens en munitie heeft overgedragen aan een politie-infiltrant;
Feit 2: tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht of heeft verkocht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat verdachte de drugs genoemd bij 5 juli 2013 (alleen) aanwezig heeft gehad en vrijspraak bepleit van de gedragingen genoemd achter de andere data, omdat de uitvoer en specifieke hoeveelheden niet bewezen kunnen worden en daarnaast omdat de rol van verdachte niet als medepleger kan worden gezien.
Voor wat betreft feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat de rol van verdachte niet voldoende is voor het bewijzen van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Het bewijs [1]
Algemene bewijsmiddelen
Identificatie verdachten
Op 10 juni 2013 ontvangt [medeverdachte 1] een sms-bericht van het mobiele Duitse nummer[nummer] (hierna ook te noemen: *[nummer]) met de tekst
“Hey [medeverdachte 1], this is my new number [X]”. [2]
Op 12 juni 2013 wordt een sms gestuurd naar de gebruiker van telefoonnummer *[nummer] met de inhoud:
“(..) i want from you that you com here must talk with you” [3]
Op 12 juni 2013 wordt een sms gestuurd door de gebruiker van telefoonnummer *[nummer] met de inhoud:
“is Friday ok. I stay till Saturday” [4]
Uit het sms-verkeer maakt de politie op dat [medeverdachte 1] en de persoon die zich [X] noemt elkaar zullen ontmoeten in [woonplaats] op vrijdag 14 juni 2013.
Op 14 juni 2013 omstreeks 12.40 uur neemt het observatieteam waar dat er een auto voorzien van Duitse kentekenplaten in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte 1] staat. Dit betreft het kenteken [kenteken]. [5] Het voertuig staat op naam van [medeverdachte 2], geboren op [1992] en wonende te [adres] te [woonplaats]. [6]
Om de persoon die gebruik maakt van de naam [X] te identificeren is bij de Duitse opsporingsinstanties de meest recente pasfoto van [medeverdachte 2] opgevraagd. De persoon op de foto blijkt één en dezelfde persoon te zijn als de persoon die door het observatieteam is gezien. [7]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij meerdere gebruikersnamen heeft op [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam]) en dat één daarvan [X] is. [8]
Op 15 september 2013 maakt een politie-infiltrant samen met [medeverdachte 1] een afspraak met [X]. [9] Tijdens deze ontmoeting stelt een persoon zich voor als [X]. [medeverdachte 1] vertelt dat de persoon die zich voorstelde als [X], [X] was. [X] vertelde dat het verhaal van [medeverdachte 1] klopte. [10] Op 19 september 2013 heeft dezelfde politie-infiltrant een ontmoeting met dezelfde persoon. [11] [X] vertelde dat hij graag als [X] aangesproken wil worden. [12] In een logbestand op internetsite [site] is een chatsessie aangetroffen tussen chatdeelnemers ‘[Y]’ en ‘[X]’. [13] [Y] vraagt in dit gesprek aan [X]:
‘can y give me your name on [naam] to verify :)’. [X] antwoordt daarop:
‘[X]’. [14]
[medeverdachte 3] heeft met betrekking tot [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam]) verklaard dat hij de vendor account [naam] van [medeverdachte 1], die hij [medeverdachte 1] noemt, heeft gekregen. [medeverdachte 3] had toegang tot de vendor account [naam] en ook had hij toegang tot de moderator account [naam]. [15]
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] gebruik maakt van de naam [medeverdachte 1], dat [medeverdachte 2] gebruik maakt van de namen [X], [X], [X] en [X] en dat [medeverdachte 3] gebruik maakt van de naam [naam].
Telefoonnummers
Op 14 maart 2013 geeft [medeverdachte 1] een mobiel telefoonnummer aan een medewerker van het team Werken onder Dekmantel. Dit telefoonnummer betreft het nummer [nummer] (hierna te noemen: *[nummer]). [16]
Op 13 juni 2013 ontvangt A-3529 een sms-bericht van het nummer [nummer] (hierna te noemen: *[nummer]) met de tekst
“Mijn nieuwe nummer is [nummer] groet.[medeverdachte 1]”. [17]
Op 4 oktober 2013 is onder [medeverdachte 1] een Samsung-telefoon in beslaggenomen. [18] Deze telefoon bevatte een simkaart met telefoonnummer [nummer]. [19]
[verdachte] heeft verklaard dat hij een GSM heeft met het nummer[nummer] (hierna te noemen: *[nummer]). [20]
Ten aanzien van de afgeluisterde telefoongesprekken op 3 juli 2013 te 16.40 uur (664), 5 juli 2013 te 00.51 en 00.15 uur (716 en 715), 9 juli 2013 te 18.14 uur (856) en 11 juli 2013 te 15.28 uur heeft [verdachte] verklaard dat dit gesprekken zijn tussen [verdachte] zelf en [medeverdachte 1] uit [woonplaats]. [21]
Op 19 september 2013 ontmoet A-3560 [X]/[X]/[X]. [X] vertelt dat hij een Nederlandse prepaid telefoon gebruikt voor zijn zaken en dat het telefoonnummer daarvan is [nummer] (hierna te noemen: *[nummer]). [22]
Feit 1
Het bewijs
Politiële infiltrant A-3592 (hierna te noemen: A-3592) heeft op 4 december 2013 gereageerd op een advertentie die door de vendor account [naam] op de website [naam] (hierna te noemen: [naam]) is geplaatst. [naam] antwoordt op 5 december 2013 dat hij nog vier wapens heeft, nieuw in de doos. [23]
Op 6 december 2013 stuurt A-3592 aan [naam] dat hij drie wapens en munitie wil bestellen voor een bedrag van 710 euro. Vervolgens wordt door [naam] een mobiel telefoonnummer verstrekt aan A-3592. Via dat telefoonnummer kan A-3592 afspreken met de driver van [naam]. [24]
Op 10 december 2013 rijdt A-3592 naar de parkeerplaats van de McDonalds in Holten. Een man die zich voorstelt als Rolf levert aan A-3592 een tas met twee Ekol P-29 geweren en één Ekol automatisch wapen. Er zitten drie doosjes met 50 patronen bij. Rolf vraagt of A-3592 nog meer wil hebben. A-3592 betaalt aan de man 710 euro. [25]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij via de account [naam] heeft gereageerd op een bericht van A-3592. Hij gaf daarin aan dat [verdachte] zijn chauffeur is. Er zouden drie wapens verkocht worden. Het waren nieuwe in de originele doos. [26]
[verdachte] heeft verklaard dat hij de vuurwapens en de munitie aan de politie-infiltrant heeft overgedragen. [27]
Uit forensisch onderzoek blijkt dat hetgeen is overgedragen betreft: categorie III wapens, te weten twee vuurwapens, merk en type EKOL P29 Satin en een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen, merk en type EKOL Asi Automatic, en munitie van categorie III, te weten 3 doosjes van 50 (knal) patronen. [28]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft de wapens vanuit de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] meegenomen en volgens een daarvoor gemaakte afspraak overgedragen aan de politiële infiltrant. [medeverdachte 3] heeft gereageerd via het forum van [naam] en daarmee is de koop tot stand gekomen. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben nauw en bewust samengewerkt door de taken te verdelen met betrekking tot de verkoop en het daadwerkelijk overdragen van de wapens en munitie. Wie welke handeling heeft verricht, is in dit geval niet van belang, nu alle gedragingen hebben bijgedragen aan de voltooiing van het delict. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 3] en [verdachte] tezamen en in vereniging de wapens en munitie hebben overgedragen en dus beiden als medepleger moeten worden beschouwd.
Feit 2
Het bewijs
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen.
[verdachte] heeft verklaard dat hij meermalen met [medeverdachte 1] naar Duitsland is gereden en dat hij weet dat [medeverdachte 1] een drugsdealer is. [29]
5 juli 2013
Op 5 juli 2013 01.21 uur wordt [medeverdachte 1] (*[nummer]) gebeld door [verdachte] (*[nummer]). [30]
Het gesprek houdt het volgende in:
Waar [verdachte] net over belde daar heeft hij wat kleine samples van
nodig, speed, xtc, die ik van de week ook meehad, en die van 205 mgr en mdma en
een sample van coke.
(..)
De vraag kwam of het spul getest kon worden. [verdachte] zegt we kunnen later groter doen.
[verdachte] zegt wat je wel kan doen, en dat is puur zakelijk, als we gaan tijden en
je hebt een klein sample van xtc, speed, mdma, coke, en als het getest is en
die persoon wil meer hebben dan kan je misschien wat meer meenemen anders ben
je weer een week verder.
(..)
[medeverdachte 1] vraagt hoeveel hij mee moet nemen. [medeverdachte 1] zegt speed 50 gram, xtc 50
pillen, mdma, dat gaat niet zo hard, 20 gram. [verdachte] zegt van dat wat ik zei van
die 4 wat testers en die test neem je mee en als het bevalt kan ze via mij dat
spul afnemen dan krijg je via mij je cash.
Op 5 juli 2013 te 15.58 uur wordt [medeverdachte 1] (*[nummer]) gebeld door [verdachte] (*[nummer]). [31] Het gesprek houdt het volgende in:
[verdachte] staat voor de deur, [medeverdachte 1] komt eraan
[verdachte] heeft verklaard dat hij de samples die genoemd worden in het telefoongesprek ook daadwerkelijk heeft ontvangen van [medeverdachte 1]. [32]
14 juli 2013
Op 9 juli 2013 te 16.49.52 stuurt [medeverdachte 1] (*[nummer]) een sms-bericht naar [verdachte] (*[nummer]) met de tekst “
Kan je donderdag naar koln?”. [33]
Op 11 juli 2013 te 13.31 uur ontvangt [medeverdachte 1] (*[nummer]) een sms-bericht van [medeverdachte 2] (*[nummer]) met de tekst [34] :
Heb je mijn mail gehad? heb keta en wiet nodig:) (..)LC
Op 11 juli 2013 te 15.28 uur belt [verdachte] (*[nummer]) naar [medeverdachte 1] (*[nummer]). Het gesprek houdt het volgende in [35] :
[medeverdachte 1] vraag(t) welke dag [verdachte] kan. [verdachte] vraagt of dat om dat ritje gaat. Ja zegt
[medeverdachte 1].
[verdachte] zegt dat hij vrijdag, zaterdag en zondag kan.
Zaterdag heb ik pas die handel.
Op 13 juli 2013 vindt het volgende sms-contact plaats tussen [verdachte] (*[nummer]) en [medeverdachte 1] (*[nummer]):
13-7-2013 17.55.28 TT-07 [nummer] U
Alles gaat door hoor morgen kan je rond [36]
13-7-2013 18.13.37 TT-07 [nummer]
Hoe laat bij jou? [37]
13-7-2013 18.37.17 TT-07 [nummer] U
Uurtje of 11 [38]
13-7-2013 18.37.53 TT-07 [nummer]
Ben ik er [39]
13-7-2013 18.38.51 TT-07 [nummer]
Top man [40]
Op 14 juli 2013 te 0:05:36 uur belt [medeverdachte 1] (*[nummer]) met een onbekende man (*[nummer]). Het gesprek houdt het volgende in. [41]
001 [medeverdachte 1] (Rudolf) [medeverdachte 1] (sh) belt uit met 011 NN-man (sh)
Begroeting
001: Hoeveel van die kleintjes heb jij meegenomen?
011: Wat zegt die?
001: Hoeveel van die kleintjes heb jij meegenomen?
011: 3.000.
001: Net-sterril (fon)
011: Hé?
001:Hoeveel zitten er in een zakje dan?
011: Wat zeg je nou?
001: Hoeveel zitten er in zon zak?
011: In zon zak?
001: Ja in zo’n zakje, het zijn allemaal kleine zakkies he.
011: Oh oh honderd, honderd.
001:100, ja nee dan kom ik te kort jonge.
011: Ja
001: Ja
011: Hoeveel zijn het er dan?
001 begint te tellen: 2, 4, 6 .... euh dan klopt het wel.
Op 14 juli 2013 te 00.24 uur wordt [medeverdachte 1] (*[nummer]) gebeld door een onbekende man (*[nummer]). Het gesprek houdt het volgende in [42] :
006 heeft slecht nieuws, 006 heeft maar 1 gekregen en de rest komt morgenochtend
10 uur.
001 wil dat wel zeker weten.
006 heeft die 1 al bij hem.
(..)
006: Ja mattie we zijn een team, maar moet ik die hele nu brengen naar je of
niet?
001: Ja doe maar. Kan ik al vast vacuum (fon) trekken.
001 zegt dat het niet uit maakt want het gaat toch om die tering Duitser en als
het niet goed is, dan kankert die lekker op. En euh wil die het niet, fuck-it
Op 14 juli 2013 vindt het volgende sms-contact plaats tussen [medeverdachte 1] (*[nummer]) en [medeverdachte 2] (*[nummer]) [43] :
9:03:58
wanneer ontmoeten we elkaar 15 uur of eerder nog lc
9:29:03
Tussen 12 en 1400 was mijn plan als dit [zo] blijft ik laat
9:32:38
Oke en wil je a.u.b. de 100g wiet ‘vac’ zodat ik die simpelweg in een doos kan stoppen en versturen. Zie je straks.
9:38:18
Doe maar rond 15 en 16 uur in het hotel
10:51:42
We hebben ongeveer 1:5 uur nodig om daar te komen, net zoals jij
12:02:27
Oke, om 15 uur zijn we daar, ga je zien vriend
Op 14 juli 2013 te 12.00 uur wordt [medeverdachte 1] (*[nummer]) gebeld door een Duits sprekende man (*[nummer]) en zegt [medeverdachte 1] dat hij denkt om 15.15 uur in Keulen (Duitsland) te zijn. [44]
27 juli 2013
Op 21 juli 2013 te 00.29 uur ontvangt [medeverdachte 1] (*[nummer]) een sms-bericht van [medeverdachte 2] (*[nummer]) met de tekst [45] :
Mijn nederlandse nummer. Mijn duitse doet het ook. LC
Op 21 juli 2013 te 22.42 uur stuurt [medeverdachte 2] (*[nummer]) een sms-bericht aan [medeverdachte 1] (*[nummer]) met de tekst [46] :
Het is fantastisch ik heb de 100xtc al bijna verkocht:) heb al 20BTC gekregen op ‘sr’ op
bestellingen.
Op 22 juli 2013 te 19.00 uur stuurt [medeverdachte 2] (*[nummer]) een sms-bericht aan [medeverdachte 1] (*[nummer]) met de tekst [47] :
Hee vriend, mijn xtc raakt momenteel op. nog 44 over maar ik heb aanvragen voor in totaal 2000. Dus kun jij aan nog andere/meer pillen van 200mg komen. Zoals die ‘mario st
(…)
ars of nintendo? Ik zou in dat geval een omvangrijke bestelling doen. Xtc, Keta en coke. Kun je ook aan LSD komen?
Op 23 juli 2013 te 19.01 uur wordt [medeverdachte 1] (*[nummer]) gebeld door [verdachte] (*[nummer]). Het gesprek heeft de volgende inhoud [48] :
001 [medeverdachte 1] wgd 009 [verdachte] (beide SH)
[medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] van de week nog zin heeft in een ritje Keulen.
[verdachte] vraagt of hij alleen gaat of met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] gaat mee zegt hij.
[verdachte] zegt dat het zaterdag kan.
[medeverdachte 1] moet het nog verder afregelen. De rest doen ze via de chat.
Op 24 juli 2013 te 01.25 uur wordt [medeverdachte 1] (*[nummer]) gebeld door [verdachte] (*[nummer]). Het gesprek heeft de volgende inhoud [49] :
[medeverdachte 1] zegt tussen 11 en 1, morgen of donderdag gaat [medeverdachte 1] die spullen halen. [medeverdachte 1]
zegt dat ze zaterdag om 10 uur bij hem weg moeten rijden. [verdachte] zegt dat hij
dan om half 9 op weg gaat naar [medeverdachte 1].
Op 26 juli 2013 om 23.50 uur stuurt [medeverdachte 1] (*[nummer]) aan [medeverdachte 2] (*[nummer]) een sms-bericht met de tekst “ik heb 1speed 3x en 62 c en 7 hash”.
Om 23.52 en 23.53 uur volgen de volgende berichten van [medeverdachte 1] (*[nummer]) aan [medeverdachte 2] (*[nummer]):
  • 62 coke
  • En 7 hash gratis
  • 1 speed,
  • 3000 pills. [50]
Op 27 juli 2013 10:16 stuurt [medeverdachte 1] (*[nummer]) aan [medeverdachte 2] (*[nummer]) een sms-bericht met de tekst
“We zijn onderweg”. [51]
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 14 juli 2013 met [medeverdachte 1] naar Keulen is gereden. [medeverdachte 1] had een tas bij zich en [verdachte] ging er wel vanuit dat er in de tas drugs zaten. Hij kreeg van [medeverdachte 1] per rit naar Duitsland 500 euro betaald. [verdachte] hoefde daarvoor alleen maar te rijden, dat was naar Keulen. [52]
[verdachte] herkent de foto van [medeverdachte 2] als zijnde de man die hij heeft gezien in Keulen. [53]
[O]
[medeverdachte 1] wordt op 4 oktober 2013 te 21.25 uur op de afrit ter hoogte van de gemeente Woudenberg aan de A12 aangehouden. [54] In de auto waar hij bestuurder van was, worden verschillende hoeveelheden van vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [55]
De pakketten die aangetroffen zijn in de auto zijn onderzocht en voorzien van SIN-nummers. Uit onderzoek blijkt dat het betreft 41,8 gram cocaïne, 1231,1 gram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), 3040 gram amfetamine en 158,3 gram hasjiesj. [56]
Op 4 oktober 2013 om 16:53 belt [medeverdachte 1] (*[nummer]) en zegt tegen zijn gesprekspartner:
“(..) ik moet vandaag naar Duitsland, ik moet met een paar uurtjes al weg.” [57]
A-3560 en A-3529 krijgen in het kader van het onderzoek tegen verdachte [medeverdachte 2] van het team Werken Onder Dekmantel de opdracht om [X] te ontmoeten op het vliegveld in Düsseldorf. [58]
Op vrijdag 11 oktober 2013 ontmoeten A-3560 en A-3529 [X], die zich eerder had voorgesteld als [X]. [X] vertelde dat hij ervan baalde dat [medeverdachte 1] was aangehouden. [X] vertelde voorts dat een deel van de drugs die [medeverdachte 1] bij zich had voor hem bestemd was. [X] baalde, want hij had aan [medeverdachte 1] vooraf 10.000 euro gegeven voor de aanschaf van de drugs. De drugs zou [X] doorverkopen voor 16.000 euro. De rest van de lading drugs van [medeverdachte 1] was bestemd voor een klant van [medeverdachte 1], [naam], welke in de omgeving van München woont. [59]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan uitvoer van verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat tussen de verdachten meermalen contact is geweest over verdovende middelen en het transport daarvan naar Duitsland. Ook blijkt dat verdachte werd betaald voor het rijden naar Duitsland en dat er afspraken zijn gemaakt over de ontmoetingen in Duitsland, die ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. [medeverdachte 1] was ook met drugs onderweg naar Duitsland op 4 oktober 2013. Gelet op de samenwerking tussen de verschillende medeverdachten, die ook daadwerkelijk afnemers hadden voor hun drugs, en de periode die die samenwerking heeft geduurd, kan het niet anders zijn dan dat ook daadwerkelijk drugs zijn vervoerd en niet wat anders.
Op 14 juli 2013 om 0:05:36 uur voert verdachte [medeverdachte 1] een telefoongesprek met een onbekende man. Uit de inhoud van dat gesprek blijkt dat er 3.000 kleintjes zijn geleverd. Wanneer de zakjes door [medeverdachte 1] worden nageteld, blijkt dit te kloppen. Gelet op het bewijs dat is weergegeven met betrekking tot ‘[O]’ en gelet op de latere sms’jes van [medeverdachte 2] dat zijn voorraad xtc-pillen bijna op is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ging om een transport van 3000 xtc-pillen, bevattende MDMA.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en gelet op de aard van de contacten was de opzet van de verdachten ook daadwerkelijk gericht op het uitvoeren van verdovende middelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 10 december 2013 te Enschede en Holten, tezamen en in vereniging met een ander, meer wapens van categorie III, te weten twee vuurwapens, merk en type EKOL P29 Satin en een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen, merk en type EKOL Asi Automatic, en munitie van categorie III, te weten 3 doosjes van 50 (knal) patronen, heeft overgedragen aan een politiële infiltrant;
2.
in de periode van 05 juli 2013 tot en met 27 juli 2013, te Woerden en/of Enschede, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen een hoeveelheid 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, wet en
een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, te weten naar Duitsland, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
te weten:
-op 14 juli 2013 3000 XTC-pillen (MDMA) en
-in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 1000 gram speed (amfetamine) en 3000 XTC-pillen (MDMA) en 62 gram cocaïne;
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad, te weten:
op of omstreeks 05 juli 2013 50 gram amfetamine, 50 XTC-pillen en 20 gram MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31 van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in ieder geval geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overdragen van wapens en het uitvoeren en aanwezig hebben van harddrugs. Harddrugs is voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijk en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande misdrijven. Voor wapens geldt ook dat hiermee de samenleving in gevaar wordt gebracht als het bezit daarvan niet kan worden gecontroleerd. Door aldus te handelen heeft verdachte de volksgezondheid en de samenleving in gevaar gebracht.
Dit zijn zeer ernstige feiten waar naar het oordeel van de rechtbank niet anders op kan worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en met een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 19 mei 2014, waarin wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank let daarbij met name op de persoon van de verdachte en het belang dat hij heeft bij (het voortzetten van) behandeling. Om zijn leven op orde te krijgen en te houden, lijkt behandeling voor hem noodzakelijk. Ook heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, maar kan gelet op de ernst van de feiten niet anders dan een langere onvoorwaardelijke straf opleggen dan de duur van het voorarrest.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en na te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden en zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle goederen terug gegeven kunnen worden aan verdachte, met uitzondering van het witte poeder vermeld achter nummer ES077.03.01.001.
De rechtbank zal conform de vordering van de officier van justitie beslissen zoals vermeld staat achter de goederen op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijst.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 55 van de Wet Wapens en Munitie en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31 van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen drie dagen na zijn invrijheidstelling moet melden bij de reclassering in Almelo aan het Schouwburgplein 15-3, 7607 AE te Almelo;
  • meewerkt aan een behandeling voor oorlogstrauma’s bij De Tender of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van: zie aangehechte beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: zie aangehechte beslaglijst.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. P.J.M. Mol en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op of omstreeks de periode van 06 december 2013 tot en met 10 december 2013 te
Enschede en/of Holten, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapen(s) van categorie III, te weten twee vuurwapens, merk en type
EKOL P29 Satin en/of een wapen van categorie II, te weten een vuurwapen, merk
en type EKOL Asi Automatic, en/of munitie van categorie III, te weten 3
doosjes van 50, althans een aantal (knal) patronen, heeft overgedragen aan een
politiële infiltrant;
(Zaaksdossier 5)
Artikel 31 Wet wapens en munitie
art 31 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 05 juli 2013 tot en met 27 juli 2013, te
Woerden en/of Enschede, in elk geval in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) een hoeveelheid 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
(meermalen) een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet en/of
(meermalen) een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (te weten
onder andere naar Duitsland), al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5
Opiumwet,
te weten:
-op of omstreeks 14 juli 2013 3000 XTC-pillen (MDMA) en/of
-in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 1000 gram
speed (amfetamine) en/of 3000 XTC-pillen (MDMA) en/of 62 gram cocaïne;
en/of
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad,
te weten:
-op of omstreeks 05 juli 2013 50 gram amfetamine, 50 XTC-pillen en 20 gram
MDMA;
(Zaaksdossier 4)
Artikel 2 jo. 10 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossiers COMMODORE en [O] bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 5 en ordner [M] TT-06, gespreksnummer 288180101.
3.Ordner [M] TT-04 en TT-05, gespreksnummer 288188830.
4.Ordner [M] TT-04 en TT-05, gespreksnummer 288189292.
5.Proces-verbaal van observatie, pagina 24 en 27 van Observatie-dossier.
6.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 5 en 6.
7.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 6.
8.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 136.
9.WOD-dossier, pagina 197.
10.WOD-dossier, pagina 198.
11.WOD-dossier, pagina 208.
12.WOD-dossier, pagina 209.
13.Proces-verbaal van bevindingen, ordner Aanvullingen bijlagen, pagina 135.
14.Proces-verbaal van bevindingen, ordner Aanvullingen bijlagen, pagina 138.
15.Persoonsdossier [medeverdachte 3], pagina 202.
16.Persoonsdossier [medeverdachte 1], pagina 3.
17.WOD-dossier, pagina 114.
18.Ordner E Beslagdossier [O], pagina BE-01-01-05.
19.Ordner C Zaaksdossiers [O], pagina BC-01-11-01.
20.Persoonsdossier [verdachte], pagina 126.
21.Persoonsdossier [verdachte], pagina 127, 128 en 129.
22.WOD-dossier, pagina 208 en 209.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door A-3592, pagina 29 en 30 uit zaaksdossier 5.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door A-3592, pagina 32 en 33 uit zaaksdossier 5.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door A-3592, pagina 40 uit zaaksdossier 5.
26.De verklaring van [medeverdachte 3], pagina 113 uit de aanvullingen zaaksdossier 5..
27.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2014.
28.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 43 tot en met 49 uit zaaksdossier 5.
29.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2014.
30.Tapgesprek, pagina 4 uit zaaksdossier 4.
31.Tapgesprek, pagina 5 uit zaaksdossier 4.
32.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2014.
33.Pagina 9 loopverbaal zaaksdossier 4.
34.Pagina 11 loopverbaal zaaksdossier 4.
35.Pagina 9 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
36.Ordner [M] TT-07, gespreksnummer 288295993.
37.Ordner [M] TT-07, gespreksnummer 288295998.
38.Ordner [M] TT-07, gespreksnummer 288296002.
39.Ordner [M] TT-07, gespreksnummer 288296004.
40.Ordner [M] TT-07, gespreksnummer 288296005.
41.Pagina 13 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
42.Pagina 15 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
43.Pagina 15 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
44.Pagina 15 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
45.Pagina 16 van het loopverbaal van zaaksdossier 4 en ordner [M] TT-07, gespreksnummer 288352708
46.Pagina 16 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
47.TT-07, sms 1438 en 1439.
48.Bijlagen bij zaaksdossier 4, pagina 17.
49.Bijlagen bij zaaksdossier 4, pagina 17.
50.Pagina 20 van zaaksdossier 4.
51.Pagina 20 van zaaksdossier 4.
52.Het verhoor van [verdachte], pagina 45 en 47 uit zaaksdossier 4.
53.Het verhoor van [verdachte], pagina 57 uit zaaksdossier 4.
54.Onderzoek [O], pagina BC01-18-01.
55.Onderzoek [O], pagina BC01-04-01 tot en met BC-1-04-05.
56.Onderzoek [O], het proces-verbaal forensisch onderzoek op pagina BC01-05-01 tot en met BC01-05-03 en het NFI rapport op pagina BC01-06-01 en BC01-06-02.
57.Onderzoek [O], pagina BC01-03-05.
58.WOD-dossier, pagina 223.
59.WOD-dossier, pagina 225 tot en met 228.