ECLI:NL:RBMNE:2014:4790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
9 oktober 2014
Zaaknummer
16/659159-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf verdachten voor drugshandel via online marktplaatsen

Op 9 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen vijf verdachten die betrokken waren bij de facilitering en bevordering van drugshandel via online marktplaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gebruik maakten van een beveiligd netwerk om op anonieme wijze drugs te verhandelen, zowel binnen Nederland als internationaal. De rechtbank rekent het de verdachten zwaar aan dat zij gedurende een langere periode bewust hebben bijgedragen aan gedragingen die de samenleving ernstig ondermijnen. Drie van de verdachten fungeerden als moderators op een van de websites, waar zij niet alleen toezicht hielden, maar ook zelf drugs verkochten. Een van de verdachten, geboren in 1992, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank heeft de tenlastelegging in de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen en het voorbereiden van de verkoop en uitvoer daarvan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar zijn meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd, en heeft geoordeeld dat er geen sprake was van vormverzuimen die de rechtsgang zouden hebben geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659159-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Duitsland),
thans gedetineerd te PI Flevoland – HvB Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014, 25 augustus 2014 en 22, 23 en 25 september 2014. De verdachte is op 22, 23 en 25 september 2014 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: tezamen en in vereniging met anderen verdovende middelen buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feit 2: voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de verkoop en uitvoer van en handel in verdovende middelen;
Feit 3 primair: tezamen en in vereniging met een ander wapens heeft overgedragen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feit 3 subsidiair: medeplichtig is geweest aan het overdragen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van wapens.

3.Voorvragen

Geldigheid dagvaarding
De rechtbank stelt ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde vast dat, gelet op de periode die onder feit 3 subsidiair ten laste is gelegd, de verdenking niet ziet op de concrete gedraging die is beschreven in zaaksdossier 5, te weten de overdracht van wapens op 10 december 2013 aan een politie-infiltrant. Gelet op de formulering van het subsidiaire deel van het feit leest de rechtbank de tenlastelegging aldus dat verdachte wordt verweten dat hij door de betrokkenheid bij een marktplaats, handel in wapens heeft medegepleegd dan wel medeplichtig is geweest daaraan.
Ontvankelijkheid officier van justitie
Specialiteitsbeginsel
De verdediging heeft – kort weergegeven – betoogd dat verdachte niet kan worden vervolgd voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wegens strijd met het legaliteitsbeginsel zoals dat is neergelegd in artikel 27, tweede lid, Kaderbesluit (2002/584/JBZ) betreffende het Europees aanhoudingsbevel (hierna: Kaderbesluit). Daartoe is aangevoerd dat de pleegdata, de pleegvorm en de omschrijving van de ten laste gelegde gedragingen niet overeenkomen met die zoals weergegeven in de beslissing van 2 april 2014 van de Duitse overleveringsrechter.
De rechtbank volgt dat standpunt niet. Artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit bepaalt – voor zover hier van belang – dat een overgeleverd persoon niet wordt vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit. Om uit te maken of een in Nederland ten laste gelegd feit geen ander feit is dan de feiten die de reden tot de overlevering zijn geweest, is het volgende van belang. Nagegaan dient te worden of de bestanddelen van het strafbare feit, volgens de wettelijke omschrijving die in de uitvaardigende lidstaat daarvan is gegeven, die zijn waarvoor de persoon is overgeleverd en of er voldoende overeenstemming is tussen de gegevens in het aanhoudingsbevel en de gegevens in de latere procedurele handeling. Wijzigingen in de omstandigheden tijd en plaats zijn toegestaan, mits zij volgen uit de elementen die zijn verzameld tijdens de procedure die in de uitvaardigende lidstaat is gevolgd met betrekking tot de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, zij de aard van het strafbare feit niet wijzigen en zij niet leiden tot gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging in de zin van de artikelen 3 en 4 van het kaderbesluit (HJEG 1 december 2008, NJ 2009/394 Leymann en Pustovarov).
De Duitse overleveringsrechter heeft in zijn beslissing van 2 april 2014 geoordeeld dat de uitlevering toelaatbaar is wegens de feiten die in het Europees aanhoudingsbevel zijn genoemd. Anders dan de verdediging heeft gesteld, bevindt zich bij de stukken zowel het Nederlandse aanhoudingsbevel, als de Duitse vertaling daarvan (Map persoonsdossier, aanvulling alle verdachten, gedeelte m.b.t. verdachte [verdachte], pag. 82 ev.). De rechtbank stelt vast dat verdachte – onder meer – is overgeleverd ter zake van “handel in verdovende middelen / verboden vuurwapens” tussen 21 februari 2013 tot en met zijn aanhouding”. Verdachte is in Duitsland aangehouden op 11 februari 2014.
De rechtbank is van oordeel dat met het ten laste leggen van een andere of meer specifieke pleeg- of deelnemingsvorm geen sprake is van een ander feit dan de feiten waarvoor verdachte is overgeleverd. Daarmee wordt de aard van het strafbare feit niet gewijzigd. Bovendien zou de aanduiding van een andere pleegvorm geen grond hebben opgeleverd tot weigering in de zin van de artikelen 3 en 4 van het kaderbesluit.
De rechtbank constateert verder dat in de beschrijving van het feit “handel in verdovende middelen / verboden vuurwapens” wordt verwezen naar [naam]. In de daaraan voorafgaande beschrijving van het onderzoek Commodore wordt echter in meer algemene zin gesproken over websites waarop wordt gehandeld in verdovende middelen en vuurwapens. Voor zover in de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt gesproken over [naam], is de rechtbank van oordeel dat dit verwijt valt onder de feiten waarvoor verdachte is overgeleverd. Daarbij komt dat dit verwijt voortkomt uit het onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, en daarmee de aard van het strafbare feit niet wordt gewijzigd. Bovendien zou het noemen van [naam] naast [naam] geen grond hebben opgeleverd tot weigering in de zin van de artikelen 3 en 4 van het kaderbesluit.
De rechtbank verwerpt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het verweer dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is op de grond dat verdachte is vervolgd voor andere feiten dan waarvoor hij is overgeleverd.
Ontbreken opnames verhoren
De verdediging heeft betoogd dat ten onrechte opnames ontbreken van de verhoren van verdachte en van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. De verdediging heeft daartoe verwezen naar de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (hierna: Aanwijzing). Dat betoog slaagt niet. In de Aanwijzing is de verplichting opgenomen tot auditieve registratie met betrekking tot het horen bij misdrijven die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van (Militair) Strafrecht in een aantal situaties. De verhoren van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hadden geen betrekking op misdrijven die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Dat in het onderzoek Commodore ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 4] ook een verdenking is gerezen met betrekking tot een poging uitlokking moord, en daarnaar onderzoek is gedaan, maakt niet dat alle verhoren in het onderzoek Commodore op grond van de Aanwijzing auditief geregistreerd hadden moeten worden.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat niet is gehandeld in strijd met de Aanwijzing en er in zoverre geen sprake is van een vormverzuim.
Verhoor verdachte in Duitsland
De verdediging heeft betoogd dat verdachte bij zijn verhoor in Duitsland niet ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht en dat het verhoor daarom niet als bewijsmiddel mag worden gebruikt. Hij is weliswaar gewezen op zijn recht op consultatie door een gekozen raadsman, te allen tijde, ook voorafgaand aan zijn verhoor, maar vervolgens had hij slechts de keuze tussen wel of geen verklaring afleggen, zich alleen via zijn raadsman of schriftelijk uiten. Afstand doen van zijn consultatierecht was niet een van de mogelijke opties blijkens het (kruisjes)formulier.
De rechtbank overweegt als volgt. De verdediging doelt op het verhoor van 11 februari 2014 bij de Duitse Federale Recherchedienst. Dit verhoor heeft blijkens het ambtsedig vertaalde verslag ervan plaatsgevonden naar aanleiding van het Europees arrestatiebevel van 3 februari 2014. Op deze situatie is het Kaderbesluit van toepassing, meer in het bijzonder in het licht van het verweer, artikel 14 ervan. Dit houdt in dat indien de betrokkene niet instemt met de uitlevering, hij het recht heeft overeenkomstig het recht van de uitvoerende staat door de uitvoerende rechterlijke autoriteit te worden gehoord. Dit verhoor door de Duitse rechter heeft op 5 maart 2014 plaatsgevonden, voorafgaand aan de uitleveringsbeschikking van 2 april 2014. Hierin is besloten dat de uitlevering toelaatbaar is en is de voortzetting van de uitleveringsdetentie bevolen. Niet gebleken is dat het bevoegde Oberlandesgericht Frankfurt am Main enig (formeel) verzuim naar geldend recht heeft vastgesteld in die procedure, waaronder begrepen het verhoor waar de verdediging op doelt.
Reeds gelet hierop (en op het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen van autoriteiten van de betrokken lidstaat) is geen sprake van een vormverzuim als door de verdediging bedoeld en verwerpt de rechtbank dit verweer. De verklaringen afgelegd tijdens het verhoor kunnen dan ook als bewijsmiddel worden gebruikt.
Infiltratie
De verdediging heeft betoogd dat de infiltratie tot 12 november 2013 mede gericht is geweest op verdachte, zonder dat in het bevel infiltratie de naam van verdachte was genoemd. Daarbij komt dat de inhoud van de infiltratie geen verband hield met het doel van de infiltratie dat in de bevelen tot infiltratie was geformuleerd, namelijk het worden van moderator op [naam]. Na 4 oktober 2013 heeft de infiltratie voortgeduurd, ondanks de omstandigheid dat de enige persoon die in het bevel infiltratie was genoemd, medeverdachte [medeverdachte 4], al was aangehouden.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit artikel 126h, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volgt dat infiltratie is gericht op deelneming of medewerking aan een groep van personen. Artikel 126h, derde lid, aanhef en onder a, Sv volgt dat het bevel tot infiltratie, indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving vermeldt van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat artikel 126h niet verplicht tot een nieuw bevel zodra de identiteit van één van de leden van de groep bekend wordt. Uit de dossierstukken kan worden afgeleid dat het onderzoeksteam op 6 augustus 2013 er reeds vanuit ging dat [A] verdachte betrof. Dit betekent dat de naam van verdachte al had kunnen worden vermeld op het bevel tot infiltratie van 6 augustus 2013. Dit betekent dat in zoverre is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 126h, derde lid, aanhef en onder a, Sv. Daarbij moet echter in aanmerking worden genomen dat [A] wel behoorde tot de groep van personen waarop het bevel tot infiltratie was gericht, te weten ‘de groep van 5 moderators van het forum dat gekoppeld is aan de website [naam]’. De rechtbank is van oordeel dat, met de schending van artikel 126h, derde lid, aanhef en onder a, Sv, niet doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De rechtbank is verder van oordeel dat de opsporingsambtenaren niet hebben gehandeld buiten de reikwijdte van de bevelen tot infiltratie. In de bevelen tot infiltratie is telkens vermeld dat naast virtuele infiltratie via internet het kan voorkomen dat fysieke infiltratie wordt toegepast. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, zoals de officier van justitie heeft toegelicht, het eerst nodig was om fysieke ontmoetingen te hebben en het vertrouwen te winnen, voordat één of meerdere opsporingsambtenaren zodanig vertrouwen zouden genieten dat zij als moderator zouden worden toegelaten. Dat fysieke infiltratie alleen bij wijze van uitzondering zou zijn toegelaten, volgt niet uit de bevelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in zoverre niet is gehandeld in strijd met artikel 126h Sv.
Artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht
De vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 54a Sr is naar het oordeel van de rechtbank hier niet van toepassing. Deze bepaling, die is opgenomen om de Richtlijn elektronische handel te implementeren, is bedoeld voor tussenpersonen die zich tot hun rol als intermediair beperken en zich niet met de inhoud inlaten. Reeds als de tussenpersoon zich met opzet met één van de afnemers van de dienst samenwerkt om onwettige handelingen te verrichten, kan hij zich niet meer op de vervolgingsuitsluiting beroepen. Nu de marktplaatsen juist zijn opgezet om verboden goederen te leveren, is een beroep op dit artikel uitgesloten.
Conclusie
De rechtbank verwerpt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de gestelde vormverzuimen, het verweer dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde en bewezenverklaring van hetgeen onder feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Vrijspraak
Vrijspraak feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat feit 3 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte medepleger is in de handel in wapens, noch dat er in de subsidiair ten laste gelegde periode daadwerkelijk vuurwapens zijn verhandeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze ten laste gelegde feiten.
4.3.2
Bewezenverklaring
Bewijsuitsluitingsverweren
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, hebben er ten aanzien van de verhoren (zowel in Duitsland als in Nederland) geen vormverzuimen plaatsgevonden. Voor zover in het bevel tot infiltratie van 6 augustus 2013 ten onrechte niet de naam van verdachte is genoemd, betreft het geen aanzienlijke schending van een belangrijk vormvoorschrift. De rechtbank volstaat met de constatering dat in zoverre is gehandeld in strijd met artikel 126h, derde lid, aanhef en onder a, Sv.
Ten aanzien van het verweer dat strekt tot bewijsuitsluiting van de processen-verbaal infiltratie, omdat deze niet juist zijn ondertekend, overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal waarin beschreven is dat de politiële infiltranten die hebben gewerkt onder de bevelen stelselmatige informatie-inwinning, pseudokoop en infiltratie opgeleide politieambtenaren zijn die zijn gehouden aan hun ambtseed/ambtsbelofte. De politiële infiltranten zijn gecodeerd ingeschreven bij het Team Operationele Support van de landelijke eenheid onder codenummers A-3529, A-3560, A-3585, A-3586, A-3592 en A-2128. Ook voor wat betreft de inzet van de buitenlandse infiltrant A-2128 werd door het Team Operationele Ondersteuning positief advies uitgebracht. De begeleiding van de politiële infiltranten is verzorgd door verbalisanten B-1949 en B-1952 (WOD-dossier, pagina 3 en 4).
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, kan geen aanleiding zijn voor bewijsuitsluiting. Voor zover de verdediging heeft bedoeld dat de inhoud van deze processen-verbaal alleen bruikbaar zijn voor zover deze inhoud telkens wordt ondersteund door ander bewijs, merkt de rechtbank op dat die eis niet volgt uit artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv.
Algemene bewijsmiddelen
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek onder de codenaam Commodore is gestart naar aanleiding van toenemende (internationale) signalen over drugshandel via het internet. Door middel van gebruik van het beveiligd [naam]-netwerk ([naam]-netwerk) is het mogelijk op anonieme wijze verdovende middelen te kopen en te verkopen. [2]
Identificatie verdachten
Uit onderzoek komt naar voren dat een persoon die gebruik maakt van de gebruikersnaam [gebruikersnaam] zich via online marktplaats [naam] (hierna ook te noemen: [naam]) schuldig maakt aan handel in verdovende middelen. [3]
Door een opsporingsambtenaar is contact gezocht met [gebruikersnaam]. Dit heeft geleid tot een afspraak met de persoon die de gebruikersnaam [gebruikersnaam] hanteert op 6 maart 2013. [4]
Door het observatieteam zijn op 6 maart 2013 foto’s gemaakt van de persoon die zich bekend maakte als gebruiker van de accountnaam [gebruikersnaam]. Na afloop van de ontmoeting tussen de opsporingsambtenaar en de gebruiker van de accountnaam [gebruikersnaam] is waargenomen dat deze persoon het adres [adres] te [woonplaats] binnen ging. Op dit adres staat ingeschreven [medeverdachte 4], geboren op [1967] te [geboorteplaats]. Teneinde de persoon te kunnen identificeren is bij de gemeente de meest recente pasfoto van [medeverdachte 4] opgevraagd. Dit leverde als resultaat op dat de persoon die de opsporingsambtenaar heeft ontmoet en die zich bekend maakte als de gebruiker van de accountnaam [gebruikersnaam] geïdentificeerd is als [medeverdachte 4], geboren op [1967] te [geboorteplaats]. [5]
Op 10 juni 2013 ontvangt [medeverdachte 4] een sms-bericht van het mobiele Duitse nummer [telefoonnummer] (hierna te noemen: *[telefoonnummer]) met de tekst
“Hey [medeverdachte 4], this is my new number [A]”. [6]
Op 12 juni 2013 wordt een sms gestuurd naar de gebruiker van telefoonnummer *[telefoonnummer] met de inhoud:
“(..) i want from you that you com here must talk with you” [7]
Op 12 juni 2013 wordt een sms gestuurd door de gebruiker van telefoonnummer *[telefoonnummer] met de inhoud:
“is Friday ok. I stay till Saturday” [8]
Uit het sms-verkeer maakt de politie op dat [medeverdachte 4] en de persoon die zich [A] noemt elkaar zullen ontmoeten in Woerden op vrijdag 14 juni 2013.
Op 14 juni 2013 omstreeks 12.40 uur neemt het observatieteam waar dat er een auto voorzien van Duitse kentekenplaten in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte 4] staat. Dit betreft het kenteken [kenteken]. [9] Het voertuig staat op naam van [verdachte], geboren op [1992] en wonende te [adres] te [geboorteplaats]. [10]
Om de persoon die gebruik maakt van de naam [A] te identificeren is bij de Duitse opsporingsinstanties de meest recente pasfoto van [verdachte] opgevraagd. De persoon op de foto blijkt één en dezelfde persoon te zijn als de persoon die door het observatieteam is gezien. [11]
[verdachte] heeft verklaard dat hij meerdere gebruikersnamen heeft op [naam] en dat één daarvan [A] is. [12]
[medeverdachte 1] heeft met betrekking tot [naam] verklaard dat hij de vendor account [naam] van [medeverdachte 4], die hij [medeverdachte 4] noemt, heeft gekregen. [medeverdachte 1] had toegang tot de vendor account [naam] en ook had hij toegang tot de moderator account [naam]. [13]
Op 15 september 2013 maakt een politie-infiltrant samen met [medeverdachte 4] een afspraak met [A]. [14] Tijdens deze ontmoeting stelt een persoon zich voor als [A]. [medeverdachte 4] vertelt dat de persoon die zich voorstelde als [A], [A] was. [A] vertelde dat het verhaal van [medeverdachte 4] klopte. [15] Op 19 september 2013 heeft dezelfde politie-infiltrant een ontmoeting met dezelfde persoon. [16] [A] vertelde dat hij graag als [A] aangesproken wil worden. [17]
In een logbestand op internetsite www.[naam].nl is een chatsessie aangetroffen tussen chatdeelnemers ‘[naam]’ en ‘[naam]’. [18] [naam] vraagt in dit gesprek aan [naam]:
“can y give me your name on [naam] to verify :)”. [naam] antwoordt daarop:
“[A]”. [19]
[verdachte] heeft verklaard dat hij betrokken is bij [naam] en [naam], net als [naam] respectievelijk [naam]. Het gaat om binnen de internetplatformen toegepaste bijnamen, die door een enkele persoon worden gebruikt. Het contact met [naam] kwam via [naam] tot stand. Nadat [medeverdachte 4] wegens drugssmokkel begin oktober 2013 werd gearresteerd, werd [naam] moderator van de Nederlandse sectie van [naam]. Met [naam] is [verdachte] via het [naam] forum in contact gekomen. [20]
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 4] gebruik maakt van de naam [gebruikersnaam], dat [verdachte] gebruik maakt van de namen [A], [A], [A] en [naam] en dat [medeverdachte 1] gebruik maakt van de naam [naam].
Telefoonnummers
Op 14 maart 2013 geeft [medeverdachte 4] een mobiel telefoonnummer aan een medewerker van het team Werken onder Dekmantel. Dit telefoonnummer betreft het nummer [telefoonnummer] (hierna te noemen: *[telefoonnummer]). [21]
Op 13 juni 2013 ontvangt A-3529 een sms-bericht van het nummer [telefoonnummer] (hierna te noemen: *[telefoonnummer]) met de tekst
“Mijn nieuwe nummer is [telefoonnummer] groet.[medeverdachte 4]”. [22]
Op 4 oktober 2013 is onder [medeverdachte 4] een Samsung-telefoon in beslaggenomen. [23] Deze telefoon bevatte een simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer]. [24]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een GSM heeft met het nummer [telefoonnummer] (hierna te noemen: *[telefoonnummer]). [25]
Ten aanzien van de afgeluisterde telefoongesprekken op 3 juli 2013 te 16.40 uur (664), 5 juli 2013 te 00.51 en 00.15 uur (716 en 715), 9 juli 2013 te 18.14 uur (856) en 11 juli 2013 te 15.28 uur heeft [medeverdachte 2] verklaard dat dit gesprekken zijn tussen [medeverdachte 2] zelf en [medeverdachte 4] uit [woonplaats]. [26]
Op 19 september 2013 ontmoet A-3560 [A]/[A]/[A]. [A] vertelt dat hij een Nederlandse prepaid telefoon gebruik voor zijn zaken en dat het telefoonnummer daarvan is [telefoonnummer] (hierna te noemen: *[telefoonnummer]). [27]
Op 10 juni 2013 ontvangt [medeverdachte 4] een sms-bericht van het mobiele Duitse nummer [telefoonnummer] met de tekst
“Hey [medeverdachte 4], this is my new number [A]”. [28]
Feit 1
Het bewijs
14 juli 2013
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij meermalen met [medeverdachte 4] naar Duitsland is gereden en dat hij weet dat [medeverdachte 4] een drugsdealer is. [29]
Op 9 juli 2013 te 16.49.52 stuurt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht naar [medeverdachte 2] (*[telefoonnummer]) met de tekst “
Kan je donderdag naar koln?”. [30]
Op 11 juli 2013 te 13.31 uur ontvangt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht van [verdachte] (*[telefoonnummer]) met de tekst [31] :
Heb je mijn mail gehad? heb keta en wiet nodig:) (..) LC
Op 11 juli 2013 te 15.28 uur belt [medeverdachte 2] (*[telefoonnummer]) naar [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]). Het gesprek houdt het volgende in [32] :
[medeverdachte 4] vraag(t) welke dag [B] kan. [B] vraagt of dat om dat ritje gaat. Ja zegt
[medeverdachte 4].
[B] zegt dat hij vrijdag, zaterdag en zondag kan.
Zaterdag heb ik pas die handel.
Op 13 juli 2013 vindt het volgende sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] (*[telefoonnummer]) en [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]):
13-7-2013 17.55.28
Alles gaat door hoor morgen kan je rond [33]
13-7-2013 18.13.37
Hoe laat bij jou? [34]
13-7-2013 18.37.17
Uurtje of 11 [35]
13-7-2013 18.37.53
Ben ik er [36]
13-7-2013 18.38.51
Top man [37]
Op 14 juli 2013 te 0:05:36 uur belt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) met een onbekende man (*[telefoonnummer]). Het gesprek houdt het volgende in. [38]
001 [medeverdachte 4] ([medeverdachte 4]) [medeverdachte 4] (sh) belt uit met 011 NN-man (sh)
Begroeting
001: Hoeveel van die kleintjes heb jij meegenomen?
011: Wat zegt die?
001: Hoeveel van die kleintjes heb jij meegenomen?
011: 3.000.
001: Net-sterril (fon)
011: Hé?
001:Hoeveel zitten er in een zakje dan?
011: Wat zeg je nou?
001: Hoeveel zitten er in zon zak?
011: In zon zak?
001: Ja in zo’n zakje, het zijn allemaal kleine zakkies he.
011: Oh oh honderd, honderd.
001:100, ja nee dan kom ik te kort jonge.
011: Ja
001: Ja
011: Hoeveel zijn het er dan?
001 begint te tellen: 2, 4, 6 .... euh dan klopt het wel.
Op 14 juli 2013 te 00.24 uur wordt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) gebeld door een onbekende man (*[telefoonnummer]). Het gesprek houdt het volgende in [39] :
006 heeft slecht nieuws, 006 heeft maar 1 gekregen en de rest komt morgenochtend
10 uur.
001 wil dat wel zeker weten.
006 heeft die 1 al bij hem.
(..)
006: Ja mattie we zijn een team, maar moet ik die hele nu brengen naar je of
niet?
001: Ja doe maar. Kan ik al vast vacuum (fon) trekken.
001 zegt dat het niet uit maakt want het gaat toch om die tering Duitser en als
het niet goed is, dan kankert die lekker op. En euh wil die het niet, fuck-it
Op 14 juli 2013 vindt het volgende sms-contact plaats tussen [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) en [verdachte] (*[telefoonnummer]) [40] :
9:03:58
wanneer ontmoeten we elkaar 15 uur of eerder nog lc
9:29:03
Tussen 12 en 1400 was mijn plan als dit [zo] blijft ik laat
9:32:38
Oke en wil je a.u.b. de 100g wiet ‘vac’ zodat ik die simpelweg in een doos kan stoppen en versturen. Zie je straks.
9:38:18
Doe maar rond 15 en 16 uur in het hotel
10:51:42
We hebben ongeveer 1:5 uur nodig om daar te komen, net zoals jij
12:02:27
Oke, om 15 uur zijn we daar, ga je zien vriend
Op 14 juli 2013 te 12.00 uur wordt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) gebeld door een Duits sprekende man (*[telefoonnummer]) en zegt [medeverdachte 4] dat hij denkt om 15.15 uur in Keulen (Duitsland) te zijn. [41]
27 juli 2013
Op 21 juli 2013 te 00.29 uur ontvangt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht van [verdachte] (*[telefoonnummer]) met de tekst [42] :
Mijn nederlandse nummer. Mijn duitse doet het ook. LC
Op 21 juli 2013 te 22.42 uur stuurt [verdachte] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht aan [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) met de tekst [43] :
Het is fantastisch ik heb de 100xtc al bijna verkocht:) heb al 20BTC gekregen op ‘sr’ op
bestellingen.
Op 22 juli 2013 te 19.00 uur stuurt [verdachte] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht aan [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) met de tekst [44] :
Hee vriend, mijn xtc raakt momenteel op. nog 44 over maar ik heb aanvragen voor in totaal 2000. Dus kun jij aan nog andere/meer pillen van 200mg komen. Zoals die ‘mario st
(…)
ars of nintendo? Ik zou in dat geval een omvangrijke bestelling doen. Xtc, Keta en coke. Kun je ook aan LSD komen?
Op 23 juli 2013 te 19.01 uur wordt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) gebeld door [medeverdachte 2] (*[telefoonnummer]). Het gesprek heeft de volgende inhoud [45] :
001 [medeverdachte 4] wgd 009 [B] (beide SH)
[medeverdachte 4] vraagt of [B] van de week nog zin heeft in een ritje Keulen.
[B] vraagt of hij alleen gaat of met [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] gaat mee zegt hij.
[B] zegt dat het zaterdag kan.
[medeverdachte 4] moet het nog verder afregelen. De rest doen ze via de chat.
Op 24 juli 2013 te 01.25 uur wordt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) gebeld door [medeverdachte 2] (*[telefoonnummer]). Het gesprek heeft de volgende inhoud [46] :
[medeverdachte 4] zegt tussen 11 en 1, morgen of donderdag gaat [medeverdachte 4] die spullen halen. [medeverdachte 4]
zegt dat ze zaterdag om 10 uur bij hem weg moeten rijden. [B] zegt dat hij
dan om half 9 op weg gaat naar [medeverdachte 4].
Op 26 juli 2013 om 23.50 uur stuurt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) aan [verdachte] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht met de tekst “ik heb 1speed 3x en 62 c en 7 hash”.
Om 23.52 en 23.53 uur volgen de volgende berichten van [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) aan [verdachte] (*[telefoonnummer]):
  • 62 coke
  • En 7 hash gratis
  • 1 speed,
  • 3000 pills. [47]
Op 27 juli 2013 10:16 stuurt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) aan [verdachte] (*[telefoonnummer]) een sms-bericht met de tekst
“We zijn onderweg”. [48]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 14 juli 2013 met [medeverdachte 4] naar Keulen is gereden. [medeverdachte 4] had een tas bij zich en [medeverdachte 2] ging er wel vanuit dat er in de tas drugs zaten. Hij kreeg van [medeverdachte 4] per rit naar Duitsland 500 euro betaald. [medeverdachte 2] hoefde daarvoor alleen maar te rijden, dat was naar Keulen. [49]
[medeverdachte 2] herkent de foto van [verdachte] als zijnde de man die hij heeft gezien in Keulen. [50]
4 oktober 2013
[medeverdachte 4] wordt op 4 oktober 2013 te 21.25 uur op de afrit ter hoogte van de gemeente Woudenberg aan de A12 aangehouden. [51] In de auto waar hij bestuurder van was, worden verschillende hoeveelheden van vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. [52]
De pakketten die aangetroffen zijn in de auto zijn onderzocht en voorzien van SIN-nummers. Uit onderzoek blijkt dat het betreft 41,8 gram cocaïne, 1231,1 gram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), 3040 gram amfetamine en 158,3 gram hasjiesj. [53]
Op 4 oktober 2013 om 16:53 belt [medeverdachte 4] (*[telefoonnummer]) en zegt tegen zijn gesprekspartner:
“(..) ik moet vandaag naar Duitsland, ik moet met een paar uurtjes al weg.” [54]
A-3560 en A-3529 krijgen in het kader van het onderzoek tegen verdachte [verdachte] van het team Werken Onder Dekmantel de opdracht om [A] te ontmoeten op het vliegveld in Düsseldorf. [55]
Op vrijdag 11 oktober 2013 ontmoeten A-3560 en A-3529 [A], die zich eerder had voorgesteld als [A]. [A] vertelde dat hij ervan baalde dat [medeverdachte 4] was aangehouden. [A] vertelde voorts dat een deel van de drugs die [medeverdachte 4] bij zich had voor hem bestemd was. [A] baalde, want hij had aan [medeverdachte 4] vooraf 10.000 euro gegeven voor de aanschaf van de drugs. De drugs zou [A] doorverkopen voor 16.000 euro. De rest van de lading drugs van [medeverdachte 4] was bestemd voor een klant van [medeverdachte 4], [naam], welke in de omgeving van München woont. [56]
Bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoorweergegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan uitvoer van verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat tussen de verdachten meermalen contact is geweest over verdovende middelen en het transport daarvan naar Duitsland. Ook blijkt dat verdachte niet alleen betaalde voor de verdovende middelen, maar ook voor het vervoer en dat er afspraken zijn gemaakt over de ontmoetingen in Duitsland, die ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. [medeverdachte 4] was ook met drugs onderweg naar Duitsland op 4 oktober 2013. Gelet op de samenwerking tussen de verschillende medeverdachten, die ook daadwerkelijk afnemers hadden voor hun drugs, en de periode die die samenwerking heeft geduurd, kan het niet anders zijn dan dat ook daadwerkelijk drugs zijn vervoerd en niet wat anders.
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven telecommunicatie ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] over de transporten naar Duitsland.
Op 14 juli 2013 om 0:05:36 uur voert verdachte [medeverdachte 4] een telefoongesprek met een onbekende man. Uit de inhoud van dat gesprek blijkt dat er 3.000 kleintjes zijn geleverd. Wanneer de zakjes door [medeverdachte 4] worden nageteld, blijkt dit te kloppen. Gelet op de latere sms’jes van [verdachte] dat zijn voorraad xtc-pillen bijna op is, en gelet op het bewijs dat hierna is weergegeven met betrekking tot het transport op 4 oktober 2013, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ging om een transport van 3000 xtc-pillen, bevattende MDMA.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en gelet op de aard van de contacten was de opzet van de verdachten ook daadwerkelijk gericht op het uitvoeren van verdovende middelen.
Feit 2
De inhoud van de forums behorende bij [naam] wordt beheerd door de moderators. Deze moderators dragen meer verantwoordelijkheid. Van een moderator wordt verwacht dat deze zich redelijk gedraagt, reageert op vragen van andere gebruikers en zich in het algemeen diplomatiek uitdrukt bij het geven van commentaar, antwoorden en waarschuwingen. Deze moderators hebben de mogelijkheid om berichten van anderen aan te passen of te verwijderen. Daarnaast kunnen zij gebruikers de toegang tot de forums ontzeggen. [57]
De gebruiker [gebruikersnaam] biedt verdovende middelen aan door middel van advertenties op [naam]. [58]
Op 6 maart 2013 ontmoet A-3529 [gebruikersnaam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]). [medeverdachte 4] vertelt dat hij op [naam] moderator is en de nickname [gebruikersnaam] gebruikt. Hij heeft ook een verkoop account met de naam [gebruikersnaam]. Er zijn vier moderators op [naam], die [medeverdachte 4] persoonlijk kent. De eigenaar van [naam] is [naam]. Als moderator houdt [medeverdachte 4] het gehele forum in de gaten en hij mag mensen die zich niet aan de regels houden blokkeren. [59]
Op 9 april 2013 zegt [medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) tegen A-3529 dat moderators op [naam] op een apart gedeelte van het [naam] forum elkaar berichten sturen en overleg hebben over het reilen en zeilen van de website. [60]
Op 23 april 2013 ontmoet A-3529 [medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]). [medeverdachte 4] vertelde dat hij de verkoop via [naam] even in de vakantie modus heeft gezet, omdat hij zijn bestellingen eerst wil wegwerken voor er nieuwe bij komen. [medeverdachte 4] zegt dat hij over twee weken weer gaat verkopen op [naam]. [61]
Op 31 mei 2013 vertelt [medeverdachte 4] aan A-3529 en A-3560 dat hij het niet erg vindt om met A-3560 zijn moderator account op [naam] te delen. [62]
Op 18 december 2013 ontmoet A-2128 [A] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]). “[A]” vertelde tijdens de rit naar Amsterdam dat de site [naam] over vijf dagen ging sluiten. De belasting van de server was te hoog geworden. Bij 30.000 geregistreerde klanten was de server al overbelast. Het team van vier moderators moest elke dag ongeveer 1.000 aanvragen beantwoorden. Het moderator-team was met name bezig om betalingen te doen van klanten die nog online bitcoins in hun account hadden staan. [A] vertelde verder dat er eigenlijk maar twee eigenaren van [naam] zijn, namelijk [A] en een partner. Verder kent [A] vanuit [naam] [medeverdachte 4], maar die zit op dat moment in de gevangenis. [A] vertelde dat hij ongeveer drie jaar geleden was begonnen met [naam] en later moderator is geworden. Sinds een jaar is hij admin. Zijn inkomsten heeft hij nu uit de commissies op transacties op [naam]. [A] heeft de mogelijkheid om als [naam] in te loggen en omdat [naam] het de laatste tijd te druk heeft, heeft [A] een gedeelte van het werk van [naam] overgenomen. [63]
Op 19 september 2013 ontmoet A-3560 [A]/[A]/[A]. [A] vertelt dat hij de rechterhand van [naam] is en betaald krijgt als administrator, en wel 5% van de winstopbrengst van [naam]. [64]
[verdachte] heeft verklaard dat hij voor 50% eigenaar is van [naam], dat wil zeggen dat hij recht heeft op 50% van de via [naam] gegenereerde inkomsten. Op de overige 50% heeft [naam] respectievelijk [naam] recht. Dit gaat om bijnamen die op de internetplatformen worden gebruikt. [verdachte] heeft voorts verklaard dat het contact met [naam] tot stand is gekomen via [naam]. Nadat [medeverdachte 4] wegens drugssmokkel begin oktober 2013 werd gearresteerd, werd [naam] moderator van de Nederlandse sectie van [naam]. [verdachte] nam het Duitse gedeelte voor zijn rekening. [verdachte] heeft via het [naam] forum contact gekregen met [naam] en zij hebben afgesproken een internetplatform in navolging van [naam] op te zetten. [65]
[naam] was de eigenaar van [naam] en [naam] betaalde [verdachte] voor zijn werkzaamheden als administrator resp. moderator. Gedurende de laatste drie maanden voor de sluiting (de rechtbank begrijpt: van [naam]) heeft [verdachte] ongeveer 50.000 tot 60.000 euro ontvangen aan bitcoins. [66]
[verdachte] heeft aan [naam] begin januari 2014 bitcoins ter waarde van 12.500 euro overgemaakt, zodat hij twee servers voor [naam] kon kopen. Ze hebben twee servers gekocht. [naam] is voor de programmering van het platform en de opbouw van de pagina’s en servers verantwoordelijk. De taak van [verdachte] is het beheren van klanten. Via [naam] werden volgens [verdachte] tot dusverre circa 2.700 drugsdeals aangeboden. [67]
[naam] is (de rechtbank begrijpt: op 11 februari 2014) sinds ongeveer een week actief en heeft ongeveer 12.000 users [68]
[naam] is (de rechtbank begrijpt: op 11 februari 2014) sinds ongeveer een week actief en heeft ongeveer 12.000 users. Bij [naam] waren er circa 90.000 permanente users. Maandelijks had [naam] circa negen miljoen dollar omzet. [69]
Op 28 december 2013 plaatst [naam] op het forum van [naam] een bericht dat hij bezig is met een nieuwe marktplaats. Hierbij wordt een link geplaatst. Deze link leidt naar het forum van [naam], een nieuwe marktplaats. Ook deze website is te bereiken via een [naam]-netwerk. [70]
Op 3 februari 2014 is de website [naam] voor klanten opengesteld. Tot 11 februari 2014, de dag waarop de website is ontmanteld door de politie, stonden er op [naam] ongeveer 2.700 advertenties met verdovende middelen, vier advertenties met wapens en negen advertenties met munitie. Ook werden creditcardgegevens aangeboden op [naam]. [71]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de website [naam] heeft opgezet voor [naam] alias [A]. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3](de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]) gevraagd om te helpen, omdat hij kan programmeren. De server, zijnde het testplatform, stond bij [medeverdachte 1] thuis, zodat [A] de site ook kon benaderen en kon aangeven hoe hij de site wilde hebben. [medeverdachte 3]heeft de bitcoindeamon aangemaakt. [72]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) hem heeft gevraagd of hij een marktplaats voor hem wilde maken. [medeverdachte 1] vroeg steeds meer en het bleef maar doorgaan. Op een gegeven moment vond [medeverdachte 3] het niet meer legitiem. Hij zag wat er gebeurde op het forum en toen de site semi-online ging. [73]
In het begin dacht [medeverdachte 3]: dit kan niet, maar [medeverdachte 1] zei dat hij alleen maar het BTC (de rechtbank begrijpt: bitcoin) verhaal hoefde in te bouwen en dat hij 1500 euro zou krijgen. [medeverdachte 1] had zelf al een website gebouwd in plain PHP. [medeverdachte 1] vertelde [medeverdachte 3] over [naam]. [74]
[medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat [naam] heeft geholpen met de financiering van de servers door 20 bitcoins over te maken naar een account van hem en [medeverdachte 1]. [75]
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren betrokken bij de ontwikkeling van [naam]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden contact via de [naam]-chat en vervolgens ging [medeverdachte 3] de to do lists uitwerken. [76]
Op de computer die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen wordt een Skype chatgesprek aangetroffen van 17 december 2013 tussen gebruikers [medeverdachte 3] en trueid1. Er wordt gezegd:
je wil daar geen [naam] runnen hehe
nee
opzich niet, maar was leuk om even technisch het te testen
zag ook al hoe je een deamon via [naam] netwerk kan laten lopen
maar is niet zo boeiend
als de RPC maar aan te roepen is
yep idd
hehe
zit echt veeeeeeeeel fking geld in
hehe
en daar moet gewoon even van geprofiteerd worden
idd
is 1 keer geld maken en dan livin la vida loca [77]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat trueid1 een concept is dat hij bedacht heeft. [78]
Als gebruikers van [naam] bitcoins overmaakten, werden deze opgeslagen in de wallet van de website. Uit deze wallet werden ook de uitbetalingen van de website gedaan. De overboeking werd gedaan naar één van twee bitcoinadressen. Eén adres was van [medeverdachte 1], één adres stond op de Mac van [medeverdachte 3]. [79] Bij onderzoek in de data van een inbeslaggenomen laptop van [medeverdachte 3] werd een wallet-bestand aangetroffen. Het aantal bitcoins dat het bitcoinadres bevatte was: 88,924. Bij onderzoek in de data van een inbeslaggenomen computer van [medeverdachte 1] werd een multibit-wallet aangetroffen. Het aantal bitcoins dat het bitcoinadres bevatte was: 39,686. [80]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in samenhang met de onder feit 1 genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
[naam] en [naam] zijn marktplaatsen op internet die door middel van een [naam]-netwerk te bereiken zijn. Op deze marktplaatsen worden onder meer verdovende middelen verhandeld. Ten aanzien van [naam] geldt dat verdachte programmeurs heeft betaald voor het bouwen van de site. Verdachte was voor 50% eigenaar van de site. Ten aanzien van [naam] geldt dat verdachte als moderator fungeerde, een beheerder op het aan de site gekoppelde forum, die de mogelijkheid had om berichten van anderen aan te passen of te verwijderen of bezoekers de toegang te ontzeggen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet door zijn aandeel in deze marktplaats. Door zijn aandeel in de website heeft verdachte de handel in verdovende middelen gefaciliteerd en bevorderd.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 21 februari 2013 tot en met 11 februari 2014, te Woerden, en/of te Keulen en/of Bad Nauheim, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen een hoeveelheid 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
meermalen een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
meermalen een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
te weten:
-op 14 juli 2013 3000 XTC-pillen (MDMA) en
-in de periode van 22 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 1000 gram speed (amfetamine) en 3000 XTC-pillen (MDMA) en 62 gram cocaïne en
-in de periode van 3 oktober 2012 tot en met 4 oktober 2013 ongeveer 3000 gram speed (amfetamine) en/of ongeveer 1500 gram XTC-pillen (MDMA) en/of ongeveer 40 gram cocaïne;
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht te weten naar Duitsland, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
2.
op meer tijdstippen in de periode van 21 februari 2013 en met 11 februari 2014 in
Nederland en/of in Keulen en/of in Bad Neuheim,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (te weten cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en te bevorderen,
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en
-andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
-een verborgen marktplaats en forum ([naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden beheerd en onderhouden en laten beheren en onderhouden en
-(als programmeur) een verborgen marktplaats en forum ([naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden gebouwd en/of beheerd en/of onderhouden en/of laten bouwen en/of beheren en/of onderhouden en
-als moderator en/of administrator op verborgen marktplaatsen en fora waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden gefungeerd en/of (in die hoedanigheid) vragen van aanbieders en/of kopers beantwoord en
-één of meerdere contact(en) (telefonisch e/of via internet) gehad met één of meerdere medeverdachte(n) waarbij afspraken werden gemaakt over het bouwen/onderhoud van verborgen marktplaats(en) en/of fora ([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden en de financiering van die marktplaatsen en fora en
-bitcoins ter beschikking gesteld aan een medeverdachte en geïnvesteerd in/voor het bouwen en/of onderhouden van een verborgen marktplaats en forum ([naam]) waarop/waarmee
via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden en
-opbrengst(en) van de handel via (een) verborgen marktplaats(en) en/of fora ([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden (te weten in bitcoins) voorhanden gehad en/of ontvangen van en/of overgedragen aan één of meerdere medeverdachte(n);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en subsidiair een straf gelijk aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke straf of een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich door zijn betrokkenheid bij [naam], het bouwen van [naam] en het onderhouden daarvan schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Verdachte heeft samen met anderen de anonieme website ‘[naam]’ opgezet en hiermee de handel in illegale goederen gefaciliteerd en bevorderd. Gebleken is dat er enkele dagen na de lancering van de website op het internet al zeer veel advertenties op de website stonden waarin verdovende middelen werden aangeboden. Door middel van de website is een groot netwerk ontstaan waarop op grote schaal in verdovende middelen kon worden gehandeld, ook buiten Nederland. Door gebruik te maken van een (weliswaar afgeschermde) website hebben verdachte en zijn medeverdachten ook kwetsbare groepen, zoals minderjarigen of anderen die van begeleiding afhankelijk zijn, de kans geboden op relatief eenvoudige wijze aan drugs te komen en daarmee blootgesteld aan enorme gezondheids- en welzijnsrisico’s.
Het is immers algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid en van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog veel verder worden geschaad, waarbij langdurende begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt.
Verdachte heeft met zijn gedragingen geen inzicht getoond in de mogelijke gevolgen ervan en zijn eigen financiële gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers willens en wetens blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s met mogelijk dodelijke afloop. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend.
Bovendien ondervindt de samenleving ernstige overlast ten gevolge van het gebruik van en de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs genereert immers op zijn beurt strafbare feiten met alle nadelige maatschappelijke gevolgen van dien. Het risico daarvan is in dit geval nog vergroot door de grote omvang van de handel gezien het aantal transacties dat door de site mogelijk werd gemaakt. Daarnaast heeft verdachte meermalen harddrugs uitgevoerd naar Duitsland.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden en zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Deze straf is hoger dan de straf die door de officier van justitie is geëist aangezien de straf die door de officier van justitie is geëist onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij gedurende een langere periode welbewust gedragingen heeft verricht die de samenleving zeer ondermijnen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de lederen tas met inhoud (HA32.1.3.16), de laptop in oranje laptophoes (HA32.1.3.16.01) en de Apple hard disk (HA32.1.3.17) aan verdachte toebehoren. Gelet op de gegevens die op de gegevensdragers werden aangetroffen, moet worden geoordeeld dat deze goederen zo intensief door verdachte werden gebruikt dat deze aan hem toebehoorden. Nu een deel van de bewezenverklaarde gedragingen met behulp van deze goederen zijn begaan, zijn deze vatbaar voor verbeurdverklaring.
De rechtbank zal conform de vordering van de officier van justitie beslissen zoals vermeld staat achter de goederen op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijst.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de dagvaarding geldig.
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk.
Verklaart het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde in het buitenland in detentie is doorgebracht ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslist op het beslag zoals is vermeld op de aangehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. P.J.M. Mol en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 11 februari 2014,
te Woerden, in elk geval in Nederland en/of te Keulen en/of Bad Nauheim, in
elk geval in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) een hoeveelheid 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
(meermalen) een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet en/of
(meermalen) een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet,
te weten:
-op of omstreeks 14 juli 2013 3000 XTC-pillen (MDMA) en/of
-in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 1000 gram
speed (amfetamine) en/of 3000 XTC-pillen (MDMA) en/of 62 gram cocaïne en/of
-in of omstreeks de periode van 3 oktober 2012 tot en met 4 oktober 2013
ongeveer 3000 gram speed (amfetamine) en/of ongeveer 1500 gram XTC-pillen
(MDMA) en/of ongeveer 40 gram cocaïne;
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (te weten
onder andere naar Duitsland), al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5
Opiumwet, en/of opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad;
(Zaaksdossier 1, 1A en 4)
Artikel 2 jo. 10 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij,
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 en met 11 februari 2014 in
Nederland en/of in Keulen en/of in Bad Neuheim, althans in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied
van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (te
weten cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine), in elk geval een hoeveelheid van
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te
verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk op
internet:
-(als programmeur) één of meerdere verborgen marktplaats(en) en/of fora
([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet verdovende
middelen verhandeld kunnen worden gebouwd en/of beheerd en/of onderhouden
en/of laten bouwen en/of beheren en/of onderhouden en/of
-als moderator en/of administrator op verborgen marktplaats(en) en/of fora
waarop/waarmee via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden
gefungeerd en/of (in die hoedanigheid) vragen van aanbieders en/of kopers
beantwoord en/of
-één of meerdere contact(en) (telefonisch e/of via internet en/of fysiek)
gehad met één of meerdere medeverdachte(n) waarbij afspraken werden gemaakt
over het bouwen/onderhoud van verborgen marktplaats(en) en/of fora ([naam]
en/of [naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen
verhandeld kunnen worden en/of en/of de financiering van die marktplaats(en)
en/of fora en/of
-één of meerdere geldbedrag(en) (onder andere een bedrag van 12.500 euro)
en/of bitcoins ter beschikking gesteld aan een medeverdachte en/of
geïnvesteerd in/voor het bouwen en/of onderhouden van (een) verborgen
marktplaats(en) en/of fora ([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee
via internet verdovende middelen verhandeld kunnen worden en/of
-opbrengst(en) van de handel via (een) verborgen marktplaats(en) en/of fora
([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet verdovende
middelen verhandeld kunnen worden (te weten in bitcoins) voorhanden gehad
en/of ontvangen van en/of overgedragen aan één of meerdere medeverdachte(n)
en/of
(Alle zaaksdossiers)
Artikel 10A jo. 10 Opiumwet
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
3.
Primair
hij,
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 11 februari 2014,
in Nederland en/of Bad Nauheim, in elk geval in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) (opzettelijk) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht en/of (opzettelijk) heeft overgedragen en/of vervoerd één of
meerdere wapen(s) en/of munitie van categorie II en/of categorie III,
Artikel 9 jo. 14 jo. 22 jo. 31 Wet wapens en munitie
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of één of meer andere (onbekend gebleven) personen,
in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 4 oktober 2013,
in Nederland en/of Bad Nauheim (Duitsland),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(meermalen) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht en/of opzettelijk heeft overgedragen en/of vervoerd één of
meerdere wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 4 oktober 2013, te Bad
Nauheim, in elk geval in Duitsland en/of Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar
opzettelijk op internet:
-(als programmeur) één of meerdere verborgen marktplaats(en) en/of fora
([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet wapens en
munitie verhandeld kunnen worden gebouwd en/of beheerd en/of onderhouden en/of
laten bouwen en/of beheren en/of onderhouden en/of
-als moderator en/of administrator op (een) verborgen marktplaats(en) en/of
fora ([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet wapens en
munitie verhandeld kunnen worden gefungeerd en/of (in die hoedanigheid) vragen
van aanbieders en/of kopers op die marktplaats(en) en/of fora beantwoord en/of
-één of meerdere contact(en) (telefonisch en/of via internet en/of fysiek)
gehad met één of meerdere medeverdachte(n) waarbij afspraken werden gemaakt
over het bouwen/onderhoud van verborgen marktplaats(en) en/of fora ([naam]
en/of [naam]) waarop/waarmee via internet verdovende middelen
verhandeld kunnen worden en/of en/of de financiering van die marktplaats(en)
en/of fora en/of
-één of meerdere geldbedrag(en) en/of bitcoins ontvangen van en/of ter
beschikking gesteld aan (een) medeverdachte(n) voor het bouwen en/of
onderhouden van (een) verborgen marktplaats(en) en/of fora ([naam] en/of
[naam]) waarop/waarmee via internet wapens en munitie verhandeld
kunnen worden en/of
-opbrengst(en) van de handel via (een) verborgen marktplaats(en) en/of fora
([naam] en/of [naam]) waarop/waarmee via internet wapens en
munitie verhandeld kunnen worden (te weten in bitcoins) voorhanden gehad en/of
ontvangen van en/of overgedragen aan één of meerdere medeverdachte(n);
(Alle zaaksdossiers)
Artikel 9 jo. 14 jo. 22 jo. 31 Wet wapens en munitie
Artikel 48 Wetboek van Strafrecht
art 9 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 1.
3.Proces-verbaal van onderzoek “[gebruikersnaam]” op de website [naam], pagina 146, zaaksdossier 2.
4.WOD-dossier, pagina 9
5.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 2.
6.Persoonsdossier [verdachte], pagina 5 en ordner BOB JANSR67 TT-06, gespreksnummer 288180101.
7.Ordner BOB JANSR67 TT-04 en TT-05, gespreksnummer 288188830.
8.Ordner BOB JANSR67 TT-04 en TT-05, gespreksnummer 288189292.
9.Proces-verbaal van observatie, pagina 24 en 27 van Observatie-dossier.
10.Persoonsdossier [verdachte], pagina 5 en 6.
11.Persoonsdossier [verdachte], pagina 6.
12.Persoonsdossier [verdachte], pagina 136.
13.Persoonsdossier [medeverdachte 1], pagina 202.
14.WOD-dossier, pagina 197.
15.WOD-dossier, pagina 198.
16.WOD-dossier, pagina 208.
17.WOD-dossier, pagina 209.
18.Proces-verbaal van bevindingen, ordner Aanvullingen bijlagen, pagina 135.
19.Proces-verbaal van bevindingen, ordner Aanvullingen bijlagen, pagina 138.
20.Pagina 3 van het verhoor van [verdachte] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
21.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 3.
22.WOD-dossier, pagina 114.
23.Ordner E Beslagdossier Shales, pagina BE010105.
24.Ordner C Zaaksdossiers, pagina BC011101.
25.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 126.
26.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 127, 128 en 129.
27.WOD-dossier, pagina 208 en 209.
28.Persoonsdossier [verdachte], pagina 5 en ordner BOB JANSR67 TT-06, gespreksnummer 288180101.
29.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2014.
30.Pagina 9 loopverbaal zaaksdossier 4.
31.Pagina 11 loopverbaal zaaksdossier 4.
32.Pagina 9 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
33.Ordner BOB JANSR67 TT-07, gespreksnummer 288295993.
34.Ordner BOB JANSR67 TT-07, gespreksnummer 288295998.
35.Ordner BOB JANSR67 TT-07, gespreksnummer 288296002.
36.Ordner BOB JANSR67 TT-07, gespreksnummer 288296004.
37.Ordner BOB JANSR67 TT-07, gespreksnummer 288296005.
38.Pagina 13 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
39.Pagina 13 van de bijlagen bij zaaksdossier 4.
40.Pagina 15 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
41.Pagina 15 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
42.Pagina 16 van het loopverbaal van zaaksdossier 4 en ordner BOB JANSR67 TT-07, gespreksnummer 288352708.
43.Pagina 16 van het loopverbaal van zaaksdossier 4.
44.TT-07, sms 1438 en 1439.
45.Bijlagen bij zaaksdossier 4, pagina 17.
46.Bijlagen bij zaaksdossier 4, pagina 17.
47.Pagina 20 van zaaksdossier 4.
48.Pagina 20 van zaaksdossier 4.
49.Het verhoor van [medeverdachte 2], pagina 45 en 47 uit zaaksdossier 4.
50.Het verhoor van [medeverdachte 2], pagina 57 uit zaaksdossier 4.
51.Onderzoek Shales, pagina BC01-18-01.
52.Onderzoek Shales, pagina BC01-04-01 tot en met BC-1-04-05.
53.Onderzoek Shales, het proces-verbaal forensisch onderzoek op pagina BC01-05-01 tot en met BC01-05-03 en het NFI rapport op pagina BC01-06-01 en BC01-06-02..
54.Onderzoek Shales, pagina BC01-03-05.
55.WOD-dossier, pagina 223.
56.WOD-dossier, pagina 225 tot en met 228.
57.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 145 uit zaaksdossier 2.
58.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, pagina 163 tot en met 170 uit zaaksdossier 2.
59.WOD-dossier, pagina 11.
60.WOD-dossier, pagina 57.
61.WOD-dossier, pagina 73.
62.WOD-dossier, pagina 86.
63.WOD-dossier, pagina 292.
64.WOD-dossier, pagina 208 en 209.
65.Pagina 3 van het verhoor van [verdachte] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
66.Pagina 4 van het verhoor van [verdachte] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
67.Pagina 4 van het verhoor van [verdachte] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
68.Pagina 5 van het verhoor van [verdachte] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
69.Pagina 5 van het verhoor van [verdachte] van 11 februari 2014. Los toegevoegd aan het dossier.
70.Pagina 11 van het loopverbaal bij zaaksdossier 7.
71.Pagina 22 van het loopverbaal bij zaaksdossier 7 en printscreens van websites, pv bevindingen pagina 1 tot en met 35 van zaaksdossier 7.
72.Pagina 112 van zaaksdossier 7.
73.Pagina 171 en 172 van zaaksdossier 7.
74.Pagina 175 en 176 van zaaksdossier 7.
75.Pagina 174 van zaaksdossier 7.
76.Pagina 176 van zaaksdossier 7.
77.Pagina 42, 53 en 54 van zaaksdossier 7.
78.Pagina 127 van zaaksdossier 7.
79.Pagina 177 van zaaksdossier 7.
80.Pagina 199 van zaaksdossier 7.