Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘Tussen [eiser] en [B]([eiser] en [B], ktr.)
heeft een interactie plaats gevonden op basis van een misverstand. Partijen hebben hierover over en weer excuses aangeboden en geconcludeerd dat de kwestie hiermee tussen hen is afgedaan en geen beletsel vormt voor verdere samenwerking. Partijen([eiser] en [B], ktr.)
betreuren dat de situatie binnen de organisatie grotere proporties heeft aangenomen dan op basis daarvan gerechtvaardigd en onnodige misverstanden bij hen en de organisatie heeft veroorzaakt. Partijen hebben de tussen hen ontstane misverstanden opgehelderd. Partijen bieden de organisatie excuus aan voor de commotie die een en ander in het team heeft veroorzaakt. Partijen zullen zich inzetten voor de samenwerking met elkaar en de samenwerking met het team en het belang van de organisatie. Partijen verzoeken de organisatie de kwestie als zodanig verder te laten rusten en partijen in staat te stellen tot het oppakken en voortzetten van hun werkzaamheden in het belang van de organisatie en partijen (-).’
‘er vanuit de huidige leiding (mevr [C], psychiater en de heer [A], hoofd bedrijfsvoering) geen basis meer is om de samenwerking op [behandelcentrum] voort te zetten’en omdat
‘er ook bij de andere teamleden in [behandelcentrum] weerstand (is) tegen de terugkeer van de heer [eiser] daar (-). Uit oogpunt van patiëntenbelang en de continuïteit van behandeling en bedrijfsvoering vindt de directie het onverantwoord dat de heer [eiser] daar terugkeert (-).’[gedaagde] kondigde aan dat [eiser] zou worden herplaatst in een andere functie, op zijn niveau maar op een andere locatie binnen [gedaagde], en dat hem daartoe een voorstel zou worden gedaan.
‘om de spanningen welke werden ervaren in de samenwerking in het teamfunctioneren verder te concretiseren. De langere periode van afwezigheid van de heer [eiser] heeft gemaakt dat men zich enerzijds vrij heeft gevoeld pijnpunten te benoemen en ervaringen te delen, terwijl anderzijds ten aanzien van de bedrijfsvoering duidelijk is geworden dat het ontbroken heeft aan transparante communicatie en sturing van de heer [eiser]. De teamleden geven aan zich “onveilig” te voelen bij terugkeer van de heer [eiser] en doen met deze verklaring een uitdrukkelijk beroep op de heer [eiser] om de confrontatie niet aan te gaan.’
3.De vordering en de standpunten van partijen
4.De beoordeling van het geschil
dat bij de hier te hanteren maatstaf het accent niet eenzijdig (moet) worden gelegd op hetgeen van de werknemer in een dergelijke situatie mag worden verwacht. Bij de beantwoording van de vraag tot welke gevolgen een wijziging van de omstandigheden voor een individuele arbeidsrelatie kan leiden, dient immers in de eerste plaats te worden onderzocht of de werkgever daarin als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door hem gedane voorstel redelijk is. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen (-). Nu de werknemer op deze wijze beschermd wordt tegen onredelijke voorstellen van de werkgever, en nu vervolgens nog dient te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden, is het belang van de werknemer bij een ondanks de veranderde omstandigheden ongewijzigd voortduren van de arbeidsvoorwaarden voldoende gewaarborgd.’Nu zowel de reïntegratieverplichtingen als de kwestie van de eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst in de sleutel staan van het goed werkgever- en goed werknemerschap zal daaraan de vordering van [eiser] en hetgeen [gedaagde] daartegen heeft ingebracht worden getoetst.
‘geluiden over een chaotische en slechte werksfeer, angstcultuur bij personeel en een slechte bedrijfsvoering met achterstanden op [behandelcentrum]’heeft zij juist onvoldoende terughoudendheid betracht en een zware wissel getrokken op de voortgang van de reïntegratie van [eiser]. Na bedoeld gesprek heeft zich in het herstel van [eiser] een terugval voorgedaan. Zeker waar zijn functioneren steeds als goed was beoordeeld en [eiser] vóór zijn uitval geen op- of aanmerkingen hadden bereikt (dat dit anders is, heeft [gedaagde] niet gesteld) behoorde [gedaagde] hem te vrijwaren van de psychische druk die met deze kritiek op zijn functioneren als leidinggevende gepaard ging. [gedaagde] diende er tevens rekening mee te houden dat [eiser] op dat moment, herstellende van zijn ziekte en belast met de zorg om en voor zijn vrouw, minder goed was toegerust om adequaat verweer te voeren. Dat [gedaagde] dit aspect toch reeds tijdens de ziekte van [eiser] heeft willen aanpakken, verbaast temeer, nu zij heeft gesteld dat de bedoelde kritiek
‘geen prominente rol’speelde (vgl. de brief van [F] van 6 augustus 2014). Ook indien het zo zou zijn dat - zoals bij conclusie van antwoord onder 11. is gesteld - [eiser] zijn stijl van leidinggeven sinds de oprichting van [behandelcentrum] in 2001 niet voldoende heeft aangepast aan de ontwikkelingen binnen het behandelcentrum, bijvoorbeeld door het aanbrengen van meer sturing en structuur, kan deze kwestie na diens terugkeer in de eigen functie aan de orde worden gesteld. Alsdan zal met hem kunnen worden gesproken over de door [gedaagde] verlangde gewijzigde aanpak en zal [eiser] de gelegenheid moeten worden geboden daarin zijn positie te bepalen. Indien [eiser] er in dat verband, en tegen die tijd, voor kiest om een stap terug te doen door zijn leidinggevende taken geheel of gedeeltelijk op te geven, kan dat uiteraard eveneens onderwerp van overleg zijn. In dit stadium gaat het te ver om hem te houden aan de instemming die hij eerder met de toen niet nader uitgewerkte ‘optie [D]’ heeft betuigd.