ECLI:NL:RBMNE:2014:4757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
16-659202-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval door 18-jarige verdachte met toepassing van minderjarigenstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die op 8 november 2012 een gewapende overval heeft gepleegd. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. D.C. Dorrestein, verscheen ter terechtzitting en heeft het feit bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld tegen twee slachtoffers, waarbij de verdachte hen bedreigde met een mes. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 40 dagen, met als bijzondere voorwaarde een maatregel van Hulp en Steun, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn spijt en de vergoedingen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, die adviseerde om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de jeugddetentie dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou plegen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers benadrukten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-659202-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht.
De zaak is tegelijk, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen verdachte onder parketnummer 16-659358-14.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 8 november 2012 te [plaats] een overval heeft gepleegd op [naam],
primairten laste gelegd als diefstal met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
subsidiairten laste gelegd als afpersing van voornoemde personen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is evenals de officier van justitie van mening dat het primair ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], opgenomen op pagina 26-30 van het proces-verbaal met nummer PL1406-2012050381, van politie Gooi en Vechtstreek, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 157;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2014.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
primair
op 08 november 2012 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [naam], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte:
- met een zwarte bivakmuts over het hoofd [naam] is binnengegaan en
- tegen [slachtoffer 1] voornoemd dreigend de woorden heeft toegevoegd ‘dit is een overval’, en vervolgens
- dreigend een mes heeft getoond en
- met dit mes richting de kassa liep en
- met dit mes in de buurt stond van die [slachtoffer 1], terwijl hij, verdachte, het geld uit de kassa pakte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
primair:diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie heeft vervolgens gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 40 dagen, met als bijzondere voorwaarde een maatregel van Hulp en Steun, ook als dat inhoudt meewerken aan behandeling door een psycholoog en ook als dat inhoudt meewerken aan een sociale vaardighedentraining. De officier van justitie heeft daarnaast een werkstraf van 60 uren gevorderd, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feit zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het spreekt voor zich dat een dergelijke gewapende overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid die bij het slachtoffer in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen door dergelijke feiten worden gewekt. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een gewapende overval nog lange tijd angstgevoelens kunnen ondervinden. Met dit alles heeft de verdachte destijds kennelijk geen enkele rekening gehouden. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om op deze manier, ten koste van een ander, snel aan geld te komen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan en dat hij inmiddels persoonlijk en met een bos bloemen zijn excuses heeft aangeboden aan het slachtoffer en de financiële schade heeft vergoed.
Met betrekking tot de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de afpersing niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit, maar – mede in verband met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – dat verdachte daarna laatstelijk op 2 september 2013 in verband met een aantal diefstallen is veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden;
  • een de verdachte betreffend rapport 2B van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 15 september 2014, ter terechtzitting d.d. 23 september 2014 namens de Raad voor de Kinderbescherming toegelicht door I. de Visser, waarbij wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen en om aan de verdachte geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een maatregel van Hulp en Steun, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan behandeling door een psycholoog en ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan een sociale vaardighedentraining. Daarnaast wordt een werkstraf geadviseerd;
  • het feit dat verdachte open staat voor behandeling en begeleiding, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat verdachte bij vonnis van heden, onder parketnummer 16-659358-14, voor een soortgelijk feit wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de rechtbank dat verdachte ten tijde van het strafbare feit de leeftijd van achttien jaren had. Uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming komt naar voren dat bij verdachte een licht verstandelijke beperking is vastgesteld en dat hij zich verbaal goed kan presenteren. Hierdoor doet zich het risico van overvraging voor. Daarnaast realiseert verdachte zich dat hij ondersteuning nodig heeft, zodat hij bereid is hulp en begeleiding te accepteren. De rechtbank vindt daarom aanleiding in de persoonlijkheid van verdachte om op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, zoals het ten tijde van het bewezenverklaarde gold, recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77 hh van het Wetboek van Strafrecht en jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 40 dagen passend en geboden is. Met deze voorwaardelijke straf beoogt de rechtbank niet alleen de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen, maar beoogt zij ook de oplegging van de maatregel Hulp en Steun, inclusief behandeling door een psycholoog en een sociale vaardighedentraining, mogelijk te maken. De rechtbank zal daarnaast een werkstraf opleggen van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De rechtbank zal de aan de voorwaardelijke straf gekoppelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de persoon van verdachte zal de rechtbank voorts bepalen dat de – vervangende – jeugddetentie, ook nu verdachte de leeftijd van achttien heeft bereikt, niet ten uitvoer zal worden gelegd als – vervangende – hechtenis, maar dat verdachte ook dan in aanmerking komt voor – vervangende – jeugddetentie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77c, 77g, 77m, 77n, 77za en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
primair:diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievan
40 dagen;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet aan de hem opgelegde voorwaarden houdt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
* zich zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te Utrecht in het kader van de hierbij opgelegde Maatregel Hulp en Steun, waarbij de feitelijke tenuitvoerlegging ligt bij de William Schrikker Groep, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan behandeling door een psycholoog en ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan een sociale vaardighedentraining;
geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag, en met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;
bepaalt dat bij tenuitvoerlegging van voormelde – vervangende – jeugddetentie, ook nu verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, verdachte in aanmerking komt voor – vervangende – jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter,
mrs. A.R. Creutzberg en G.V.M. Veldhoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 08 november 2012 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte,
- met een (zwarte) bivakmuts over het hoofd, althans met enige
gezichtsbedekking [naam] is binnengegaan en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] voornoemd dreigend de woorden heeft
toegevoegd "dit is een overval", althans woorden van gelijke strekking en/of
aard en/of (vervolgens)
- ( dreigend) een mes, in ieder geval een soortgelijk/scherp voorwerp, heeft
getoond en/of
- met dit mes, in ieder geval een soortgelijk/scherp voorwerp, richting de
kassa liep en/of
- met dit mes, in ieder geval een soortgelijk/scherp voorwerp, in de buurt
stond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl hij, verdachte, het geld
uit de kassa pakte;
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 november 2012 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en / of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- met een (zwarte) bivakmuts over het hoofd, althans met enige
gezichtsbedekking [naam] is binnengegaan en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] voornoemd dreigend de woorden heeft
toegevoegd "dit is een overval", althans woorden van gelijke strekking en/of
aard en/of (vervolgens)
- ( dreigend) een mes heeft getoond en/of
- met dit mes richting de kassa liep en/of
- met dit mes in de buurt stond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
terwijl hij, verdachte, het geld uit de kassa pakte.