Op 7 oktober 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1956 en feitelijk verblijvend op een onbekend adres, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 1 juni tot en met 30 september 2013. Tijdens de zittingen op 24 juni en 23 september 2014 werd de zaak behandeld. De verdachte verscheen op de eerste zitting, maar niet op de tweede, waar de inhoudelijke behandeling plaatsvond. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, en de rechtbank kwam tot dezelfde conclusie. Op 30 september 2013 werd bij een onderzoek op het adres van de verdachte een hennepstekkerij aangetroffen met 2991 hennepstekken. De verdachte heeft verklaard dat hij de kwekerij zelf had opgezet en dat hij in juni 2013 was begonnen met de teelt.
De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met anderen had gepleegd, en sprak hem daarvan vrij. Wel werd bewezen verklaard dat hij opzettelijk heeft geteeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, met vervangende hechtenis van 120 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.