ECLI:NL:RBMNE:2014:4715

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
370206 / HARK 14-126
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. J.F. Haeck in strafzaak

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 september 2014, heeft verzoeker, verblijvende in de Oostvaarderskliniek, mr. J.F. Haeck gewraakt, die als voorzitter van de meervoudige strafkamer fungeerde. Verzoeker stelde dat hij tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2014 het woord was ontnomen en dat mr. Haeck de vertegenwoordiger van de Oostvaarderskliniek meer gelegenheid gaf om zijn visie te delen. Mr. Haeck heeft echter aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten.

De rechtbank beoordeelt het wrakingsverzoek aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het uitgangspunt is dat een verdachte recht heeft op een behandeling door een onpartijdige rechter. De rechtbank stelt vast dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank concludeert dat de rechter, op basis van zijn aanstelling, vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af, omdat de aangevoerde gronden niet wijzen op een schending van de onpartijdigheid. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De strafzaak tegen verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Lelystad
Zaaknummer: WK2014/15
Rekestnummer: 370206 / HARK 14-126
beslissing van 3 september 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek in de zin van artikel 512 Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
onder verantwoordelijkheid van FPC Oostvaarderskliniek verblijvende in [naam],
hierna als verzoeker aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 27 mei 2014
- de e-mail van mr. J.F. Haeck van 13 juni 2014
- het proces-verbaal van de zitting van 20 juni 2014
- de beslissing van de wrakingskamer van 22 juli 2014
- de mondelinge behandeling op 26 augustus 2014.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. J.F. Haeck heeft de wrakingskamer bericht niet te zullen verschijnen op 26 augustus 2014.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.F. Haeck als voorzitter van de meervoudige strafkamer.
2.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij mr. Haeck heeft gewraakt omdat deze hem het woord heeft ontnomen tijdens de mondelinge behandeling en hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn mening te geven over de vordering van de officier van justitie. Verzoeker is van mening dat mr Haeck de vertegenwoordiger van de Oostvaarderskliniek daarentegen alle gelegenheid heeft gegeven om zijn woord te doen en slechts belangstelling had voor diens visie..
2.3.
Mr. Haeck heeft de rechtbank bericht dat hij niet berust in het wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm gegeven door zowel artikel 512 van het Wetboek van strafvordering als door artikel 6 EVRM, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Uitgangspunt is dat de verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak door een onpartijdige rechter. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In het onderhavige geval is dat niet het geval. De door verzoeker aangevoerde gronden zijn geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde rechter schade zou kunnen lijden. Verzoeker heeft aangevoerd dat hem ter zitting het woord is ontnomen, dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn mening te geven en dat de belangstelling van de rechter slechts uitging naar de visie van de deskundige. Uit het proces-verbaal van de zitting d.d. 27 mei 2014 blijkt zulks echter niet. Mr. Haeck heeft, toen hij verzoeker in de gelegenheid stelde om te reageren op hetgeen de deskundige naar voren had gebracht en verzoeker daar een aanvang mee maakte, slechts aangegeven dat hij niet toestond dat verzoeker de deskundige, de heer [A], beledigde en verzoeker verzocht zulks niet meer te doen. Daarna heeft verzoeker zijn verzoek tot wraking ingediend, zodat toen geen mogelijkheid meer bestond hem in de gelegenheid te stellen verder te gaan met zijn reactie. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Haeck af;
4.2.
bepaalt dat de strafzaak tegen verzoeker dient te worden voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. M.C.P. de Ridder, A. van Holten en C.A. de Beaufort in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Weistra en in openbaar uitgesproken op 3 september 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.