ECLI:NL:RBMNE:2014:4712

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
C/16/375029 / HA RK 14-186
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2014, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. D. Wachter, rechter in de afdeling civiel recht. Het verzoek werd gedaan naar aanleiding van een kort geding dat door [A] was aangespannen tegen de verzoekers, waarbij conservatoir beslag was gelegd. Verzoekers voerden aan dat mr. Wachter niet onpartijdig was, omdat hij geen rekening had gehouden met de verhinderdata van hun advocaat, mr. Pije, en dat de beslissing om geen nieuwe zittingsdatum te bepalen hen onterecht benadeelde.

De wrakingskamer heeft de procedure op 13 augustus 2014 behandeld, maar het verzoek werd ongegrond verklaard. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 14 augustus 2014, waarbij mr. Wachter en mr. Geukes Foppen aanwezig waren, maar verzoekers niet. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekers hun verzoek niet tijdig hadden ingediend, aangezien zij pas op 12 augustus 2014 het wrakingsverzoek indienden, terwijl de relevante feiten hen al eerder bekend waren. Hierdoor werden zij in hun verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De aangevoerde omstandigheden door verzoekers waren niet voldoende om aan te tonen dat mr. Wachter vooringenomen was. De rechtbank besloot het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren en de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/375029 / HA RK 14-186
beslissing van 14 augustus 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekers],
verder ook te noemen verzoekers.

1.De procedure

1.1.
Bij fax van 12 augustus 2014 heeft mr. drs. B.Y. Pije namens verzoekers het verzoek gedaan tot wraking van mr. D. Wachter, rechter in de afdeling civiel recht en als kantonrechter belast met de behandeling van de door mr. T.H. Geukes Foppen namens [A] jegens [verzoekers] ingestelde vordering in kort geding, bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 374063 KG ZA 14-539.
1.2.
Mr. Wachter heeft niet in de wraking berust. Op 13 augustus 2014 heeft hij zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de griffier van de rechtbank doen toekomen. Een kopie van die reactie is aan mr. Pije en mr. Geukes Foppen gestuurd.
1.3.
De griffier van deze rechtbank heeft verzoekers en mr. Wachter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 13 augustus 2014 om 14:00 uur.
Mr. Geukes Foppen is van deze behandeling in kennis gesteld.
1.4.
Bij fax van 13 augustus 2014 heeft mr. Pije namens verzoekers het verzoek gedaan tot wraking van de wrakingskamer bestaande uit mrs. G. Perrick, K.J. Veenstra en
P.S. Elkhuizen.
1.5.
De mondelinge behandeling van laatstgenoemd wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2014. Het verzoek is ongegrond verklaard.
1.6.
De griffier van deze rechtbank heeft verzoekers, mr. Pije, de gewraakte rechter en
mr. Geukes Foppen ervan in kennis gesteld dat de behandeling van het eerste wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 14 augustus 2014 om 11:00 uur.
1.7.
Het wrakingsverzoek is op 14 augustus 2014 in het openbaar behandeld. Daarbij waren mr. Wachter en mr. Geukes Foppen aanwezig. Noch mr. Pije noch zijn cliënten zijn ter zitting verschenen.
1.8.
Nadat de behandeling was gesloten en de wrakingskamer zich had beraden, is aansluitend mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is van deze uitspraak de schriftelijke uitwerking.
2. De feiten
2.1.
[verzoekers] hebben ten laste van [A] conservatoir beslag doen leggen.
2.2.
[A] vordert in kort geding, kort gezegd, opheffing van het gelegde beslag.
2.3.
Op 31 juli 2014 is door de rechtbank aan mr. Pije en mr. Geukes Foppen bericht dat de behandeling in kort geding zal plaatsvinden op 14 augustus 2014 om 15:00 uur.
2.4.
Bij fax van 31 juli 2014 heeft mr. Pije de rechtbank verzocht om een nieuwe zittingsdatum te bepalen.
2.5.
Bij fax van 4 augustus 2014 uur heeft de rechtbank aan mr. Pije bericht dat de datum wordt gehandhaafd.
2.6.
Bij fax van 12 augustus 2014 heeft mr. Pije onderhavig wrakingsverzoek ingediend.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekers betogen dat de beslissing om geen nieuwe zittingsdatum te bepalen in samenhang met de e-mail van mr. Geukes Foppen aan mr. Pije waarin is vermeld dat de rechtbank mogelijk geen rekening zal houden met zijn verhinderdata gelet op de grote spoedeisendheid die er mee gemoeid is alsmede het feit dat de voorzieningenrechter - in reactie op het verzoek om een andere zittingsdatum - zonder enige nadere motivering aangeeft dat er bewust geen rekening is gehouden met de door mr. Pije opgegeven verhinderdata, maakt dat het mr. Wachter aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Mr. Wachter heeft naar voren gebracht dat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met de datumbepaling van het kort geding. Hij heeft voorts onder verwijzing naar het procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie aangevoerd dat in bijzonder spoedeisende gevallen voorbij kan worden gegaan aan de verhinderdata van de (gemachtigde van de) gedaagde partij. Van belang is dat verlof tot beslaglegging wordt verleend zonder dat de gerekwestreerde op het verzoek wordt gehoord. Mede daarom wordt er naar gestreefd om een vordering tot opheffing van het gelegde beslag binnen 2 tot 3 weken na ontvangst van de kortgedingaanvraag te behandelen.
3.3.
Mr. Geukes Foppen heeft aangevoerd dat het verzoek pas 2 dagen voor de kort geding zitting is gedaan terwijl reeds eind juli met de rechtbank is gecorrespondeerd over de zittingsdatum. Voorts is naar voren gebracht dat het verzoek niet is toegespitst op mr. Wachter maar op de specifieke zittingsdatum. Indien rekening zou zijn gehouden met de verhinderdata van mr. Pije zou de behandeling in kort geding niet binnen 6 weken hebben kunnen plaatsvinden.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37 lid 1 Rv dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer overweegt het volgende. Verzoekers baseren zich ter onderbouwing van het wrakingsverzoek op de fax van deze rechtbank van 4 augustus 2014 (13:11 uur) waarin aan (de advocaat van) verzoekers is medegedeeld dat de datum voor de behandeling van het kort geding wordt gehandhaafd. Nu verzoekers pas op 12 augustus 2014 (12:25 uur), dus op de achtste dag nadat de omstandigheid welke tot het doen van het wrakingsverzoek aanleiding heeft gegeven bij hen bekend is geworden, een wrakingsverzoek hebben ingediend, hebben zij dat niet tijdig gedaan. Verzoekers worden daarom in hun verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
4.2.
De wrakingskamer overweegt – ten overvloede – over de inhoud van het wrakingsverzoek nog het volgende. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond
waarvan thans geoordeeld dient te worden dat sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. Wachter jegens verzoekers. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoekers dienaangaande bestaande vrees dat mr. Wachter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
4.4.
Artikel 3.2 van het procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie bepaalt, kort samengevat en zoals door mr. Wachter ter zitting ook aangegeven, dat bij de dagbepaling zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de door partijen opgegeven verhinderdata alsmede dat in bijzonder spoedeisende gevallen aan de verhinderdata van (de behandelend advocaat van) de gedaagde partij kan worden voorbij gegaan. Mr. Wachter heeft ter zitting toegelicht dat een gerekwestreerde niet wordt gehoord alvorens het verzochte verlof tot beslaglegging wordt verleend. Bezien tegen die achtergrond wordt door de rechtbank bij een vordering tot opheffing van beslag gestreefd naar een behandeling binnen twee tot drie weken na ontvangst van de kortgedingaanvraag. Verondersteld mag worden dat de advocaat van verzoekers met deze gang van zaken bekend is. Nadat aan verzoekers de datum voor het kort geding definitief bekend was geworden, was er voor hun advocaat nog voldoende gelegenheid om de zaak desgewenst over te dragen aan een andere advocaat.
Mr. Geukes Foppen heeft ter zitting nog aangegeven dat zijn opmerking jegens mr. Pije ‘dat de rechtbank mogelijk geen rekening zal houden met zijn verhinderdata’ is gedaan naar aanleiding van zijn bekendheid met het procesreglement. Hij heeft daarover geen contact gehad met de rechtbank, laat staan met mr. Wachter.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden geoordeeld dat mr. Wachter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoekers dan wel dat de vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. Wachter niet-ontvankelijk;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers, mr. Wachter, mr. Geukes Foppen alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel recht en de president van deze rechtbank;
5.3.
bepaalt dat de hoofdzaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. G.J.J.M. Essink, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A. van der Landen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2014.
de griffier mr. K.J. Veenstra
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.