4.3.2Het oordeel over het onder 16/996026-13 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2014 en gezien de omstandigheid dat de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de gebezigde bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2];
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2];
- een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van [verbalisant 3];
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2014.
Bewijsoverweging
Gezien hetgeen mr. R.G. Meester heeft opgemerkt over de bewijsvoering in vuurwerkzaken, overweegt de rechtbank nog het volgende.
Aan verdachte is overtreding van artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit ten laste gelegd. In dat artikel is, kort gezegd, strafbaar gesteld om professioneel vuurwerk, dat bestemd is voor particulier gebruik, op te slaan, voorhanden te hebben en/of aan een ander ter beschikking te stellen.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte de in de dagvaarding omschreven vuurwerkartikelen heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank de vragen te beantwoorden of het aangetroffen vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit wordt aangemerkt als professioneel vuurwerk, en zo ja, of dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Professioneel vuurwerkin de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, is vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 of dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het vuurwerk dat onder verdachte in beslag is genomen niet is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.
Met betrekking tot dit vuurwerk kan de vraag worden gesteld of het bezit en/of het opslaan daarvan wel strafbaar is gesteld in de artikelen 1.2.2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. Er ontbreekt een wettelijke bepaling waarin is bepaald dat vuurwerk dat niet in een categorie is ingedeeld per definitie onder een strafbaar gestelde categorie valt.
Het antwoord op deze vraag kan echter in het midden blijven. In het Vuurwerkbesluit is in artikel 5.3.5 een overgangsbepaling opgenomen, waarin een omschrijving wordt gegeven wat mede onder professioneel vuurwerk wordt verstaan. Meer specifiek is in artikel 5.3.5, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit het volgende bepaald:
Tot en met 3 juli 2017 wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan vuurwerk dat niet behoort tot categorie 1, 2 of 3 en wel behoort tot:
a. (…),
b. vuurwerk bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, zevende lid, van het Vuurwerkbesluit.
Artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit luidt als volgt:
Van bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake indien:
b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier,
De rechtbank stelt op grond van de onder 4.3.2 opgenomen bewijsmiddelen vast dat het vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik. Verdachte heeft immers verklaard dat hij het vuurwerk dat hij op dat moment voorhanden had, had verkocht en overdroeg aan de koper.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte vuurwerk bestemd voor particulier gebruik in de zin van artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Dit betrof vuurwerk dat niet was ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 5.3.5. van het Vuurwerkbesluit. Dit vuurwerk is gelet op het bepaalde in artikel 5.3.5., aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit als professioneel vuurwerk aan te merken. Dit betekent dat verdachte op 14 november 2013 te Lelystad professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, zoals hem ook ten laste is gelegd.