ECLI:NL:RBMNE:2014:4673

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
16/996003-14 en 16/996026-13 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegaal voorhanden hebben van vuurwerk en de gevolgen daarvan

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2014 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/996003-14 en 16/996026-13. De verdachte, een particulier, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Op 14 november 2013 werd de verdachte betrapt met meer dan 300 kilogram illegaal vuurwerk in zijn personenauto, terwijl hij dit aan een koper wilde overdragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, had opgeslagen en voorhanden had gehad, wat in strijd is met de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 95 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft de vrijspraak uitgesproken voor de tenlastelegging onder parketnummer 16/996003-14, omdat er onvoldoende bewijs was dat het vuurwerk in de container aan de verdachte toebehoorde. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak, waaronder de hoeveelheid vuurwerk en de risico's voor de veiligheid, meegewogen in de strafoplegging. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, maar de recidivebepaling was niet van toepassing omdat het eerdere vonnis nog niet onherroepelijk was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/996003-14 en 16/996026-13 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de economische meervoudige strafkamer van 30 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D.M. Rupert en mr. R.G. Meester, beiden advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadslieden naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/996003-14
feit 1: samen met (een) ander(en) op 15 december 2013 te Baarn opzettelijk een hoeveelheid van 538 kilogram illegaal vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 2: samen met (een) ander(en) op 15 december 2013 te Baarn opzettelijk een hoeveelheid van 538 kilogram illegaal vuurwerk voorhanden heeft gehad in een container, althans buiten een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning betrekking hebbende op de opslag van vuurwerk vereist is;
Parketnummer 16/996026-13
feit 1: samen met (een) ander(en) op 14 november 2013 te Lelystad opzettelijk een hoeveelheid van 301 kilogram illegaal vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
feit 2: samen met (een) ander(en) op 14 november 2013 te Lelystad opzettelijk een hoeveelheid van 301 kilogram illegaal vuurwerk voorhanden heeft gehad in voertuigen, althans buiten een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning betrekking hebbende op de opslag van vuurwerk vereist is;

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie heeft met betrekking tot het bewijs in de zaak met parketnummer 16/996026-13 onder meer gewezen op de bekennende verklaring van verdachte. In de zaak met parketnummer 16/996003-14 heeft de officier van justitie gewezen op de verklaring van getuige [getuige 1] in combinatie met de bij de doorzoeking aangetroffen documenten en gegevens die wijzen op door verdachte verrichtte handel in vuurwerk, alsmede op de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] dat zij vuurwerk van verdachte hebben gekocht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen onder parketnummer 16/996003-14 ten laste is gelegd. Volgens de verdediging is er immers geen enkel bewijs dat het vuurwerk dat is aangetroffen in de container te Baarn van verdachte is. Enkele getuigen verklaren weliswaar dat zij bij verdachte vuurwerk hebben gekocht, maar dat koppelt de bewuste container nog niet aan verdachte. De verdediging heeft wijzend op de bekennende verklaring van verdachte geen verweer gevoerd met betrekking tot hetgeen onder 16/996026-13 ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 16/996003-14 ten laste gelegde
In de nacht van 15 op 16 december 2013 heeft er een brand gewoed in het bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Naast dit pand bevond zich een container met daarin een grote hoeveelheid vuurwerk. Dit aangetroffen vuurwerk werd door de politie en later door het Nederlands Forensisch Instituut aangemerkt als illegaal vuurwerk. Volgens dhr. [getuige 1], bedrijfsleider van het containerverhuurbedrijf dat gevestigd was in voornoemd pand, was de betreffende container verhuurd aan verdachte. Deze huurovereenkomst was mondeling tot stand gekomen en derhalve zijn hier geen schriftelijke bescheiden van. Verdachte heeft zowel tegenover de politie als ook ter terechtzitting ontkend iets te maken te hebben met het aangetroffen vuurwerk. Hij zegt dat hij de container niet heeft gehuurd. Nu de verklaring van [getuige 1] dat de bewuste container door verdachte werd gehuurd en verdachte degene was die de goederen daarin had opgeslagen niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, acht de rechtbank niet bewezen dat het verdachte was die het vuurwerk voorhanden heeft gehad. Verdachte zal dan ook van de ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
4.3.2
Het oordeel over het onder 16/996026-13 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2014 en gezien de omstandigheid dat de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de gebezigde bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op [1] :
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2]; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2]; [3]
- een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van [verbalisant 3]; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2014.
Bewijsoverweging
Gezien hetgeen mr. R.G. Meester heeft opgemerkt over de bewijsvoering in vuurwerkzaken, overweegt de rechtbank nog het volgende.
Aan verdachte is overtreding van artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit ten laste gelegd. In dat artikel is, kort gezegd, strafbaar gesteld om professioneel vuurwerk, dat bestemd is voor particulier gebruik, op te slaan, voorhanden te hebben en/of aan een ander ter beschikking te stellen.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte de in de dagvaarding omschreven vuurwerkartikelen heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank de vragen te beantwoorden of het aangetroffen vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit wordt aangemerkt als professioneel vuurwerk, en zo ja, of dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Professioneel vuurwerkin de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, is vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 of dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het vuurwerk dat onder verdachte in beslag is genomen niet is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.
Met betrekking tot dit vuurwerk kan de vraag worden gesteld of het bezit en/of het opslaan daarvan wel strafbaar is gesteld in de artikelen 1.2.2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. Er ontbreekt een wettelijke bepaling waarin is bepaald dat vuurwerk dat niet in een categorie is ingedeeld per definitie onder een strafbaar gestelde categorie valt.
Het antwoord op deze vraag kan echter in het midden blijven. In het Vuurwerkbesluit is in artikel 5.3.5 een overgangsbepaling opgenomen, waarin een omschrijving wordt gegeven wat mede onder professioneel vuurwerk wordt verstaan. Meer specifiek is in artikel 5.3.5, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit het volgende bepaald:
Tot en met 3 juli 2017 wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan vuurwerk dat niet behoort tot categorie 1, 2 of 3 en wel behoort tot:
a. (…),
b. vuurwerk bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, zevende lid, van het Vuurwerkbesluit.
Artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit luidt als volgt:
Van bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake indien:
b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier,
De rechtbank stelt op grond van de onder 4.3.2 opgenomen bewijsmiddelen vast dat het vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik. Verdachte heeft immers verklaard dat hij het vuurwerk dat hij op dat moment voorhanden had, had verkocht en overdroeg aan de koper.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte vuurwerk bestemd voor particulier gebruik in de zin van artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Dit betrof vuurwerk dat niet was ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 5.3.5. van het Vuurwerkbesluit. Dit vuurwerk is gelet op het bepaalde in artikel 5.3.5., aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit als professioneel vuurwerk aan te merken. Dit betekent dat verdachte op 14 november 2013 te Lelystad professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, zoals hem ook ten laste is gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3.2. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16/996026-13
1.
op 14 november 2013 te Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk ongeveer 301 kilogram professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, bestaande
uit:
- 1 flowerbed, triplex, TXB586; en
- 1 flowerbed, triplex R12100; en
- 6000 stuks knalvuurwerk met lont, Petarda, TXP001(B); en
- 1 flowerbed, Triplex, TXB692; en
- 1 flowerbed, Triplex, TXB585; en
- 100 vuurpijlen (lawinepijlen), Star Rocket, BL1688; en
- 3 flowerbeds, Triplex, TXB869;
voorhanden heeft gehad.
2.
op 14 november 2013 te Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk ongeveer 301 kilogram professioneel vuurwerk, bestaande uit 9 flowerbeds en 6000 stuks knalvuurwerk met lont en 100 vuurpijlen (lawinepijlen), voorhanden heeft gehad buiten
een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit en in artikel
3.2.1 en3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is
verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en artikel 2.2.1
Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4
Vuurwerkbesluit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Deze bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
parketnummer 16/996026-13
feit 1 en 2:
telkens:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft er op gewezen dat de politie bij de aanhouding van verdachte op 14 november 2013 transportboeien heeft aangelegd. Nu deze transportboeien waren aangelegd na de fouillering van verdachte en verdachte op dat moment geenszins een gevaar vormde voor de veiligheid, is dit boeien volgens de verdediging onrechtmatig geweest. Verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad en hiermee dient ingevolge artikel 359a Wetboek van Strafvordering rekening te worden gehouden bij de strafmaat. Daarnaast dient de rechtbank bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat deze periode verdachte zeer zwaar gevallen is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het vuurwerk weliswaar als illegaal vuurwerk bestempeld kan worden, maar dat er bij de strafmaat -in het voordeel van verdachte- rekening mee gehouden dient te worden dat het niet het meest gevaarzettende vuurwerk betrof. Van geen enkel vuurwerkitem is immers vastgesteld dat dit massa-explosief is c.q valt onder de gevarenklasse 1.1, aldus de raadsman.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij geen onrechtmatigheden ziet ten aanzien van het aanbrengen van de transportboeien bij verdachte en derhalve is er geen sprake van een vormverzuim waardoor tot strafvermindering over moet worden gegaan. In dit kader wijst de rechtbank er op dat het gevaar voor de veiligheid bestond uit het feit dat verdachte niet gelijk reageerde op aanroepen van de politie en hij constant met zijn handen in zijn zakken bleef staan. Dat de politie oppervlakkig de kleding heeft betast doet hieraan niet af. Van een schending van het gestelde in artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de koninklijke marechaussee en andere opsporingsinstanties is niet gebleken. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft als particulier op 14 november 2013 in totaal ruim 300 kilogram illegaal vuurwerk voorhanden gehad. De verdachte had dit vuurwerk voorhanden in zijn personenauto en was bezig om dit op de openbare weg over te dragen aan een koper die vergezeld was van een derde.
Er gelden strenge regels met betrekking tot het voorhanden hebben van en de handel in vuurwerk. Deze regels zijn opgesteld met het doel om fysiek letsel aan personen en materiële schade door het gebruik van vuurwerk zoveel mogelijk te voorkomen. Het vuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad in zijn personenauto en wilde overdragen aan een koper voldeed niet aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. Zo was het vuurwerk onder meer niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met aanwijzingen en waarschuwingen en een deel van het vuurwerk had een zwaardere lading dan is toegestaan voor consumentenvuurwerk. Dergelijk vuurwerk in handen van consumenten, is gevaarlijk en veroorzaakt niet zelden letsel en materiële schade. Soms zijn er onder de gebruikers en/of omstanders zelfs dodelijke slachtoffers te betreuren. Verdachte is aan dit gevaarzettende karakter in zijn geheel voorbij gegaan en heeft zich kennelijk enkel en alleen laten leiden door de zucht naar geldelijk gewin.
Het standpunt van de verdediging dat het vuurwerk niet is getest en er geen sprake is van massa-explosief vuurwerk, miskent dat de strafoplegging kan worden gebaseerd op feiten die op grond van de dossierstukken en hetgeen ter zitting is besproken, aannemelijk zijn geworden. Er bestaat geen rechtsregel die de strafrechter ertoe dwingt ten behoeve van de strafoplegging met zekerheid vast te stellen in welke gevarenklasse het vuurwerk valt. De rechtbank acht in onderhavige zaak niet doorslaggevend in welke gevarenklasse het vuurwerk moet worden ingedeeld. Het gevaarzettende karakter van de gedragingen van verdachte wordt mede bepaald door de hoeveelheid vuurwerk dat verdachte voorhanden had én de omstandigheid dat dit vuurwerk was opgeslagen in een auto, waar in ieder geval drie mensen in de directe nabijheid waren. Mocht het vuurwerk overigens specifiek zijn onderzocht op het explosieve karakter daarvan en als massa-explosief zijn aangemerkt, dan zou dat reden voor de rechtbank zijn geweest om een hogere straf op te leggen dan zij nu heeft gedaan. .
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 juni 2014 is gebleken dat verdachte door de economische meervoudige strafkamer in deze rechtbank d.d. 21 mei 2014 voor onder meer soortgelijke feiten is veroordeeld (16/997026-12). Gelet op de pleegdatum in de onderhavige zaak en het feit dat laatstgenoemd vonnis door het aantekenen van hoger beroep nog niet onherroepelijk is geworden, is de recidivebepaling niet van toepassing.
Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte gedurende de tijd dat zijn voorlopige hechtenis in een soortgelijke zaak was geschorst tot de bewezenverklaarde feiten is gekomen. Blijkbaar heeft de eerdere hechtenis, waaruit een ernstige waarschuwing doorklinkt, verdachte er niet van weerhouden om zich met verboden vuurwerk in te laten. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Verder houdt de rechtbank rekening met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 30 mei 2014. Hierin wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank zal, al het voorgaande afwegende, aan verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 95 dagen voorwaardelijk opleggen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de straf. Aan de proeftijd van 2 jaren zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden koppelen. De verdachte heeft ter zitting verklaard deze voorwaarden na te zullen komen. De rechtbank acht daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden. Gelet op de op te leggen straf zal de rechtbank het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek om alsnog een deskundige te horen af, daar het horen van deze deskundige -voor zover het ziet op het belang van verdachte- niet van belang is voor enig te nemen beslissing in deze zaak.

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder parketnummer 16/996003-14 inbeslaggenomen telefoons, administratie en de dagkaart van het Holland Casino verbeurd te verklaren. Met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag heeft de officier van justitie aangevoerd dat er naast het klassieke beslag ook conservatoir beslag is gelegd. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om het klassieke beslag op te heffen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen goederen aan verdachte te retourneren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bepaalt, dat nu verdachte wordt vrijgesproken van de onder 16/996003-14 ten laste gelegde feiten en de in beslag genomen voorwerpen niet vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, de telefoons, administratie en de dagkaart van het Holland Casino dienen te worden teruggeven aan verdachte.
De rechtbank constateert dat op de beslaglijst achter het genoemde geldbedrag staat vermeld dat op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering conservatoir beslag is gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie ook bevestigd dat op het bewuste geldbedrag conservatoir beslag is gelegd. De rechtbank zal gelet hierop ten aanzien van het geldbedrag geen beslissing nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, de artikelen 1.2.2. en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 16/996003-14 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 16/996026-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
telkens:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
95 dagen, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis tijdens kantooruren meldt bij Reclassering Nederland, gevestigd aan het Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zich laat behandelen voor zijn problematiek bij De Waag in Amersfoort of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Beslag
Gelast de teruggave aan veroordeelde van: 5 mobiele telefoons, diverse schriftelijke stukken en een dagkaart van het Holland Casino.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
16/996003-14
1.
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Baarn, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (ongeveer)
538 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, professioneel vuurwerk en/of
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier
gebruik, bestaande onder andere uit:
- 150 vuurpijlen, Varalda De Fuego, R11; en/of
- 60 vuurpijlen (lawinepijlen), Joker2; en/of
- 300 stuks knalvuurwerk met lont, Petardy Lontowe; en/of
- 30 ratelbanden, Pieces Cracker, Z24A; en/of
- 1 flowerbed, Triplex TXB 868; en/of
- 1 flowerbed, Original Pro Box; en/of
- 1 flowerbed, Combination Cake, Triplex TXB913; en/of
- 1 flowerbed, Cake 600;
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter
beschikking heeft gesteld;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit)
art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit
2.
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Baarn, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (ongeveer)
538 kilogram professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik, bestaande onder andere uit vuurpijlen en/of lawinepijlen
en/of knalvuurwerk met lont en/of ratelbanden en/of flowerbeds, voorhanden
heeft gehad in (een) container (nabij een bedrijfspand) aan de [adres]
te [vestigingsplaats], althans buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4
Vuurwerkbesluit en/of in artikel 2.2.2, 3.2.1 en/of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit
waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de
opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding
is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.4 Vuurwerkbesluit)
art 1.2.4 lid 1 Vuurwerkbesluit
16/996026-13
1.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te Lelystad, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 301 kilogram,
althans een (grote) hoeveelheid, professioneel vuurwerk en/of pyrotechnische
artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier gebruik, bestaande
uit:
- 1 flowerbed, triplex, TXB586; en/of
- 1 flowerbed, triplex R12100; en/of
- 6000 stuks knalvuurwerk met lont, Petarda, TXP001(B); en/of
- 1 flowerbed, Triplex, TXB692; en/of
- 1 flowerbed, Triplex, TXB585; en/of
- 100 vuurpijlen (lawinepijlen), Star Rocket, BL1688; en/of
- 3 flowerbeds, Triplex, TXB869;
voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit)
art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit
2.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te Lelystad, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk
(ongeveer) 301 kilogram professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen
voor theatergebruik, bestaande uit 9 flowerbeds en/of 6000 stuks knalvuurwerk
met lont en/of 100 vuurpijlen (lawinepijlen), voorhanden heeft gehad in twee,
althans (een) of meer, voertuig(en), te weten een Citroen Berlingo (kenteken
[kenteken]) en/of een Volkswagen Transporter (kenteken [kenteken], althans buiten
een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit en/of in artikel
2.2.2, 3.2.1 en/of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is
verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1
Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4
Vuurwerkbesluit;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.4 Vuurwerkbesluit)
art 1.2.4 lid 1 Vuurwerkbesluit

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, BHV nummer 2013085590, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 89 en 90.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], pag. 92.
4.Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, pag. 109 t/m 137.