Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 maart 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderde de curator van Aannemersbedrijf [A] B.V. (hierna: [A]) dat de rechtbank zou verklaren dat FGH Bank N.V. (hierna: FGH) tekort was geschoten in haar betalingsverplichtingen jegens [A]. De curator stelde dat FGH een toezegging had gedaan om de uit het depot gereserveerde gelden rechtstreeks aan [A] te betalen, maar dat deze betalingen niet zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de e-mail van FGH van 5 augustus 2011, waarin werd bevestigd dat het depot zou worden aangewend voor de betaling van de facturen van [A], niet als een bindende toezegging kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat [A] niet op deze e-mail had mogen vertrouwen als een garantie voor betaling, aangezien deze niet rechtstreeks aan [A] was gericht en niet de gebruikelijke formaliteiten van een bankgarantie volgde. Bovendien had FGH het recht om de betalingen te staken op basis van haar algemene voorwaarden, gezien het beroep op een retentierecht door [B] op 29 november 2011. De rechtbank wees de vorderingen van de curator af en veroordeelde de curator in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 oktober 2014.