In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] Beheer B.V. en [gedaagde] Holding B.V. De zaak betreft de uitleg van een overeenkomst die op 13 februari 2008 is gesloten, waarin partijen afspraken maakten over de ontvlechting van hun vennootschappen en een betalingsverplichting van € 185.000,-. [eiseres] vorderde schadevergoeding na de ontbinding van deze overeenkomst op 17 maart 2008, omdat [gedaagde] niet aan de betalingsverplichting had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de betalingsverplichting niet afhankelijk was van wilsovereenstemming over alle nog te regelen aspecten van de overeenkomst. De rechtbank concludeerde dat de partijen op 13 februari 2008 onvoorwaardelijk waren overeengekomen dat [gedaagde] uiterlijk 27 februari 2008 € 185.000,- aan [eiseres] diende te betalen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] in verzuim was geraakt door niet te betalen en dat [eiseres] recht had op schadevergoeding ter hoogte van dit bedrag, ondanks de ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en tot vergoeding van de proceskosten.