ECLI:NL:RBMNE:2014:4530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
C-16-363366 - JE RK 14-481
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinszorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [A] en [B]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ), en de ondertoezichtstelling loopt tot 6 april 2015. BJZ heeft op 19 februari 2014 een verzoek ingediend tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van één jaar. De kinderrechter had eerder op 20 januari 2014 al een machtiging verleend tot uithuisplaatsing bij de moeder, die inging op 6 februari 2014 en eindigde op 6 april 2014.

De moeder heeft op 18 maart 2014 een verzoek ingediend tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet via een advocaat was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2014 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, evenals gezinsvoogden van BJZ. De kinderen zelf hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord.

De kinderrechter heeft overwogen dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De vader is onvoldoende in staat om een veilige omgeving te bieden, mede door de aanwezigheid van een au-pair die eerder problemen heeft veroorzaakt. De kinderen hebben aangegeven bang te zijn voor deze au-pair en willen momenteel geen contact met hun vader. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 april 2015, de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder is niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
Zaak-/rolnummer: C/16/363366 / JE RK 14-481
Beschikking van de kinderrechter van 1 april 2014 met betrekking tot de minderjarigen:
[A], geboren op [2002] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [A].
[B], geboren op [2006] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [B].
De kinderrechter merkt naast de verzoeker als belanghebbenden aan:
- [vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
- [moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door beide ouders.

1.Verloop van de procedure

1.1.
[A] en [B] is onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (hierna te noemen: BJZ). De ondertoezichtstelling loopt tot 6 april 2015.
1.2.
BJZ heeft op 19 februari 2014 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van [A] en [B] voor de periode van één jaar.
1.3.
Het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, het daarbij behorende hulpverleningsplan alsmede het indicatiebesluit zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
1.4.
Bij beschikking van 20 januari 2014 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing bij de moeder, met ingang van 6 februari 2014 tot 6 april 2014.
1.5.
De moeder heeft bij brief van 18 maart 2014 een verzoek ingediend tot wijziging hoofdverblijfplaats van [A] en [B].
1.6.
Op 1 april 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij de behandeling zijn verschenen:
  • de moeder,
  • de vader,
  • de heer S. Schotborg en mevrouw L. Rietveld, gezinsvoogden en vertegenwoordigers namens BJZ.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [A] geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

2.Vaststellingen en overwegingen

2.1.
De kinderrechter overweegt allereerst als volgt. Een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats moet worden ingediend middels een advocaat. Nu de moeder het verzoek zelf heeft ingediend, is zij niet ontvankelijk in haar verzoek.
2.2.
Met betrekking tot het verzoek van BJZ, strekkende tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing, overweegt de kinderrechter als volgt. Op grond van de verkregen informatie van de zijde van BJZ en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [A] en [B] noodzakelijk is. De kinderen verblijven momenteel bij de moeder. De vader was en is onvoldoende in staat om veiligheid en rust aan de kinderen te bieden. De au-pair, die eerder voor problemen heeft gezorgd door een bedreiging van de moeder en de kinderen en die ten onrechte claimde zwanger te zijn van de vader met wie zij een relatie had, is door de vader weer in huis gehaald. De kinderen zijn bang voor haar. De kinderen willen voorts ook geen contact met hun vader op dit moment. De au-pair woont nog steeds bij de vader en staat regelmatig bij de school van de kinderen en bij de woning van de moeder. De vader heeft aangegeven dat ze dit op zijn verzoek doet. De moeder ervaart dit als intimiderend. De komende tijd zal, in samenwerking met BJZ, bekeken kunnen worden of en hoe omgang met de vader vormgegeven kan worden.

3.Beslissing

De kinderrechter
3.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [A] en [B] bij de moeder, met ingang van 6 april 2014 tot 6 april 2015;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 1 april 2014 uitgesproken in tegenwoordigheid van J.T. Maalderink, griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen
drie maandenna de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen
drie maandenna betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.