In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [A] en [B]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ), en de ondertoezichtstelling loopt tot 6 april 2015. BJZ heeft op 19 februari 2014 een verzoek ingediend tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van één jaar. De kinderrechter had eerder op 20 januari 2014 al een machtiging verleend tot uithuisplaatsing bij de moeder, die inging op 6 februari 2014 en eindigde op 6 april 2014.
De moeder heeft op 18 maart 2014 een verzoek ingediend tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet via een advocaat was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2014 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, evenals gezinsvoogden van BJZ. De kinderen zelf hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord.
De kinderrechter heeft overwogen dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De vader is onvoldoende in staat om een veilige omgeving te bieden, mede door de aanwezigheid van een au-pair die eerder problemen heeft veroorzaakt. De kinderen hebben aangegeven bang te zijn voor deze au-pair en willen momenteel geen contact met hun vader. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 april 2015, de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder is niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats.