In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2]. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ), en de ondertoezichtstelling loopt tot 11 augustus 2014. BJZ heeft op 19 juni 2013 een verzoek ingediend tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van één jaar. De kinderrechter heeft eerder de machtiging tot uithuisplaatsing al verlengd, maar de beslissing op het verzoek voor het overige deel aangehouden in afwachting van nadere informatie van BJZ.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2014 zijn de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van BJZ aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De kinderen verblijven sinds februari 2012 in een gezinshuis van het Leger des Heils, en er is een advies uitgebracht dat wekelijkse behandeling bij Zonnehuizen zo snel mogelijk moet starten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om continuïteit te bieden in de zorg voor de kinderen, wat leidt tot de conclusie dat de draaglast van de moeder haar draagkracht overstijgt.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen te verlengen, met ingang van 14 februari 2014 tot 11 augustus 2014. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.