In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige is onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ), en de ondertoezichtstelling loopt tot 16 september 2015. BJZ had op 16 juli 2014 een verzoekschrift ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van één jaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2014 waren zowel de ouders als de gezinsvoogd van BJZ aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], onder andere door de verschillende opvoedingsstijlen van de ouders en de spanningen die dit met zich meebrengt. [minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag en lijkt de spanningen in de thuissituatie te ontlopen. BJZ heeft betoogd dat een tijdelijke uithuisplaatsing noodzakelijk is om de problemen in de thuissituatie op te lossen. De ouders hebben echter aangegeven dat zij niet achter het verzoek staan en dat zij zich bewust zijn van hun fouten in het verleden. Zij zijn van mening dat [minderjarige] thuis kan blijven wonen en dat zij in staat zijn om de problemen samen op te lossen.
De kinderrechter heeft, na het horen van alle partijen, geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] niet noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. Ondanks de zorgen over [minderjarige] en de erkenning van de ouders dat zij in het verleden fouten hebben gemaakt, is er onvoldoende duidelijkheid over de termijn waarop [minderjarige] bij Intermezzo geplaatst zou kunnen worden. Daarom biedt een machtiging op dit moment geen oplossing voor de huidige zorgen. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook afgewezen.