ECLI:NL:RBMNE:2014:4526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
C-16-374814 - JE RK 14-1841
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige wegens communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [A], geboren op [2007]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland en liep tot 17 september 2014. Op 24 juli 2014 heeft BJZ een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat er ernstige communicatieproblemen tussen de ouders zijn die de ontwikkeling van [A] negatief kunnen beïnvloeden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2014 waren de vader, zijn advocate, de gezinsvoogd en de stiefvader aanwezig. De moeder was niet verschenen, maar had via de stiefvader haar standpunt kenbaar gemaakt. De vader steunde het verzoek van BJZ, terwijl de moeder zich tegen de verlenging verzette en vond dat de ondertoezichtstelling overbodig was. De kinderrechter heeft de zorgen van BJZ over de communicatie tussen de ouders en de mogelijke gevolgen voor [A] serieus genomen. De ouders waren niet in staat om zonder externe druk de omgangsregeling uit te voeren, wat leidde tot een loyaliteitsconflict voor [A].

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en heeft besloten de ondertoezichtstelling met één jaar te verlengen, tot 17 september 2015. De kinderrechter heeft ook de verzoeken van de moeder om instructies aan BJZ afgewimpeld, omdat het niet aan de kinderrechter is om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te bepalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
Verlenging ondertoezichtstelling
Zaak-/rolnummer: C/16/374814 / JE RK 14-1841
Beschikking van de kinderrechter d.d. 12 september 2014 met betrekking tot de minderjarige:
[A], geboren op [2007] te [geboorteplaats],
nader te noemen: [A].
De kinderrechter merkt naast de verzoeker als belanghebbenden aan:
- [vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
- [moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de beide ouders.

1.Verloop van de procedure

1.1.
[A] is onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (hierna te noemen: BJZ). De ondertoezichtstelling loopt tot 17 september 2014.
1.2.
BJZ heeft op 24 juli 2014 een verzoekschrift met bijlagen ingediend, strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [A] voor de periode van één jaar.
1.3.
Het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en het daarbij behorende hulpverleningsplan zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
1.4.
De kinderrechter neemt kennis van de schriftelijke reactie op het verzoek, d.d. 9 september 2014, van moeder en stiefvader, alsmede een e-mail van vader, d.d. 11 september 2014.
1.5.
Op 12 september 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij de behandeling zijn verschenen:
  • de vader, met zijn advocate mevrouw mr. P.G.L.P Smits,
  • mevrouw M.F. Verkuil, gezinsvoogd en vertegenwoordiger namens BJZ met een stagiair, mevrouw P. Koopman.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de moeder niet verschenen.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de heer [stiefvader], (nader te noemen: de stiefvader), als informant.
2. Vaststellingen en overwegingen
Standpunten
2.1.
Mevrouw Verkuil heeft ter zitting namens BJZ het verzoek toegelicht en daarbij het volgende naar voren gebracht. De ouders verschillen op vrijwel ieder punt van mening over de verzorging en opvoeding van [A]. [A] dreigt hierdoor in een loyaliteitsconflict te komen. Hoewel de omgangsregeling inmiddels duidelijk is vastgesteld, is de uitvoering van die regeling volledig afhankelijk van externe sturing. De verwachting van BJZ is dat de omgang zal vastlopen wanneer de ondertoezichtstelling wordt beëindigd.
2.2.
De advocaat van vader heeft bij aanvang van de terechtzitting bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de stiefvader, die in dit verzoek geen belanghebbende is, zoals onlangs nog door het Gerechtshof in een hoger beroepsprocedure is beslist. De vader heeft ter zitting, (mede) middels zijn advocaat, voorts het volgende naar voren gebracht. De vader staat achter het verzoek van BJZ. De communicatie tussen vader en moeder verloopt zeer slecht. De vader heeft er geen vertrouwen in dat de omgangsregeling goed uitgevoerd zal worden zonder de ondertoezichtstelling.
2.3.
De stiefvader heeft bij aanvang van de terechtzitting een brief van moeder overhandigd aan de kinderrechter, inhoudende dat de moeder zich niet in staat voelt ter zitting te verschijnen. De stiefvader heeft ter zitting, namens de moeder, het volgende naar voren gebracht. De moeder staat niet achter het verzoek van BJZ. De uitvoering van de omgangsregeling kan en zal ook zonder de ondertoezichtstelling door blijven gaan. De ondertoezichtstelling is – aldus de moeder – dan ook een overbodige maatregel. Mocht de ondertoezichtstelling toch verlengd worden, dan voor een zo kort mogelijke periode. Voorts heeft de moeder in haar schriftelijke reactie de kinderrechter verzocht een aantal instructies aan BJZ te geven.
Beoordeling
2.4.
Aangaande het bezwaar dat (de advocaat van) de vader maakt tegen de aanwezigheid van de stiefvader overweegt de kinderrechter als volgt. De kinderrechter ziet in de omstandigheden aanleiding om de stiefvader aan te merken als informant in de zin van artikel 800 lid 2 Rv, nu zijn verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn. Om die reden is de mondelinge behandeling in onderhavige zaak ook voortgezet in zijn aanwezigheid en heeft hij de gelegenheid gehad om zijn mening kenbaar te maken. Bovendien heeft de stiefvader ter zitting het standpunt van moeder naar voren gebracht.
2.5.
Op grond van de verkregen informatie van BJZ zoals in genoemde stukken aangegeven en hetgeen tijdens de terechtzitting nog naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat in het belang van [A] de termijn van de ondertoezichtstelling met één jaar dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling – zoals bepaald in artikel 1:254 lid 1 Burgerlijk Wetboek – nog aanwezig zijn.
2.6.
De kinderrechter deelt de zorgen van BJZ en overweegt dat de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden gezien de moeizame communicatie, het onderlinge wantrouwen en het effect hierop op de ontwikkeling van [A]. Hoewel de omgangsregeling inmiddels loopt, blijft de verstandhouding en communicatie tussen ouders moeizaam verlopen. Ouders zijn kennelijk niet in staat zonder externe druk uitvoering te geven aan de omgangsregeling. De strijd die de ouders voeren over de omgang is bovendien merkbaar voor [A] die daardoor in een loyaliteitsconflict dreigt te raken. De kinderrechter heeft er bovendien onvoldoende vertrouwen in dat de ouders uitvoering zullen blijven geven aan de omgangsregeling zoals deze is vastgesteld. Op grond van het voorgaande acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.
2.7.
Ten aanzien van de aanvullende verzoeken die de moeder heeft gedaan in haar schriftelijke reactie op het verzoekschrift overweegt de kinderrechter als volgt. Het is niet aan de kinderrechter die de ondertoezichtstelling uitspreekt om te bepalen hoe uitvoering gegeven moet worden aan de ondertoezichtstelling en de gezinsvoogd daartoe concrete instructies te geven. De kinderrechter zal derhalve de daarop ziende verzoeken van de moeder afwijzen.

3.Beslissing

De kinderrechter
3.1.
verlengt de termijn waarvoor [A] onder toezicht is gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, met ingang van 17 september 2014 tot 17 september 2015;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af hetgeen meer of anders verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 12 september 2014 uitgesproken in tegenwoordigheid van J.T. Maalderink, griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen
drie maandenna de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen
drie maandenna betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.