In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [A], geboren op [2007]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland en liep tot 17 september 2014. Op 24 juli 2014 heeft BJZ een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat er ernstige communicatieproblemen tussen de ouders zijn die de ontwikkeling van [A] negatief kunnen beïnvloeden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2014 waren de vader, zijn advocate, de gezinsvoogd en de stiefvader aanwezig. De moeder was niet verschenen, maar had via de stiefvader haar standpunt kenbaar gemaakt. De vader steunde het verzoek van BJZ, terwijl de moeder zich tegen de verlenging verzette en vond dat de ondertoezichtstelling overbodig was. De kinderrechter heeft de zorgen van BJZ over de communicatie tussen de ouders en de mogelijke gevolgen voor [A] serieus genomen. De ouders waren niet in staat om zonder externe druk de omgangsregeling uit te voeren, wat leidde tot een loyaliteitsconflict voor [A].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en heeft besloten de ondertoezichtstelling met één jaar te verlengen, tot 17 september 2015. De kinderrechter heeft ook de verzoeken van de moeder om instructies aan BJZ afgewimpeld, omdat het niet aan de kinderrechter is om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te bepalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.