ECLI:NL:RBMNE:2014:4427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
16/702086-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag in Amersfoort met betrekking tot geweldsincident op 31 juli 2013

Op 24 september 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op [slachtoffer] op 31 juli 2013 in Amersfoort. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat niet hij, maar een van zijn broers de dader is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de fiets als de mobiele telefoon die op de plaats delict zijn aangetroffen, familiebezit zijn. Ondanks het feit dat er celmateriaal van de verdachte op de fiets is aangetroffen, kon de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte de dader was. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie en de verdediging zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard, terwijl de verdediging betoogde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702086-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats],
gedetineerd in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, te weten [slachtoffer], wonende te Amersfoort.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, door hem een kopstoot te geven en hem vervolgens meermalen tegen het hoofd/lichaam te schoppen en op zijn hoofd/lichaam te springen en te stampen.
subsidiair: zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer], door hem een kopstoot te geven en hem vervolgens meermalen tegen het hoofd/lichaam te schoppen en op zijn hoofd/lichaam te springen en te stampen.
meer subsidiair: heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem een kopstoot te geven en hem vervolgens meermalen tegen het hoofd/lichaam te schoppen en op zijn hoofd/lichaam te springen en te stampen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit onder primair ten laste gelegd, -kort gezegd- een poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer], de getuigenverklaringen, de DNA match zoals beschreven in het NFI rapport en de bevindingen met betrekking tot de mastgegevens. De officier van justitie gaat er daarbij van uit dat verdachte door het slachtoffer, dat bewegingsloos op de grond lag, meermalen met kracht en geschoeide voet tegen het hoofd te trappen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de fotoherkenning onvoldoende betrouwbaar is en op geen enkele manier te toetsen is. Deze dient daarom uitgesloten te worden van het bewijs. De resterende bewijsmiddelen in het dossier, in onderling verband en samenhang bezien, bieden onvoldoende bewijs om tot de overtuiging te komen dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Niet uit te sluiten valt dat een van de broers van verdachte de dader is geweest. Op grond hiervan heeft de verdediging betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd. De verdediging heeft subsidiair het standpunt ingenomen dat - indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte de geweldshandelingen heeft gepleegd - de bewezenverklaarde feiten niet kwalificeren als een poging tot doodslag, noch als zware mishandeling. In dat geval zal verdachte hooguit veroordeeld kunnen worden wegens een poging tot zware mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daarbij het volgende.
Op 31 juli 2013 heeft de politie op een parkeerterrein in Amersfoort [slachtoffer] op de grond aangetroffen. Zijn hoofd zat onder het bloed, zijn gelaat was opgezwollen, hij maakte een snurkend geluid en hij reageerde niet. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis gebracht. Aldaar verklaarde hij in elkaar te zijn geslagen door een broer van een vriendin van hem, [A] uit Alkmaar. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag. Door de politie zijn ter plaatse meerdere getuigen gehoord die verklaarden dat de dader op een fiets is weg gereden. Getuige [getuige] verklaarde hieromtrent dat het zou gaan om een zwarte opoefiets met voorop een fietsrekje en achterop ook een fietsrekje, met daar bovenop nog een fietsrekje. De politie is vervolgens naar het station van Amersfoort gegaan. De dader werd daar niet aangetroffen, maar wel een fiets die voldeed aan voornoemde omschrijving. De handvatten hiervan zijn bemonsterd en de bemonstering is onderzocht door het NFI. Hieruit is een match verkregen met het DNA van verdachte. Tevens heeft de politie mastgegevens opgevraagd waaruit het telefoonnummer [telefoonnummer] naar voren is gekomen. Dit telefoonnummer staat op naam van verdachte en heeft ten tijde van en vlak na het delict masten aangestraald in de buurt van de plaats delict in Amersfoort.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen en dat hiervoor een broer van [A] verantwoordelijk is geweest.
De zus van verdachte is genaamd [A]. Verdachte heeft verklaard dat hij drie broers en een zus heeft. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat niet hij maar een van zijn broers de dader is geweest. De vraag wie van zijn broers de dader is, heeft verdachte niet willen beantwoorden met een beroep op zijn verschoningsrecht. Zowel de aangetroffen fiets als de mobiele telefoon met het nummer [telefoonnummer] zijn familiebezit. Verdachte heeft verklaard zich te kunnen herinneren dat hij gebruik heeft gemaakt van de fiets toen hij bij zijn ouders op bezoek was, dit was echter in Alkmaar. Hierdoor is het mogelijk dat zijn DNA op de fiets is aangetroffen. De mobiele telefoon betreft een oud model en deze wordt door zijn hele familie gebruikt om mee te bellen. Deze telefoon ligt normaal gesproken in Alkmaar, bij zijn ouders thuis. Verdachte heeft verklaard deze telefoon op de dag van het ten laste gelegde, en de dagen daarna, niet in zijn bezit te hebben gehad. Verdachte is op de avond van het ten laste gelegde, en ook de jaren daarvoor, niet in Amersfoort geweest.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat uit geen van de beschikbare bewijsmiddelen rechtstreeks voortvloeit dat verdachte op 31 juli 2013 op de betreffende locatie aanwezig is geweest. Hoewel vast staat dat celmateriaal van verdachte is aangetroffen op de fiets die de dader heeft gebruikt, volgt daar niet zonder meer uit dat verdachte de fiets op 31 juli 2013 heeft gebruikt. Aan [slachtoffer] zijn foto’s getoond, waarbij [slachtoffer] bij de foto van verdachte heeft verklaard dat hij ‘er wel op leek’. Nog daargelaten dat de woordkeuze ‘er wel op leek’ ruimte laat voor twijfel, staat vast dat van één van de broers geen foto is getoond.
Ook nadat het bewijs in onderlinge samenhang is bezien, is de rechtbank niet zonder redelijke twijfel tot de vaststelling kunnen komen dat verdachte de dader is geweest. De rechtbank acht dan ook niet overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en zal hem hiervan vrijspreken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding van € 431,79 geheel toe te wijzen en voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.000,-- toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor is overwogen, zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Vrijspraak
Spreekt verdachte vrijvan de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten.
Vordering benadeelde partij
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A. Bos, voorzitter,
mrs. R.P. den Otter en G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 september 2014.
Mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt, na wijziging van de tenlastelegging, die hierna cursief is weergegeven, tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] een (zogenaamde) kopstoot heeft gegeven waardoor die [slachtoffer] achterover met zijn hoofd op straat is gevallen, althans zodanig tegen die [slachtoffer] heeft geduwd dat die [slachtoffer] achterover met zijn hoofd op straat is gevallen en/of (vervolgens)
telkens meermalen
- ( met kracht) op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- ( met twee benen tegelijk) bovenop het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] is gesprongen en/of
- op het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] heeft gestampt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus met [blijvende] scheefstand en/of [blijvende] belemmering van de ademhaling door de neus), heeft toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer] een (zogenaamde) kopstoot te geven waardoor die [slachtoffer] achterover met zijn hoofd op straat is gevallen, althans zodanig tegen die [slachtoffer] te duwen dat die [slachtoffer] achterover met zijn hoofd op straat is gevallen
en/of (vervolgens) telkens meermalen
- ( met kracht) op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen en/of
- ( met twee benen tegelijk) bovenop het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] te springen en/of
- op het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] te stampen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] een (zogenaamde) kopstoot heeft gegeven waardoor die [slachtoffer] achterover
met zijn hoofd op straat is gevallen, althans zodanig tegen die [slachtoffer] heeft geduwd dat die [slachtoffer] achterover met zijn hoofd op straat is gevallen
en/of (vervolgens) telkens meermalen
- ( met kracht) op/tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- ( met twee benen tegelijk) bovenop het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] is gesprongen en/of
- op het lichaam van die (op de grond liggende) [slachtoffer] heeft gestampt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht