ECLI:NL:RBMNE:2014:4332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
22 september 2014
Zaaknummer
16/655137-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging binnen een relatie met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging van zijn partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij een relatie had met het slachtoffer, haar in zijn woning heeft bedreigd en geprobeerd haar van het leven te beroven. De feiten vonden plaats op 15 december 2013 in Soesterberg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen de keel van het slachtoffer dichtkneep en haar met kracht tegen haar hoofd sloeg, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door medische rapporten die de verwondingen bevestigen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zedenfeiten die aan hem waren ten laste gelegd, omdat er onvoldoende bewijs was om deze te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de aangiftes van de slachtoffers niet werden ondersteund door ander bewijs, waardoor de vrijspraak gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft echter de poging tot doodslag en de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht als wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen, waarbij materiële en immateriële schadevergoeding werd toegekend. De rechtbank heeft de vordering van een tweede benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de betreffende feiten was vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen relaties en de noodzaak van bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/655137-13
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
Geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Joegoslavië)
Thans verblijvende in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, advocaat te Soest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1 primair: op 15 december 2013 heeft gepoogd [slachtoffer 1] te doden.
Feit 1 subsidiair: op 15 december 2013 heeft geprobeerd bovengenoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 1 meer subsidiair: op 15 december 2013 [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Feit 2: op 15 december 2013 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 3: in de periode van 1 juli 2013 tot en met 15 december 2013 [slachtoffer 1]
heeft verkracht.
Feit 4: in de periode van 29 november 2012 tot en met 30 juni 2013
[slachtoffer 2] heeft verkracht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat zowel feit 1 primair als feit 3, voor wat betreft de periode 14/15 december 2013 te Soesterberg, wettig en overtuigend bewezen dienen te worden en verwijst hiervoor naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van hetgeen onder 2 en 4 ten laste gelegde, is de officier van justitie van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen van de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden en heeft om die reden verzocht om verdachte van alle feiten vrij te spreken. De raadsman heeft dit ten aanzien van feiten 3 en 4 onderbouwd door te stellen dat de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ‘opgehaald’ door het Openbaar Ministerie en om die reden niet betrouwbaar zijn. Daarnaast worden deze aangiftes door geen enkel ander bewijsmiddel ondersteund.
Over het onder 1 primair ten laste gelegde heeft verdachte volgens de verdediging een passende, redengevende verklaring afgelegd. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen geacht dat verdachte op enig moment de opzet heeft gehad [slachtoffer 1] van het leven te beroven door haar keel dicht te knijpen. Zo verdachte al wel enige opzet zou hebben gehad en er sprake zou zijn geweest van een begin van uitvoering, dan is er sprake van vrijwillige terugtred, doordat verdachte reeds was gestopt voor het moment dat er door de politie op de voordeur werd gebonsd. Ook de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling kunnen volgens de raadsman niet bewezen worden, doordat er, gelet op het letsel, geen sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, respectievelijk dat er geen sprake was van opzet gericht op mishandeling, maar het een poging betreft tot het kalmeren van [slachtoffer 1]. Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging onder 2 heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben bedreigd, op welke wijze dan ook. Ieder wettig en overtuigend bewijs ter zake ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 en feit 4
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 3 en 4 ten laste gelegde zedenfeiten. De rechtbank overweegt daartoe dat er weliswaar aangiftes liggen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], echter dat deze niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel en dat er om die reden onvoldoende wettig bewijs aanwezig is in het dossier om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De door de officier van justitie gebruikte bewijsmiddelen voor de verkrachting op 15 december 2013, te weten de constatering van de verbalisanten dat verdachte naakt in de woning werd aangetroffen en het feit dat verdachte op enig moment geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1], zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwing van seksueel contact tegen de wil van [slachtoffer 1].
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 15 december 2013 in een woning te Soesterberg op haar rug op het bed lag en [bijnaam] (verdachte) bovenop haar ging zitten. Hij begon te schreeuwen en vervolgens kreeg aangeefster de eerste klap in haar gezicht. Zij zag en voelde dat zij een klap, een vuistslag, tegen haar hoofd kreeg. Daarna heeft hij haar meerdere keren keihard geslagen op verschillende plaatsen op haar hoofd en tegen haar gelaat. Het deed enorm veel pijn bij aangeefster. Vervolgens zag en voelde zij dat [bijnaam] ineens met zijn handen haar keel dichtkneep waardoor zij geen lucht meer binnen kreeg en zij voelde dat haar ogen uit haar oogkasten knalden. Het deed veel pijn bij aangeefster en zij kreeg geen lucht. [bijnaam] hield haar keel tussen ongeveer 10 en 15 seconden vast. Toen hij haar los liet, voelde aangeefster dat zij moest kokhalzen. Toen aangeefster kokhalsde, zag zij dat er bij het spuug dat zij uitspuugde, ook bloed zat. [2] Vervolgens trok [bijnaam] aangeefster terug naar de slaapkamer en sloeg hij haar drie keer vol met zijn vlakke hand in haar gezicht. Dit deed enorm veel pijn. Vervolgens zag en voelde zij dat hij met zijn vuist uithaalde en haar rechts boven op haar hoofd aan de voorzijde, ter hoogte van het haar, volop raakte. Daarna zag en voelde zij dat hij nog een keer met een vuist uithaalde en haar links boven op haar hoofd aan de voorzijde volop raakte. [bijnaam] heeft aangeefster haar keel nog een tweede keer dichtgeknepen op dezelfde wijze als de eerste keer. Aangeefster kon geen adem halen en haar ogen puilden uit. Aangeefster hoorde dat [bijnaam] in het Engels tegen haar zei: “Ik ben niet normaal, ik heb vijftien mensen vermoord en jij bent nummer zestien” en “Jij gaat dood, de nacht gaat nog heel lang duren, maar jij gaat niet overleven”. Uiteindelijk heeft [bijnaam] de keel van aangeefster nog een derde keer op dezelfde manier dichtgeknepen. [3]
Uit de geneeskundige verklaring van 16 december 2013 van huisarts [huisarts] komt naar voren dat er bij aangeefster [slachtoffer 1] een forse bloeduitstorting op het voorhoofd met zwelling is geconstateerd, lage bloeduitstortingen rond beide ogen en aan de zijkanten van het gezicht. Daarnaast heeft aangeefster bloeduitstortingen in het halsgebied overeenkomend met wurggrepen. Ook heeft aangeefster zowel aan haar rechter als haar linker gezichtshelft bloeduitstortingen met daarbij hand- en vingerafdrukken. Ook wordt een bloeduitstorting ter hoogte van het sleutelbeen/linkerschouder gezien en worden paarse lippen door een bloeduitstorting geconstateerd en een bloeduitstorting op de neusrug. Aangeefster heeft ook slikproblemen als gevolg van een forse zwelling van het halsgebied ten gevolge van verwurging. Als laatste geeft [huisarts] aan dat er mogelijk psychisch letsel is na trauma (PTSS). [4]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Ten aanzien van feit 1 primair is de rechtbank van oordeel dat aangeefster [slachtoffer 1] een consistente verklaring heeft afgelegd over hetgeen is gebeurd op 15 december 2013. Haar verklaring wordt ondersteund door de letselverklaring. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het letsel bij aangeefster is ontstaan doordat zij zichzelf heeft geslagen en dat het letsel rondom haar mond en hals waarschijnlijk is ontstaan doordat hij enkel haar heeft proberen te kalmeren door zijn hand voor haar mond te houden en dat zij die hand probeerde weg te halen, acht de rechtbank - mede gelet op de aard van het letsel - onaannemelijk.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte diegene is geweest die het letsel aan aangeefster heeft toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierbij voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangeefster en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft geslagen en gestompt op haar gezicht en haar hoofd. Daarbij heeft verdachte de keel van aangeefster meerdere keren langdurig dichtgeknepen en gehouden, met als gevolg dat aangeefster haar ogen uitpuilden, zij zichtbaar letsel had in haar halsstreek en dat zij moest overgeven. Hiermee heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster door verstikking om het leven zou komen. Dat het zover niet is gekomen, is niet aan het handelen van verdachte te danken, maar aan het feit dat de politie is binnengetreden. De rechtbank ziet de verschillende opeenvolgende momenten dat verdachte aangeefster heeft geslagen en haar keel heeft dichtgeknepen als één geheel. Het is zeer wel denkbaar dat verdachte later was overgegaan tot een vierde keer dichtknijpen van de keel. Op het moment dat de politie de woning binnentrad, hield verdachte immers aangeefster met beide handen vast ter hoogte van de nek, schouders en borst. Om die reden verwerpt de rechtbank het beroep van de raadsman op vrijwillige terugtred.
De rechtbank acht aldus de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk dat hij aangeefster [slachtoffer 1] noch fysiek, noch met woorden heeft bedreigd. Uit de verklaring van aangeefster komt duidelijk naar voren dat zij erg bang was voor verdachte, gelet op het feit dat hij haar keel dichtkneep, maar ook omdat hij haar en haar familie bedreigde. Ten aanzien van het fysieke bedreigen wordt haar verklaring, zoals hierboven reeds weergegeven, ondersteund door de letselverklaring. De rechtbank ziet dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan hetgeen aangeefster heeft verklaard over de woordelijke bedreiging. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte, gezien de context waarin dit gebeurde, wel degelijk ook deze dreigende woorden heeft gericht tot aangeefster. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van aangeefster en daarom acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1 primair:
hij op 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen (langdurig) de keel van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgeknepen en dichtgedrukt en
- die [slachtoffer 1] meermalen, (met kracht) tegen haar hoofd heeft gestompt en geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 2:
hij op 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de keel van die [slachtoffer 1] (langdurig en met kracht) dichtgeknepen en dichtgedrukt en daarbij dreigend - zakelijk weergegeven - in de Engelse taal tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij al vijftien mensen heeft vermoord en dat zij nummer zestien zou zijn en dat de nacht nog lang zou duren, maar dat zij het niet ging overleven;
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1 primair: Poging tot doodslag.
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt opgelegd een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een contact- en omgevingsverbod ten aanzien van [slachtoffer 1].
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Indien de rechtbank een of meerdere onderdelen uit de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen mocht achten en verdachte ter zake strafbaar mocht oordelen, acht de verdediging de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht meer dan voldoende. Iedere verdere straf, zoals een voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet met toezicht van de reclassering dient volgens de verdediging achterwege te blijven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, terwijl hij een relatie had met het slachtoffer waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als de van Italiaanse afkomst genaamde[bijnaam], haar in zijn woning waar zij regelmatig verbleef, heeft bedreigd en daarnaast heeft gepoogd haar van het leven te beroven. Door dit forse geweld binnen de relatie heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer, maar ook op haar vertrouwen in mensen om haar heen en in de maatschappij. Uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat de bewezenverklaarde geweldshandelingen en bedreiging grote indruk hebben gemaakt op het (hele gezin van het) slachtoffer, waardoor zij nog steeds veel angstgevoelens heeft.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 juli 2014 van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, maar dat deze veroordeling uit 2006 stamt.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van twee pro justitia rapportages d.d. 26 maart 2014 en 1 april 2014 opgesteld door respectievelijk dr. D.J. Burck, GZ-psycholoog en C.J.F. Kemperman, psychiater. Hieruit is gebleken dat verdachte niet heeft willen meewerken aan de onderzoeken . Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum d.d. 5 augustus 2014 opgesteld door klinisch psycholoog E.J. Muller en psychiater S. Vermunt, waaruit eveneens blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek. Gedurende de drie weken dat verdachte ter observatie in het PBC heeft verbleven, zijn er geen aanwijzingen naar voren gekomen voor verstoringen in de stemming, de realiteitstoetsing, de aandacht, de afstemming in basaal contact met anderen en de intellectuele vermogens van verdachte. Noch vonden er gedurende de observatie agressieve en/of grensoverschrijdende incidenten plaats en maakte verdachte een beheerste indruk. Het volledig uitsluiten van enige stoornis op de genoemde domeinen is echter evenmin mogelijk, aldus laatstgenoemde deskundigen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 11 februari 2014, opgesteld door R. Brouwer. Hieruit blijkt dat verdachte, zelf ook van Albanese afkomst, sinds juli 2012 een relatie had met een Albanese vrouw, hetgeen door zijn ouders was gearrangeerd. Verdachte is vervolgens via internet met verschillende vrouwen in contact gekomen en hij is daarbij verstrikt geraakt in zijn eigen leugens. Verdachte had op de desbetreffende avond alcohol gedronken, hetgeen mogelijk van invloed is geweest op zijn reactie. Op de overige leefgebieden heeft de reclassering geen problemen geconstateerd. Verdachte woont nog thuis bij zijn ouders en had een goede baan. Positief is volgens de reclassering dat verdachte bereid is om behandeling te ondergaan voor mogelijke onderliggende problematiek van zijn opeenstapeling van leugens. De reclassering adviseert over te gaan tot het opleggen van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorgen en een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar ouders.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt van bijzonder en afwijkend gedrag, maar uit geen enkele rapportage is enige psychiatrische problematiek naar voren gekomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Uit de door de verschillende deskundigen opgestelde rapportages en de houding van verdachte zelf ter zitting, waarbij hij ook heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in de genoemde adviezen uit het reclasseringsrapport, maakt de rechtbank op dat hulpverlening geen kans van slagen heeft. Verdachte bagatelliseert hetgeen is gebeurd en heeft zich tot op heden weigerachtig en onbegeleidbaar opgesteld. De rechtbank acht het daarom niet zinvol om aan verdachte bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht en behandelverplichting op te leggen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor het opleggen van een contact/locatieverbod aangezien er thans geen aanwijzingen zijn in het gedrag van verdachte die een dergelijke verbod rechtvaardigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is.

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1, 2 en 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering benadeelde partij ingediend van € 11.333,59 , bestaande uit € 1.333,59 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering integraal toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van deze vordering benadeelde partij primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Bovendien is er sprake van eigen schuld, doordat benadeelde [slachtoffer 1] bewust een relatie met verdachte is aangegaan en voortgezet, zodat zij op grond van artikel 6:101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek haar eigen schade dient te dragen.
Meer subsidiair heeft de raadsman alle gevorderde materiële posten betwist. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de verdediging ten slotte forse matiging bepleit, onder verwijzing naar vergelijkbare gevallen uit de Smartengeldgids.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van benadeelde [slachtoffer 1] geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is verder komen vast te staan, op grond van voornoemde gebezigde bewijsmiddelen, dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Het beroep van de raadsman op eigen schuld van de benadeelde partij verwerpt de rechtbank, nu in het dossier geen enkele aanwijzing te vinden is die de conclusie rechtvaardigt dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde partij is toe te rekenen. De rechtbank waardeert de materiële schade op een bedrag van € 1.230,14, waarbij alleen de gevorderde reiskosten worden gematigd tot het gebruikelijke tarief van 19 cent per kilometer. De immateriële schade begroot de rechtbank, mede gelet op de hoogte van toegekende vergoedingen in aan de bewezenverklaarde soortgelijke zaken, op € 2.000,00. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, berekend vanaf 15 december 2013 over het bedrag van € 2.000,00 tot aan de dag der algehele voldoening en voor de overige (materiële) schadeposten vanaf de respectieve data waarop de desbetreffende schade is geleden, tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De vordering wordt voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, zoals door de raadsman is bepleit. Verdachte is een nog jonge man die in staat moet worden geacht om voor een inkomen te zorgen, zoals hij in het verleden ook heeft gedaan. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel dan ook opleggen. Voorts veroordeelt de rechtbank verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering benadeelde partij ingediend, bestaande uit € 6.310,80, waarvan aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 24c, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- Spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder feit 3 en 4 ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 maanden.
- Bepaalt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1, 2 en 3)
- Wijst de vordering van [slachtoffer 1], gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.230,14, bestaande uit € 1.230,14 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag van algehele voldoening over het bedrag van € 2.000 en voor het overige vanaf de respectieve data waarop de desbetreffende schade is geleden tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1].
  • Bepaalt dat het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard en dat de benadeelde partij dit bedrag kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
  • Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 3.230,14 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 42 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4)
  • Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering en dat zij deze vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
  • Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. E.A.A. van Kalveen en G.V.M. Veldhoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. Primair
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal (langdurig) de keel van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen haar hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal (langdurig) de keel van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen haar hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1],
- meermalen, althans eenmaal (langdurig) de keel van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen haar hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de keel van die [slachtoffer 1] (langdurig en met kracht) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en / of (daarbij) (dreigend) - zakelijk weergegeven - (in de Engelse taal) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij al vijftien mensen heeft vermoord en dat zij nummer zestien zou zijn en/of dat de nacht nog lang zou duren, maar dat zij het niet ging overleven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 15 december 2013 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, (stijve) penis (met kracht) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] duwde/bracht en/of hield,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreigingmet geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) meerdere malen, althans eenmaal,
- door is gegaan met het verrichten van seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] kenbaar had gemaakt niet, of niet verder, te willen en/of
- door is gegaan met het verrichten van seksuele handelingen terwijl die [slachtoffer 1] kenbaar had gemaakt dat hij, verdachte, haar pijn deed, althans dat zij, [slachtoffer 1], pijn had en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht (door met zijn hele lichaamsgewicht op die [slachtoffer 1] te gaan zitten/leunen) en/of
- ( daarbij) de handen van die [slachtoffer 1] (hard) heeft vastgepakt en/of stevig bij elkaar (boven het hoofd van die [slachtoffer 1]) heeft vastgehouden
en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november 2012 tot en met 30 juni 2013 te Soesterberg, gemeente Soest, en/of te Leeuwarden, althans in Nederland,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
hebbende verdachte die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, (stijve) penis (met kracht) in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 2] duwde/bracht en/of hield en/of
- zijn, verdachtes, hand, althans één of meer vingers, (met kracht) in de vagina van die [slachtoffer 2] duwde, bracht en/of hield en/of
- één of meer dildo's (met kracht) (diep) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 2] duwde, bracht en/of hield
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) meerdere malen, althans eenmaal,
- door is gegaan met het verrichten van seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 2] kenbaar had gemaakt niet, of niet verder, te willen en/of
- door is gegaan met het verrichten van seksuele handelingen terwijl die [slachtoffer 2] kenbaar had gemaakt dat hij, verdachte, haar pijn deed, althans dat zij, [slachtoffer 2], pijn had en/of bloedde en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar haren heeft gepakt en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht (door met zijn, verdachtes, hele lichaamsgewicht op die [slachtoffer 2] te gaan zitten/leunen) en/of
- ( daarbij) de pols(en) en/of arm(en) van [slachtoffer 2] (met kracht) heeft vast gepakt en/of op het matras heeft gedrukt en/of vastgehouden
en (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0940 2013282386, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 31 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 32 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
4.Geneeskundige verklaring d.d. 16 december 2013, pagina 37 van het proces-verbaal genoemd onder 1.