ECLI:NL:RBMNE:2014:4291

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
3255112 UV EXPL 14-325
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en uitleg Haviltex-criterium in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken op 10 september 2014 door de kantonrechter P. Krepel van de Rechtbank Midden-Nederland, stond de uitleg van een concurrentiebeding centraal. De eiser, Parfumerie Douglas Nederland b.v., had een concurrentiebeding opgenomen in de arbeidsovereenkomst van de gedaagde, die op 1 januari 2012 in dienst trad. De gedaagde had haar dienstverband opgezegd om bij Rituals Cosmetics Nederland B.V. te gaan werken, wat volgens Douglas een schending van het concurrentiebeding betekende. Douglas vorderde nakoming van het concurrentiebeding, een verbod op werkzaamheden bij Rituals, en betaling van verbeurde boetes.

De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding geldig was, ondanks de omzetting van het tijdelijke naar een vast dienstverband. De rechter stelde vast dat de gedaagde niet onterecht had vertrouwd op de afwezigheid van het concurrentiebeding, maar dat de uitleg van het beding volgens het Haviltex-criterium moest plaatsvinden. Dit houdt in dat niet alleen de taalkundige betekenis van de woorden telt, maar ook de bedoeling van partijen. De rechter concludeerde dat de geografische reikwijdte van het beding, dat een diameter van 50 kilometer omvatte, niet correct was geïnterpreteerd door Douglas.

Uiteindelijk werd de vordering van Douglas om de gedaagde te verbieden werkzaamheden te verrichten bij Rituals toegewezen, maar alleen binnen de juiste geografische reikwijdte. De kantonrechter legde een dwangsom op van € 250 per overtreding, met een maximum van € 10.000. De vorderingen van de gedaagde in reconventie werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de noodzaak om concurrentiebedingen zorgvuldig te formuleren en uit te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3255112 UV EXPL 14-325 RK/1069
Vonnis van 10 september 2014
inzake
de besloten vennootschap
Parfumerie Douglas Nederland b.v.,
gevestigd te Nijmegen,
verder ook te noemen Douglas,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.M.P.J.H. Sauvé,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. K.P.D. Vermeulen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 augustus 2014
  • de akte van Douglas van 2 september 2014
  • de akte van [gedaagde] van 2 september 2014
  • de akte van Douglas van 4 september 2014
  • de akte van [gedaagde] van 4 september 2014
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagde] is op 1 januari 2012 bij Douglas in dienst getreden voor de duur van één jaar in de functie van trainingsassistente. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding dat luidt als volgt:
“Artikel 10 ConcurrentiebedingDe werknemer zal zonder toestemming van de werkgever gedurende het bestaan der dienstbetrekking en, na beëindiging van de dienstbetrekking binnen een tijdvak van één jaar, binnen een kring met als middelpunt de vestiging van de werkgever waar de werknemer werkzaam is en met een diameter van 50 kilometer, niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van de werkgever vestigen, drijven, mededrijven, of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van 5.000,00 EURO per gebeurtenis en tevens 500,00 EURO voor iedere dag, dat hij in overtreding is, te betalen aan de werkgever, onverminderd het recht van de werkgever om volledige schadevergoeding te vorderen van de werknemer, indien deze meer mocht belopen.Ingeval van overtreding of niet-nakoming van één der bovenbedoelde verplichtingen is de werknemer uit kracht van het enkele feit der overtreding in gebreke, zonder dat sommatie of enige andere formaliteit nodig zal zijn en zonder dat schade behoeft te worden aangetoond.”
2.2.
Bij brief van 14 december 2012, welke brief door [gedaagde] is getekend, wordt het dienstverband omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd. In de brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Wij zijn verheugd u te bevestigen dat u per 01-01-2013 voor onbepaalde tijd bent aangesteld als allround trainer voor 38,00 uur per week bij de Douglas Academy.
Hierbij kennen wij u tevens een salarisverhoging toe. Per bovengenoemde datum bedraagt uw salaris € 2.100,-- bruto per maand op basis van 38,00 uur per week.
(…)
U kunt deze brief aanmerken als een aanvulling op uw arbeidsovereenkomst respectievelijk een besluit van wijziging op uw aanstelling.
(…)”
2.3.
Op 28 april 2014 heeft [gedaagde] haar leidinggevende, mevrouw [A], verteld dat zij een dienstbetrekking als trainingsmanager had aanvaard bij Rituals Cosmetics Nederland B.V. met als standplaats Amsterdam (hierna: Rituals) en dat zij daarom haar dienstverband bij Douglas per 1 juni 2014 wenste op te zeggen. Dit heeft zij bij brief van 27 april 2014 aan Douglas bevestigd. [gedaagde] en [A] hebben gezamenlijk een uitdiensttredingsformulier ingevuld.
2.4.
Bij brief van 2 mei 2014 heeft Douglas aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
“(…)In artikel 10 van jouw arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Middels dit schrijven wil ik je laten weten dat je dit concurrentiebeding schendt, indien je bij Rituals in dienst treedt om de functie van trainingsmanager te gaan bekleden en Douglas je aan het concurrentiebeding zal houden. Wij hebben een gerechtvaardigd belang bij handhaving van ons concurrentiebeding.(…)”
2.5.
[gedaagde] is per 1 juni 2014 bij Rituals in dienst getreden. Bij schrijven van de gemachtigde van Douglas van 13 juni 2014 heeft Douglas [gedaagde] gesommeerd haar werkzaamheden te staken en wordt zij gesommeerd over te gaan tot betaling van de verbeurde boetes. [gedaagde] heeft aan dit verzoek niet voldaan.

3.Het geschil

In conventie en in reconventie

3.1.
Douglas vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] zal veroordelen tot nakoming van het concurrentiebeding, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 1 januari 2012, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag;
II. [gedaagde] te verbieden om werkzaamheden te verrichten voor of bij Rituals;
III. [gedaagde] zal veroordelen een voorschot op de verbeurde boetes van € 10.000,-- te voldoen;
IV. [gedaagde] zal veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 904,--.
3.2.
Douglas legt - kort samengevat - het volgende aan de vordering ten grondslag. Douglas is met [gedaagde] een rechtsgeldig concurrentiebeding aangegaan, dat haar werking heeft behouden bij de omzetting van het tijdelijke dienstverband naar een vast dienstverband. Dit beding wordt door [gedaagde] overtreden door in dienst te treden bij Rituals Amsterdam. Douglas heeft alle belang bij handhaving van het concurrentiebeding, omdat [gedaagde] haar veel schade kan berokkenen. [gedaagde] daarentegen wordt niet onbillijk in haar belangen benadeeld.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft in (voorwaardelijke) reconventie schorsing van het concurrentiebeding gevorderd en veroordeling van Douglas gevorderd tot betaling van een voorschot op de vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW voor elke maand dat Douglas haar desondanks aan het beding houdt. Op haar stellingen en de nadere stellingen van Douglas zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
Voor wat de spoedeisendheid van de zaak betreft - die door [gedaagde] is betwist - is de kantonrechter van oordeel dat de aard van de vordering die spoedeisendheid met zich brengt.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door Douglas wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van een overtreding van artikel 10 zoals dit is opgenomen in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Toepasselijkheid concurrentiebeding
4.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de CAO Parfumerieartikelen - die door Douglas van toepassing is verklaard op de arbeidsovereenkomst - reeds twee jaar geleden is geëxpireerd en dat daarom nu de CAO Drogisterijbranche geldt die algemeen verbindend verklaard is geweest. In deze CAO is bepaald dat het niet toegestaan is om een concurrentiebeding af te sluiten, zodat het met [gedaagde] overeengekomen beding volgens [gedaagde] nietig is. De kantonrechter stelt vast dat in artikel 1.2.1 van het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 augustus 2011 tot algemeen verbindendverklaring van de bepalingen van CAO Drogisterijbranche is bepaald dat de CAO geldt voor de werknemers in de drogisterij en de aanverwante branche. Onder drogisterij wordt volgens artikel 1.2.2 verstaan:

het uitoefenen van de detailhandel in geneesmiddelen, zoals dit in het kader van de wettelijke bepalingen is toegestaan. Dit gaat steeds gepaard met het uitoefenen van de detailhandel in producten op het gebied van gezondheid, schoonheid en lichaamsverzorging van de mens, eventueel in combinatie met de detailhandel in huishoudelijke artikelen, verfartikelen en dierengeneesmiddelen.”
Douglas heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij geen geneesmiddelen verkoopt en reeds daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat Douglas niet binnen de werkingssfeer van de CAO Drogisterijbranche valt en deze daarom niet op de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] van toepassing is.
4.5.
Daarnaast is door [gedaagde] aangevoerd dat het concurrentiebeding niet schriftelijk is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en daarom niet meer van toepassing is. Douglas heeft de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden met onder meer de vermelding dat [gedaagde] de brief kon aanmerken als een ‘besluit van wijziging op uw aanstelling’ en die wijziging betrof volgens [gedaagde] in ieder geval dat partijen geen concurrentiebeding zijn overeengekomen. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het concurrentiebeding in dit geval haar gelding heeft behouden nadat het contract voor bepaalde tijd is omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. Niet gebleken is dat er op het moment van de omzetting van de arbeidsovereenkomst sprake is geweest van een wijziging van functie waardoor het beding zwaarder is gaan drukken; als er al een wijziging van functie heeft plaatsgevonden was dit in een eerder stadium. De wijziging betrof in dit geval enkel het salaris alsmede de omzetting in een vast contract en dat is onvoldoende grond om te komen tot het oordeel dat het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk had moeten worden overeengekomen. Verder heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat het concurrentiebeding bij de omzetting van de arbeidsovereenkomst niet tussen partijen besproken is geweest. Bovendien staat in de brief vermeld dat de brief aangemerkt kon worden als een aanvulling op de arbeidsovereenkomst, waardoor [gedaagde] zich ervan bewust had moeten zijn dat het concurrentiebeding nog van toepassing was.
4.6.
[gedaagde] heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat zij gelet op de gang van zaken op 28 april 2014 erop mocht vertrouwen dat zij niet aan een concurrentiebeding zou worden gehouden. In het gesprek met mevrouw [A] heeft [A] hier immers niets over gezegd en zij hebben samen het uitdiensttredingsformulier getekend. De kantonrechter is van oordeel dat ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat [A] op dat moment nog niet op de hoogte was van de gelding van het concurrentiebeding en dat zij hier pas later door P & O van in kennis is gesteld. [A] heeft verklaard dat zij tijdens het gesprek contact op heeft genomen met P & O, dat zij zou worden teruggebeld en dat zij tegen [gedaagde] heeft gezegd dat zij op dat moment niet wist of er een concurrentiebeding gold. Niet gebleken is echter dat [A] [gedaagde] op 28 april reeds volledige kwijting van het concurrentiebeding heeft gegeven.
4.7.
Partijen verschillen daarnaast van mening over de vraag of Douglas en Rituals gelijk, gelijksoortige of aanverwante organisaties zijn. [gedaagde] heeft aangevoerd dat Douglas een parfumerie is die zich richt op een heel ander segment dan Rituals. Zo verkoopt Douglas met name de duurdere merken, terwijl Rituals alleen haar eigen merkt verkoopt, welk niet in het duurder segment valt. De kantonrechter is echter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het in ieder geval om twee gelijksoortige dan wel aanverwante organisaties gaat die wel degelijk concurrerend (kunnen) zijn. Beide bedrijven opereren immers in de cosmeticabranche. Het verschil in aanbod acht de kantonrechter in dit verband van onvoldoende onderscheidende betekenis.
Geografische reikwijdte
4.8.
Ten aanzien van de geografische reikwijdte van het beding wordt het volgende overwogen. Kort na zitting hebben de kantonrechter en de griffier geconstateerd dat partijen het beding kennelijk zo hebben begrepen dat de werknemer niet werkzaam mag zijn binnen een
straalvan 50 kilometer rondom de vestiging van de werkgever, terwijl het concurrentiebeding gewag maakt van
diameter. Bij vonnis van 29 augustus 2014 heeft de kantonrechter daarom aan partijen een tweetal vragen voorgelegd, namelijk ten eerste hoe de geografische reikwijdte van het beding dient te worden begrepen en ten tweede of Amsterdam onder de geografische reikwijdte van het beding valt.
4.9.
Douglas heeft zich bij akte op het standpunt gesteld dat de geografische reikwijdte van het beding zo dient te worden begrepen dat het mevrouw [gedaagde] niet is toegestaan om werkzaam te zijn voor een concurrent van Douglas binnen een
straalvan 50 kilometer met als middelpunt de vestiging van de werkgever waar de werknemer werkzaam was. Douglas beroept zich op het Haviltex-criterium. In dit geval hebben partijen altijd dezelfde zin aan het beding toegekend, namelijk de uitleg van straal en niet diameter. Over deze bedoeling heeft tussen partijen volgens Douglas nooit discussie of onduidelijkheid bestaan, want ook de gemachtigde van [gedaagde] heeft “diameter” uitgelegd als “straal”.
4.10.
De kantonrechter overweegt dienaangaande het volgende.
Het Haviltex-criterium houdt kort samengevat in dat een schriftelijk contract (in dit geval: het concurrentiebeding) niet alleen taalkundig dient te worden uitgelegd, maar dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dat beding mochten toekennen.
4.11.
Douglas heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij “diameter” in het beding heeft opgenomen terwijl zij “straal” bedoelde. Evenmin heeft zij aangegeven waarom zij “diameter” steeds als “straal” heeft uitgelegd. Aldus heeft zij onvoldoende gemotiveerd waarom zij “diameter” redelijkerwijs als “straal” heeft kunnen uitleggen.
De kantonrechter neemt hierbij het volgende in aanmerking:
Taalkundig/meetkundig kan er geen enkel misverstand over bestaan dat “diameter” een andere betekenis heeft dan “straal”: de diameter is de doorsnee of middellijn van een cirkel, de straal is de afstand van het middelpunt tot de cirkel; de diameter is dus tweemaal de straal;
Bij een straal van 25km is de oppervlakte (π r²) van het gebied waarin [gedaagde] niet bij een concurrent mag werken 1962,5 km², bij een straal van 50 km is dat 7850 km², dus een gebied dat 4 keer zo groot is;
De vestiging van Rituals in Amsterdam valt bij de ene uitleg net wel en bij de andere uitleg net niet onder het verbod;
Aan overtreding van het beding zijn voor [gedaagde] vergaande gevolgen verbonden, namelijk verbeurte van een boete van € 500,-- per dag;
Douglas is de partij geweest die het beding heeft opgesteld; in de dagvaarding stelt zij zelf dat zij daarbij een zorgvuldige afweging heeft gemaakt.
4.12.
De kantonrechter houdt het erop dat partijen het beding (nadien) onzorgvuldig hebben gelezen dan wel uitgelegd. Onder voormelde omstandigheden betekent dat echter niet dat Douglas [gedaagde] aan de door haar bepleite evident onjuiste uitleg van het beding kan houden. Dit betekent feitelijk dat [gedaagde] wel vanuit de vestiging te Amsterdam zou mogen werken, met dien verstande dat zij geen trainingen mag geven op een locatie die binnen de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding valt. In dat kader volgt de kantonrechter de stelling van [gedaagde] dat de plaats van indiensttreding bepalend is niet.
Belangenafweging
4.13.
Het belang dat Douglas heeft bij handhaving van het concurrentiebeding dient te worden afgewogen tegen het belang van [gedaagde] om haar functie bij Rituals te kunnen blijven uitoefenen.
4.14.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de belangen van Douglas voldoende worden gedekt door het geheimhoudingsbeding dat ook is overeengekomen. De kantonrechter volgt Douglas echter in haar standpunt dat een geheimhoudingsbeding alleen niet voldoende waarborgen geeft. Zou alleen een geheimhoudingsbeding gelden dan zou Rituals nog wel van specifieke vaardigheden kunnen profiteren die [gedaagde] heeft opgedaan. Douglas heeft voorts voldoende aangetoond dat zij een belang heeft bij nakoming van het beding, omdat geheimhouding voor haar niet controleerbaar is.
4.15.
Tevens heeft [gedaagde] in het kader van de belangenafweging aangevoerd dat Douglas volgens haar niet kan volhouden dat de door haar genoemde belangen bij handhaving van het concurrentiebeding zo groot zijn, dat [gedaagde] wél en andere collega’s géén concurrentiebeding hebben, dan wel hier niet aan worden gehouden. De kantonrechter is van oordeel dat het in dit geval niet ter zake doet wat Douglas met andere medewerkers afspreekt. Zo heeft zij gesteld voor iedere medewerker individueel te bepalen en af te wegen welke afspraken zij maakt over non-concurrentie.
4.16.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij niet beschikt over concurrentiegevoelige informatie en Douglas ook daarom geen belang heeft bij handhaving. Douglas noemt de B.A.A.T. techniek, maar deze techniek is volgens [gedaagde] heel algemeen en wordt bij elke organisatie gebruikt. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij niet zelf de trainingen ontwikkelt. Dit kan zo zijn, maar daarmee blijft naar het oordeel van de kantonrechter staan dat zij precies op de hoogte is van de inhoud van de trainingen en de wijze waarop die worden gegeven. Het strookt bovendien ook niet met het feit dat zij op dezelfde dag dat zij haar ontslag heeft genomen digitale bestanden met betrekking tot een aantal trainingen naar haar privé-email adres heeft verzonden. Weliswaar heeft zij aangevoerd dat veel medewerkers dit deden om trainingen thuis te kunnen voorbereiden, maar de stelling van Douglas dat [gedaagde] de doorgezonden trainingen die komende periode niet ging geven heeft zij niet weersproken, zodat aannemelijk is geworden dat [gedaagde] de trainingen wilde gebruiken bij haar werkzaamheden voor Rituals en de inhoud kennelijk dus wel van belang was.
4.17.
Het belang van [gedaagde] om het concurrentiebeding zoals dat er nog ligt te doorbreken, moet onevenredig groot zijn en dat is niet gebleken. Weliswaar heeft zij gesteld dat zij 60 % meer salaris is gaan verdienen, maar dit enkele feit is onvoldoende. Ook het ontbreken van groeimogelijkheden bij Douglas maakt dit niet anders. Feit is dat zij zelf heeft ingestemd met het concurrentiebeding. Mede in aanmerking wordt genomen dat het voor [gedaagde] niet onmogelijk zal zijn om zich aan het concurrentiebeding te houden, nu haar standplaats Amsterdam is en de geografische reikwijdte van het beding beperkt is. Douglas heeft haar belang om [gedaagde] aan het concurrentiebeding te houden naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt, waarbij met name belang wordt gehecht aan het feit dat zij vergelijkbaar werk doet op een concurrentiegevoelige plek. Rituals profiteert daarbij mogelijk van de vaardigheden en technieken die [gedaagde] heeft opgedaan bij Douglas.
Vorderingen
4.18.
Het feit dat de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding beperkter is dan aanvankelijk tussen partijen is bepleit heeft consequenties voor de vorderingen van Douglas. [gedaagde] heeft het beding immers niet overtreden enkel door het feit dat zij is gaan werken vanuit de vestiging van Rituals in Amsterdam, omdat Amsterdam buiten de reikwijdte van het beding valt. Douglas heeft gesteld dat [gedaagde] echter wel “af en aan” het concurrentiebeding overtreedt omdat zij trainingen geeft in het gehele land, zoals in Breda, Amsterdam, Utrecht of Nieuwegein, hetgeen op zichzelf niet door [gedaagde] is betwist. [gedaagde] heeft aangevoerd dat alleen de plaats van indiensttreding relevant is, maar de kantonrechter volgt deze stelling niet. Douglas heeft haar verwijt niet met concrete data en plaatsen onderbouwd, zodat niet vast te stellen is of en zo ja, in welke mate, er tot op dit moment sprake is geweest van overtreding van het concurrentiebeding. Daarom zullen de eerste en de derde vordering worden afgewezen.
4.19.
Wel gebleken is dat Douglas voldoende belang heeft voor de toekomst om [gedaagde] aan het beding te houden. [gedaagde] heeft immers niet betwist dat ze in de omgeving van Utrecht trainingen geeft of gaat geven. De kantonrechter zal daarom de vordering onder II toewijzen, met dien verstande dat dit verbod alleen geldt binnen de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding. Hierover zal een dwangsom van € 250,-- per dag worden toegewezen, met een maximum van € 10.000,-- aan dwangsommen in totaal.
4.20.
Douglas heeft een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Nu zij [gedaagde] heeft gemaand en verboden werkzaam te zijn binnen een veel groter gebied dan in het concurrentiebeding is bepaald, ziet de kantonrechter aanleiding om deze vordering af te wijzen.
4.21.
Aangezien beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
In reconventie
4.22.
Nu het concurrentiebeding een beperkte reikwijdte heeft, is het belang van [gedaagde] bij schorsing hiervan onvoldoende aannemelijk geworden, zodat deze vordering alsmede de vordering tot vergoeding van schade zullen worden afgewezen.
4.23.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Douglas worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
In conventie:
verbiedt [gedaagde] werkzaamheden te verrichten voor of bij Rituals binnen een tijdvak van één jaar, binnen een kring met als middelpunt de vestiging van Douglas te Utrecht waar [gedaagde] werkzaam was en met een diameter van 50 kilometer, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-- in totaal;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Douglas, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 september 2014.