Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 januari 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 23 april 2014.
2.De feiten
18.1 Een partij verkeert in verzuim indien zij, na deugdelijk in gebreke te zijn gesteld, nalatig is en blijft binnen de gestelde termijn aan haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen. Iedere ingebrekestelling dient schriftelijk per aangetekende met bericht van ontvangst te geschieden met inachtneming van een termijn van één maand, tenzij de aard van de tekortkoming een kortere termijn rechtvaardigt. Deze termijn kan reeds ingaan vóórdat een partij nalatig is.
de rechtbank) voortvloeiende uit Samenwerkingsovereenkomsten ‘t Zand en Leidsche Maan, nu deze in die gebieden geen kavels meer afneemt vanwege de stagnerende woningmarkt. Ook heeft Ovast Rijnvliet geen bewijs geleverd dat hetzelfde probleem niet ook bij Ovast Rijnvliet voor het gebied Rijnvliet speelt.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
de rechtbank) gehouden is de bouwgrond van de Gemeente af te nemen tegen de overeengekomen prijs en op het overeengekomen tijdstip. Volgens Ovast c.s. wordt deze bepaling overruled door artikel 17 van de Samenwerkingsovereenkomst indien er omstandigheden zijn waardoor nakoming in redelijkheid niet meer mogelijk is. Ovast c.s. heeft daarvoor echter geen onderbouwing aangedragen. De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van de Samenwerkingsovereenkomst slechts kan worden afgeleid de laatste regel van artikel 10.4 van de Samenwerkingsovereenkomst moet worden beschouwd als een specialis ten opzichte van de algemeen geformuleerde hardheidsclausule van artikel 17 van de Samenwerkingsovereenkomst. Dit betekent dat artikel 17 geen ruimte biedt om op basis van de door Ovast c.s. geschetste marktontwikkelingen de uit de samenwerkingsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen te wijzigen.
- dagvaarding € 94,70
- vast recht € 3.715,00
- salaris advocaat