In deze zaak, die op 17 september 2014 door de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stond de vraag centraal of de handelsnaam en domeinnaam van de gedaagde zodanig op die van de eiser leken dat er verwarring bij het relevante publiek te vrezen viel. Eiser, die sinds 1974 onder de handelsnaam '[naam]' een dierenkliniek exploiteert, vorderde dat gedaagde, die sinds 2013 ook onder een vergelijkbare naam opereert, het gebruik van deze handelsnaam en domeinnaam zou staken. Eiser stelde dat de gelijkenis tussen de handelsnamen en domeinnamen verwarring veroorzaakte bij klanten, wat leidde tot schade voor zijn onderneming.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een inbreuk op de handelsnaamrechten van eiser. De voorzieningenrechter concludeerde dat de handelsnaam van gedaagde voldoende afweek van die van eiser, mede gezien het beschrijvende karakter van de handelsnaam '[naam]'. De rechter stelde vast dat de handelsnamen slechts in geringe mate van elkaar verschilden en dat het relevante publiek, bekend met de topografische aanduidingen, het verschil zou opmerken. Bovendien was er onvoldoende bewijs van daadwerkelijke verwarring tussen de klanten van beide dierenartsen.
De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 4.444,58 werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van onderscheidend vermogen in handelsnamen en de noodzaak voor voldoende bewijs van verwarring in handelsnaamzaken.