ECLI:NL:RBMNE:2014:412
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in drugslabzaak te Baarn wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 september 2011 werd aangehouden in verband met een drugslab in Baarn, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, waaronder MDMA en PMMA, en het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden van deze stoffen. Tijdens de zitting op 22 januari 2014 hebben zowel de officier van justitie als de raadsman van de verdachte hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen reden was voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld. De verdachte verklaarde dat hij de ruimtes waarin de drugsproductie plaatsvond, onderverhuurde aan zijn zoon en dat hij niet op de hoogte was van de activiteiten die daar plaatsvonden. Deze verklaring werd ondersteund door de verklaringen van een medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte enige betrokkenheid had bij de drugslocatie of de voorbereidingshandelingen. Ondanks het vermoeden van de verdachte dat zijn zoon en een medeverdachte bezig waren met iets illegaals, was er geen wettig en overtuigend bewijs van zijn betrokkenheid.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om voldoende bewijs te leveren voor een veroordeling. De rechtbank heeft de beslissing op de openbare terechtzitting van 5 februari 2014 uitgesproken, waarbij de rechters N.E.M. Kranenbroek, R.P. den Otter en G.A. Bos betrokken waren.