Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser sub 2],
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 november 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2014;
- de akte uitlating producties van 2 april 2014 van de zijde van [gedaagden];
- de akte wijziging eis en overlegging berekening van 14 mei 2014 van de zijde van Export Promotion c.s.;
- de ter griffie gedeponeerde akte van 14 mei 2014 van de zijde van Export Promotion c.s.;
- de antwoordakte houdende bezwaar tegen de wijziging van eis van 11 juni 2014 van de zijde van [gedaagden]
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vorderingen van Export Promotion
NJ2002, 118). Verder dient tussen de gestelde verrijking van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] enerzijds en de door Export Promotion gestelde schade anderzijds een zeker verband te bestaan. Indien de verrijking het gevolg is van een rechtshandeling, is geen sprake van ongerechtvaardigdheid (PG Boek 6, p. 831).
NJ2007, 240).
NJ1998, 440). Indien evenwel komt vast te staan dat [gedaagde sub 1] gedurende de jaren 2001 tot en met 2010 gelden heeft onttrokken aan Export Promotion, al dan niet door boeking in rekening-courant tussen Export Promotion en Derbri, en hij Export Promotion omtrent deze onttrekkingen moedwillig om de tuin heeft willen leiden, is sprake geweest van opzet als bedoeld in artikel 7:661 BW en is [gedaagde sub 1] aansprakelijk jegens zijn voormalig werkgever Export Promotion.
NJ1932, 488; Wallage/Vromen). De vraag of een rekening-courantovereenkomst tot stand is gekomen dient beantwoord te worden op grond van een feitelijke beoordeling van de omstandigheden.
NJ2006, 112). Omdat op grond van de door [gedaagden] gestelde feiten niet kan worden vastgesteld dat Export Promotion langer dan vijf jaren voorafgaand aan deze procedure bekend is geworden met de [gedaagde sub 1] als aansprakelijke persoon voor de door Export Promotion als gevolg van ongerechtvaardigde verrijking geleden schade ten aanzien van de jaren 2007 en 2008, wordt het beroep op verjaring van [gedaagde sub 1] verworpen.
5.De beslissing
- € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de exploitkosten van betekening van het vonnis