ECLI:NL:RBMNE:2014:4087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
16/701368-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met meerdere slachtoffers in Utrecht

Op 11 september 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval in Utrecht op 21 juli 2012. De verdachte, geboren op Curaçao, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot diefstal, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Tijdens de overval werden drie slachtoffers, waaronder een man en zijn vrouw, zwaar mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de woning binnendrong en de slachtoffers met geweld heeft bedreigd en verwond. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over hun geloofwaardigheid. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, waarbij de rechtbank de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers zwaar heeft meegewogen. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen wapens en andere voorwerpen verbeurd verklaard en een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701368-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 september 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [1967],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ten aanzien van feit 3 op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair:
op 21 juli 2012 in Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], goederen
heeft gestolen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
subsidiair:
op 21 juli 2012 opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:
op 21 juli 2012 [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft
mishandeld;
Feit 2:
op 21 juli 2012 heeft geprobeerd tezamen en in vereniging met anderen, met
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3]
, goederen te stelen van [slachtoffer 2];
Feit 3:
op 14 oktober 2012 te Utrecht en/of Den Haag een semi automatisch wapen en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op 22 februari 2012 te Utrecht de autobanden van de auto van [benadeelde 1] heeft vernield door deze lek te prikken;
Feit 5:
op 3 maart 2012 te Utrecht een vlindermes voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 1 kan de primair ten laste gelegde variant wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 4
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 5
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Waardering van het bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1
Ten aanzien van feiten 1 en 2
De bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen ten aanzien van de woningoverval
Aangiftes
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Vandaag, 21 juli 2012, omstreeks 23:15 uur was ik thuis op de [adres] te Utrecht. [2] Er werd aangebeld. [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 3]) deed de deur open. Ik zag dat er drie mannen binnen kwamen stormen. Ik zag dat de mannen alle drie een bivakmuts op hadden. Ik zag dat [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1]) begon te vechten met één van de mannen. Hierdoor viel de bivakmuts van één van de mannen af. Ik zag dat [verdachte] in de woonkamer stond. [verdachte]’s bijnaam is [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] een pistool in zijn hand had. Ik zag dat [verdachte] dit pistool op het hoofd van [slachtoffer 1] zette. [3] [slachtoffer 1] kreeg een klap op zijn hoofd met dat wapen. [4] Ik zag dat [slachtoffer 1] werd gestoken door [verdachte]. Ik zag dat dit met een keukenmes gebeurde. Ik zag dat [slachtoffer 1] in zijn hoofd en in zijn nek werd gestoken. [5] Ik zag dat de portemonnee van [slachtoffer 1] werd gepakt. Ik voelde dat ik ook door [verdachte] ([verdachte]) werd gestoken. Dit was twee keer. Ik voelde dat dit in mijn buik was. [6] Mijn ribben rechts doen pijn en mijn linkeroor. Ik heb een paar klappen op mijn oor gekregen. [7] [verdachte] (de Rechtbank begrijpt dat hiermee dezelfde persoon wordt aangeduid als [verdachte]/[verdachte]) probeerde mijn ring van mijn vinger af te trekken. [8] Ik lag op de grond voorover. Ik draag een heuptasje bij mij. Ik voelde dat er aan de riem op mijn rug werd getrokken en gevoeld. [9] Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] zei: “Blijf liggen”. Ik herken [verdachte] uit duizenden. Ik herkende ook de stem van [verdachte]. [10]
Aangever [slachtoffer 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 21 juli 2012, omstreeks 23:00 uur, was ik in mijn woning aan de [adres] te Utrecht. Mijn vrouw [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en een jongen waren ook in de woonkamer aanwezig. Er werd op een gegeven moment geklopt. Ik zag dat [slachtoffer 3] de voordeur opendeed. Ik hoorde vervolgens een hoop lawaai vanuit de gang komen. Ik ben daarop opgestaan en naar de voordeur gelopen. Ik zag twee personen voor mij staan. Ik werd gelijk door beide personen geslagen, meerdere keren. Ik viel vervolgens naar achter en pakte een mes dat op de verwarming lag. Het mes werd door één van de personen van mij afgepakt. Ik werd vervolgens door deze persoon meerdere keren in mijn lichaam gestoken. Nadat ik op de grond terecht was gekomen voelde ik dat ik meerdere trappen tegen mijn lichaam kreeg. Achteraf merkte ik nog dat mijn portemonnee uit mijn kontzak is gestolen door één van beide personen. [11] Mijn portemonnee met daarin twee bankpasjes, diverse kaartjes en een identiteitskaart hebben ze meegenomen. [12] Nadat ik de trappen had gekregen, stond ik weer op en werd ik al vechtend in de keuken op de grond gegooid. Ik zag daarop dat één van de personen iets doorlaadde. Hij maakte een beweging alsof hij een shotgun doorlaadde. Deze persoon riep vervolgens hard tegen mij: “Blijven liggen”. [13] Ik voelde vervolgens dat ik door deze persoon met de shotgun boven op mijn hoofd werd geslagen. [14]
Aangever [slachtoffer 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 21 juli 2012 was ik aanwezig in de woning van [slachtoffer 1]. [15] Omstreeks 23:00 uur werd er geklopt. Ik heb vervolgens de voordeur geopend. Ik zag toen een man staan. We raakten in gevecht. We zijn in de slaapkamer van de woning geraakt. Ik zag en voelde dat voornoemde man mij bij mijn keel pakte. Ik voelde dat de hand van voornoemde man mijn keel helemaal dicht begon te knijpen. Ik schat dat voornoemde man mij tussen de dertig en zestig seconden heeft getracht te wurgen. Ik zag en voelde dat de man mij een trap in mijn gezicht gaf. Terwijl ik met voornoemde man in gevecht was zag ik nog twee mannen de woning binnen lopen. Opeens zag ik dat de mannen weer naar buiten renden. [16]
De verdediging heeft aangevoerd dat getwijfeld moet worden aan de juistheid van de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Aangevers bevinden zich namelijk in een milieu van drugsgebruik, waarin iedereen er alles voor doet om drugs te kunnen kopen en gebruiken en (daarom) niet altijd conform de waarheid verklaren. De verklaringen bevatten verder veel tegenstrijdigheden en zijn niet consistent. De verklaringen zijn derhalve zeer onbetrouwbaar.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betrouwbaar en overweegt daartoe als volgt. De verklaringen van de verschillende aangevers komen in grote lijnen met elkaar overeen en worden bij verschillende gelegenheden herhaald. Ook de verklaringen die zeer kort na de woningoverval zijn afgelegd door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] komen met elkaar overeen. Dat de aangevers mogelijk uit een drugsgebruikersmilieu komen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
Getuigenverklaring [getuige 1]
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 21 juli 2012 ben ik getuige geweest van een overval in de woning op de [adres] te Utrecht. Ik was samen in die woning met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Er was nog een man. [17] Later waren er mensen aan de voordeur. Iemand deed de voordeur open. Ik hoorde toen gestommel. Het waren 3 gemaskerde mannen, die de woning binnen kwamen. Dader 3 was [verdachte] heet eigenlijk [verdachte]. [18] Ik herken zijn stem uit miljoen. Ik ken hem al jaren. Hij had een mes. Ik zag dat [slachtoffer 1] in de woonkamer in gevecht raakte met een van de daders. Op een gegeven moment viel [slachtoffer 1] op de grond. Ik hoorde dat de dader met wie hij aan het vechten was, tegen hem zei: “Blijf liggen, blijf liggen”. Het was de stem van [verdachte] Vervolgens zag ik dat [verdachte]naar [slachtoffer 2] liep. Ik zag dat [verdachte][slachtoffer 2] in haar buik stak met dat mes. Met zijn vrije hand probeerde hij de ring van de vinger van [slachtoffer 2] af te trekken. Ook probeerde [verdachte]een heuptasje, dat [slachtoffer 2] om haar middel droeg, van haar af te pakken. [19]
Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris op 28 februari 2013 nog een tweede verklaring afgelegd. Daarin verklaart hij dat hij verdachte niet heeft herkend en dat hem dit is aangepraat door aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. De rechtbank acht deze verklaring kennelijk leugenachtig. [getuige 1] verklaart immers in deze tweede verklaring dat hij verdachte op de avond van 21 juli 2012 helemaal niet in de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezien, terwijl verdachte zelf op 12 december 2012 bij de politie en ter terechtzitting van 28 augustus 2014 heeft verklaard dat hij wel op de avond van 21 juli 2012 in de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is geweest en dat [getuige 1] ook in die woning was. De rechtbank gaat derhalve uit van de juistheid van de eerste verklaring van getuige [getuige 1].
Getuigenverklaring [getuige 2]
Getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 21 juli 2012 was ik thuis in mijn woning aan de [adres]. Ik keek rond 23:00 uur uit mijn raam. Ik zag twee mensen het pand binnen lopen. Kort daarna hoorde ik iemand op de deur kloppen van mijn bovenburen. In deze woning wonen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Direct na het geklop hoorde ik geschreeuw. Ik hoorde heel harde bonken. [20] Ik zie in mijn telefoon dat ik om 23:12 uur 112 heb gebeld. Toen ik de vrouw nog aan de lijn had, zag ik drie mannen de trap aflopen. Persoon 1 had iets van rood op zijn hoofd. Het leek op een muts. Snel nadat de mannen het pand verlieten zag ik dat mijn buurman van de trap af kwam. Ook zag ik dat [slachtoffer 3] de trap af kwam lopen. Ik hoorde toen piepende banden. Ik zag een donkere auto wegscheuren. [21]
De bewijsmiddelen ten aanzien van het letsel
Verbalisant [A] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik zag dat [slachtoffer 2] ter hoogte van haar onderste ribben aan de rechterzijde twee kleine ondiepe steekwondjes had.
Ik zag dat [slachtoffer 1] een steekwond in zijn nek had, net onder zijn linkerkaak. Ik zag ook dat [slachtoffer 1] een steekwond op zijn hoofd had. [22]
Verbalisant [B] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Benadeelde: [slachtoffer 1].
Ik zag dat de man diverse huidbeschadigingen had op het hoofd en op de linkerarm. [23]
De bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen ten aanzien van het mes
Verbalisant [C] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de woning aan de [adres] te Utrecht is onderzoek verricht. [24] In de hal zag ik een groot vleesmes liggen. Ik zag bloed op het mes zitten. [25] Op het mes werden de volgende sporen veiliggesteld: AAEO8661NL en AAEO8654NL. [26]
Uit het NFI rapport van 6 februari 2013 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het mes Koch is op de volgende plaatsen bemonsterd:
  • Lemmet nabij de punt (AAEO8661NL#01) (bloedspoor)
  • Heft onderzijde (AAEO8654NL#01) (bloedspoor)
  • Heft bovenzijde (AAEO8654NL#02) (bloedspoor).
De DNA-profielen die zijn verkregen uit de volgende bemonsteringen komen overeen met het DNA-profiel van verdachte [verdachte]:
  • Koch mes, bloedspoor op onderzijde heft (AAEO8654NL#01).
  • Koch mes, bloedspoor bovenzijde heft (AAEO8654NL#02).
De DNA-profielen die zijn verkregen uit de volgende bemonsteringen komen overeen met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1]:
- Kochmes, bloedspoor lemmet nabij punt (AAEO8661NL#01).
De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige andere persoon matcht met het DNA-profiel van het bloedspoor op het lemmet nabij de punt van het Koch mes is 1 op 1 miljard. [28]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 21 juli 2012 zelf in de woning van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is beroofd, door [slachtoffer 1] in zijn nek is gestoken en dat hijzelf niemand heeft gestoken. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Uit het NFI rapport van 6 februari 2013 leidt de rechtbank namelijk af dat op twee plaatsen op het heft van het Koch mes een DNA-profiel van een bloedspoor van verdachte is aangetroffen. Op het lemmet nabij de punt is een DNA-profiel van een bloedspoor van het slachtoffer [slachtoffer 1] aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de plekken waar de verschillende bloedsporen zijn aangetroffen en mede gelet op het letsel dat bij aangever [slachtoffer 1] is geconstateerd, niet anders kan dan dat verdachte het mes bij het heft vast heeft gehad en daarmee het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gestoken. Daarbij komt dat [slachtoffer 1] zelf ook heeft verklaard dat hij door een van de overvallers is gestoken, terwijl slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het verdachte was die haar en [slachtoffer 1] heeft gestoken.
De bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen ten aanzien van de bivakmutsen en de auto
Verbalisant[D] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 15 oktober 2012 is verdachte [verdachte] aangehouden. Met behulp van een auto was [verdachte] op de plaats van aanhouding terecht gekomen. Politiemensen hebben deze auto gecontroleerd en daarin een rugzak aangetroffen. In deze rugzak zag ik onder andere de volgende goederen zitten:
- een donkerkleurige bivakmuts;
- een rode binnenhelm/muts. [29]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Eén van de overvallers droeg een rode muts. Er was ook een andere muts, een donkere. De rode muts had een groot gat bij de ogen. [30]
O: Wij tonen hier een tweetal foto’s met nummers “01” en “02” (de rechtbank leidt uit de achter het verhoor bijgevoegde foto’s af: de rode bivakmuts). A: Het zou de muts kunnen zijn van de overvallers. De kleur zou het zo kunnen zijn.
O: Wij tonen hier een tweetal foto’s met nummers “05” en “06” (de rechtbank leidt uit de achter het verhoor bijgevoegde foto’s af: de donkerkleurige bivakmuts).
A: Ik weet bijna zeker dat het de muts van de overvallers zou kunnen zijn. Dit is de muts. [31]
Aangever [slachtoffer 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Hoe zag de gezichtsbedekking eruit?
A: Eentje was zwart van kleur en de andere was rood van kleur.
O: Ik toon u een tweetal foto’s met nummers “01” en “02” (de rechtbank leidt uit de achter het verhoor bijgevoegde foto’s af: de rode bivakmuts).
A: Die muts klopt wel. Het lijkt sprekend op de muts die die jongen op had.
O: Ik toon u een tweetal foto’s met nummers “05” en “06” (de rechtbank leidt uit de achter het verhoor bijgevoegde foto’s af: de donkerkleurige bivakmuts).
A: Hij komt wel overeen. Het is dezelfde soort muts als die hun op hadden. [32]
Aangever [slachtoffer 3] heeft verder– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard over de gebeurtenissen direct na de overval:
Ik ben achter het drietal aangegaan en ben de parkeerplaats op gelopen. Ik zag toen een donkerkleurige Opel Astra wegrijden. Ik heb toen een steen richting voornoemde Opel Astra gegooid. Ik zag dat de steen door de ruit van het bijrijdersportier ging. [33]
Aangever [slachtoffer 1] heeft – zakelijk weergegeven – hierover het volgende verklaard:
Ik zag dat drie personen in de richting van de gang hard wegrenden. Ik ben daarop samen met [slachtoffer 3] achter de drie personen aangerend. Ik hoorde een auto aan komen rijden. Ik zag dat [slachtoffer 3] een steen opraapte en door de bijrijdersruit van de auto gooide. [34]
Verbalisant [C] heeft – zakelijk weergegeven – over het glas het volgende gerelateerd:
Het onderzoek is verricht in een woning bij [slachtoffer 1] te [adres] te Utrecht. [35] Hoofdinspecteur [E ] wees mij de plaats buiten waar glassplinters lagen op het wegdek bij de doorgang naar de hoofdrijbaan. Dit glas zou afkomstig zijn uit de auto waarmee de verdachten weggereden waren. [36]
Verdachte heeft over de op 21 juli 2012 plaatsgevonden gebeurtenissen het volgende verklaard. Op 21 juli 2012 was hij in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om drugs te verkopen. Toen verdachte bijdehand ging doen heeft [slachtoffer 1] hem in zijn nek gestoken. Vervolgens werd er op de deur geklopt en kwamen de heer [F] (een bekende van verdachte) en een maatje binnen. [F] had een donkerkleurige bivakmuts op en een wapen bij zich. [F] was door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ingeschakeld om degene die in hun woning drugs kwam verkopen te rippen, zo heeft verdachte later begrepen. [F] wist toen echter nog niet dat verdachte degene was die drugs kwam verkopen. Toen [F] zag dat verdachte de drugsverkoper was, zag hij van de ripdeal af en is [F] [slachtoffer 1] met zijn wapen gaan slaan. [F] gaf verdachte toen een rode motormuts om het bloed van zijn wond te stelpen. Dit is de rode muts die later in de fouillering van verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft verder verklaard dat [F] en hij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gelijktijdig hebben verlaten. Bij de auto van verdachte, een Opel Astra, bleek een raam kapotgeslagen te zijn. [F] heeft vervolgens zijn eigen donkerkleurige bivakmuts in de auto van verdachte gelegd, is in de auto van verdachte gestapt en heeft toen het glas (van de kapotte autoruit) van de bijrijder stoel geveegd. De bivakmuts die [F] in de auto heeft gelegd is de donkerkleurige bivakmuts die in de fouillering van verdachte is aangetroffen. [F] mocht hierna echter niet met verdachte meerijden en is toen weer uitgestapt, waarna verdachte alleen is vertrokken met onder meer de twee genoemde bivakmutsen.
De rechtbank acht deze alternatieve verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat [F] (als die er al was) met hem mee wilde rijden nadat zij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden verlaten, dat verdachte dit niet wilde en dat hij daarom alleen is weggereden. Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben daarentegen verklaard dat zij, direct nadat de overvallers de woning hadden verlaten, er achteraan zijn gerend. Zij zagen vervolgens een auto met hoge snelheid wegrijden. [slachtoffer 3] heeft toen met een steen de ruit van de bijrijdersstoel kapot gegooid. Ook buurman [getuige 2] heeft een auto zien wegscheuren vlak nadat hij zijn buurman [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] van de trap af zag komen. De rechtbank acht het, gelet op deze verklaringen, niet aannemelijk dat er voldoende tijd was voor verdachte en [F] om een discussie te voeren over het wel of niet mogen meerijden, waarbij [F] zijn bivakmuts in de auto van verdachte zou hebben kunnen leggen, glas uit die auto geveegd zou hebben en in die auto is gaan zitten, om vervolgens weer uit te stappen en zijn bivakmutsen in de auto achter te laten. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij alleen is weggereden, maar verklaren de aangevers en [getuige 2] dat zij maar één auto weg hebben zien rijden en verklaren zij niet over andere personen die zij zagen wegrennen of die zich nog in de buurt bevonden. Ook de verklaring van verdachte met betrekking tot de gebroken ruit van zijn auto is in strijd met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Het glas is namelijk op het wegdek bij de doorgang naar de hoofdrijbaan aangetroffen, hetgeen veel meer past bij de verklaring van aangevers (ruit is door [slachtoffer 3] met een steen kapot gegooid, terwijl de auto reed) dan bij de verklaring van verdachte dat [F] het glas van de bijrijdersstoel heeft geveegd toen de auto (geparkeerd) stil stond.
De verklaring van verdachte wordt ook overigens niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier.
Gelet op dit alles gaat de rechtbank er vanuit dat de rode en de donkerkleurige bivakmuts, die in de auto van verdachte zijn aangetroffen, zijn gedragen door de overvallers en dat verdachte over die bivakmutsen beschikt omdat hij één van die overvallers was en dat hij direct na de overval met de Opel Astra is gevlucht.
Overweging van de rechtbank ten aanzien van de nauwe en bewuste samenwerking
De handelwijze van verdachte, zijn medeverdachte en de onbekend gebleven derde persoon duidt, gelet op de bewijsmiddelen, op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders.
Overweging van de rechtbank ten aanzien van de diefstal
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal. De glazen plaat is in de woning kapot geslagen en verdachte heeft de portemonnee van [slachtoffer 1] niet gestolen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer 1], wel wettig en overtuigend bewezen dat de portemonnee van aangever [slachtoffer 1] door de overvallers is gestolen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn mededaders een glazen plaat, met daarop cocaïne, hebben weggenomen. Niet kan worden uitgesloten dat de glazen plaat in de woning is gesneuveld, gezien het glas dat in de woning op de grond is aangetroffen. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.3.2
Ten aanzien van feit 3
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was. Derhalve moet het proces-verbaal van aantreffen van het vuurwapen en de munitie uitgesloten worden van het bewijs. Verdachte is aangehouden op grond van het niet voldoen aan de identificatieplicht. Door een ambtenaar kan om identificatie worden gevraagd voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak. Verdachte heeft een reden gegeven waarom hij zich ophield op deze plek en dit is bevestigd door de Aziatische man ter plaatse. Het vorderen van de identificatie was daarom niet toegestaan op basis van artikel 8a van de Politiewet. Indien de vordering wordt gedaan in het kader van strafrechtelijke handhaving, dient sprake te zijn van concrete strafrechtelijke gebeurtenissen waarmee de persoon in verband zou kunnen worden gebracht. Daarvan blijkt echter niets uit het proces-verbaal. De fouillering van verdachte die vervolgens is uitgevoerd op basis van artikel 52 Wet Wapens en Munitie is daardoor onrechtmatig.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verbalisanten wel om de legitimatie van verdachte mochten vragen. Het verweer dient derhalve te worden verworpen. De verbalisanten hebben immers gerelateerd dat verdachte opvallend nerveus gedrag vertoonde en handelingen verrichtte voor de ingang van een portiek. Als verbalisanten verdachte vervolgens aanspreken zien zij dat hij spichtig om zich heen kijkt en horen zij verdachte een onsamenhangend verhaal vertellen. In een dergelijke situatie kan het redelijkerwijs noodzakelijk zijn om iemand om legitimatie te vragen. Als die vervolgens niet getoond kan worden, mag een verdachte worden aangehouden en gefouilleerd.
De rechtbank verwerpt het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting en overweegt daartoe als volgt. Verbalisanten hebben gerelateerd dat verdachte opvallend nerveus gedrag vertoonde en zagen verdachte handelingen verrichten voor de ingang van een portiek. Verbalisanten relateren voorts dat het hen ambtshalve bekend is dat in die buurt veelvuldig woningbraken worden gepleegd en dat er veelvuldig harddrugs wordt gebruikt en verhandeld. Als verbalisanten verdachte vervolgens aanspreken, zien zij dat hij spichtig om zich heen kijkt en horen zij hem een onsamenhangend verhaal vertellen. In een dergelijke situatie mogen verbalisanten redelijkerwijs om een identiteitsbewijs vragen. Als de betreffende persoon vervolgens geen identiteitsbewijs kan tonen, mag diegene worden aangehouden en aan een fouillering worden onderworpen. Het proces-verbaal van aanhouding en de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het wapen en de munitie zullen derhalve niet worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Verbalisanten [G] en [H] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 oktober 2012 hielden wij te ’s-Gravenhage als verdachte aan: [verdachte], geboren op [1967] te Curaçao. [37] Wij verbalisanten hoorden [verdachte] verklaren: ‘ik heb iets bij me’. Wij hoorden dat [verdachte] zei: “een vuurwapen op mijn rug”. [38] Hierop zagen wij dat bij de fouillering een vuurwapen en munitie werd aangetroffen. Tevens werd een rugtas in beslag genomen. [39]
Verbalisant[J] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 oktober 2012 werd een vuurwapen in beslag genomen te ’s-Gravenhage. Het betreft een semi automatisch pistool van het merk Povazske, model Ps 97 S, kaliber 9 x 19 mm. [40] Het wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
In bovengenoemd vuurwapen bevond zich een magazijn waarin munitie werd aangetroffen, te weten 10 loden punten van het merk Hirtenberger, kaliber 9 x 19 mm en 6 volmantelpatronen, merk Royal Ordnance Factory Blackpool, 9 x 19 mm. [41] De aangetroffen patronen zijn munitie in de zin van artikel 4 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [42]
Op 14 oktober 2012 werd voorts munitie aangetroffen in een rugtas en op de verdachte. Het betreft 1 volmantelpatroon van het merk Prvi Partisan, kaliber 7.65 mm en 1 alarmpatroon, kaliber 8 mm. De aangetroffen patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [43]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het klopt dat er op 14 oktober 2012 een vuurwapen en munitie in mijn fouillering en in mijn tas zijn aangetroffen. Dat was allemaal van mij. Ook die losse patronen en de patronen in het vuurwapen waren van mij. [44]
4.3.3
Ten aanzien van feit 4
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1.], d.d. 23 februari 2012 [45] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2014. [46]
4.3.4
Ten aanzien van feit 5
Verbalisant [L] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 3 maart 2012 surveilleerde ik te Utrecht. Ik zag de mij ambtshalve bekende [verdachte] staan. Ik besloot hem te onderwerpen aan een veiligheidsfouillering. Ik trof in de linker broekzak een zilverkleurig vlindermes aan. Ik heb dit in beslag genomen. [47]
Verbalisant [M] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het op 3 maart 2012, bij de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen voorwerp. Dit voorwerp is een vlindermes als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a van de Regeling wapens en munitie. De lengte van het lemmet is 9 cm of langer. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 10 van de Wet wapens of munitie. [48]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 21 juli 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met toebehoren, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat dat verdachte en/of zijn mededaders:
-Deze [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het lichaam hebben geslagen en getrapt;
-Een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] hebben gezet, dan wel een (nep)vuurwapen op deze [slachtoffer 1] hebben gericht; en
-Deze [slachtoffer 1] op de grond hebben gegooid en
-Tegen deze [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Blijf/Blijven liggen" en
-Met een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] hebben geslagen
-Deze [slachtoffer 1] meerdere malen met een keukenmes in zijn gezicht/hoofd en nek en arm, hebben gestoken; en
-Deze [slachtoffer 2] meerdere malen met een keukenmes in haar buik hebben gestoken; en
-Meerdere malen tegen een oor van deze [slachtoffer 2] hebben geslagen; en
-Voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel hebben gepakt en dicht geknepen en dicht geknepen gehouden; en
-Deze [slachtoffer 3] hebben getrapt in zijn gezicht;
2.
op 21 juli 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een ring en heuptas, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] voornoemd en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren:
-Deze [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het lichaam hebben geslagen en getrapt;
-Een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] hebben gezet, dan wel een (nep)vuurwapen op deze [slachtoffer 1] hebben gericht; en
-Deze [slachtoffer 1] op de grond hebben gegooid en
-Tegen deze [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Blijf/Blijven liggen" en
-Met een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] hebben geslagen
-Deze [slachtoffer 1] meerdere malen met een keukenmes in zijn gezicht/hoofd en nek en arm hebben gestoken; en
-Deze [slachtoffer 2] meerdere malen met een keukenmes in haar buik hebben gestoken; en
-Meerdere malen tegen een oor van deze [slachtoffer 2] hebben geslagen; en
-Voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel hebben gepakt en dicht geknepen en dicht geknepen gehouden; en
-Deze [slachtoffer 3] hebben getrapt in zijn gezicht; en
-Aan de heuptas van deze [slachtoffer 2] te trekken en vervolgens aan de riem van deze [slachtoffer 2] te trekken; en
-Aan de ring van deze [slachtoffer 2] te trekken;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 14 oktober 2012 te Utrecht een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch wapen, merk Povazske, model Ps 97S, kaliber 9X19mm, en munitie van categorie III, te weten 10 loden punt patronen, merk Hirtenberger, kaliber 9x19 mm en 6 volmantelpatronen, merk Royal Ordnance Factory Blackpool, kaliber 9x19 mm en 1 volmantelpatroon, merk Prvi Partisan, kaliber 7.65 mm en 1 alarmpatroon, kaliber 8 mm voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
(parketnummer 655501-12)
op 22 februari 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk vier banden van een auto merk Peugeot, type 306 Break, kleur blauw, toebehorende aan [benadeelde 1.], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in die banden te steken;
5.
(parketnummer 655501-12)
op 03 maart 2012 in de gemeente Utrecht, een wapen van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes met een lemmet van 9 centimeter als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
de in bovenstaande tenlastelegging gebruikte termen worden, voor zover daaraan in de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebruikt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten, te weten feit 1 primair en feiten 2 tot en met 5, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf (5) jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 4 en 5. Verdachte dient van de overige feiten te worden vrijgesproken. Voor de feiten 4 en 5 heeft verdachte reeds 193 dagen in voorlopige hechtenis gezeten, hetgeen niet in verhouding staat tot deze delicten.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van meer feiten, de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht voldoende is geweest. De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop in de onderhavige zaak. Voorts heeft de verdediging verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. Verdachte en zijn mededaders zijn hierbij de woning binnengedrongen en hebben de aanwezigen zwaar toegetakeld. De hoofdbewoner had meerdere steekwonden in zijn gezicht en is met een wapen op zijn hoofd geslagen. Een ander slachtoffer heeft verklaard dat hij dacht dat hij dood zou gaan toen zijn keel gedurende enkele seconden werd dichtgeknepen. Er is bij de woningoverval derhalve zeer ernstig geweld gebruikt en bij dergelijk geweld mag van geluk gesproken worden dat het niet anders is afgelopen.
De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Eén van de aangevers heeft verklaard dat zij en haar partner enkele dagen na de overval een huisje hebben gehuurd, omdat zij zich niet meer veilig voelden in hun eigen huis. Dat aangevers zich niet langer veilig voelen in hun woning, rekent de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan. Verdachte heeft geen oog gehad voor het gegeven dat een dergelijk feit bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat woningovervallen ernstige en langdurige psychische schade aan kunnen richten bij de slachtoffers.
Voorts heeft verdachte een vuurwapen in zijn bezit gehad. Dit vuurwapen was geladen met tien patronen en in zijn fouillering werden ook meerdere patronen aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte een vlindermes voorhanden gehad. Vuurwapens, munitie en vlindermessen vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het leksteken van de autobanden van de auto van [benadeelde 1.]. Verdachte heeft hiermee geen respect gehad voor andermans eigendom. De rechtbank rekent verdachte ook dit feit zwaar aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 10 juli 2014 blijkt dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld ten aanzien van soortgelijke feiten. Zijn eerste veroordeling dateert uit 1987 en meest recentelijk is verdachte onherroepelijk veroordeeld tot een geldboete van € 300,- ter zake van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Op 19 december 2011 is verdachte veroordeeld tot 2 jaar plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, ter zake van een diefstal met braak en een diefstal in vereniging.
Uit het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 17 maart 2014 blijkt dat van verdachte geen wettig inkomen bekend is. Verdachte ziet het plegen van delicten als een noodzaak om in zijn onderhoud te voorzien en lijkt geen schuldgevoel te hebben. In het veiligheidshuis is verdachte gelabeld als zeer actieve veelpleger. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Voorts lijkt verdachte op geen enkele manier te motiveren om deel te nemen aan interventies.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de zogenaamde LOVS-richtlijnen. In deze richtlijnen is voor diverse delicten een oriëntatiepunt voor de op te leggen straf geformuleerd. Voor een woningoverval met geweld, wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot vijf jaren gehanteerd, afhankelijk van de ernst van het geweld. Ook het voorhanden hebben van een semi-automatisch wapen, munitie, een vlindermes en het vernielen van de autobanden wordt in de strafmaat meegewogen.
De verdediging heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de behandeling van de zaak plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
De rechtbank ziet alles overziende geen aanleiding om in de strafoplegging af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, gelet op alle voornoemde omstandigheden, passend.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1.00 STK Mes Kl: zilver;
- 1.00 STUK Mes, KOCH vleesmes, 686756, met bloed;
- 1.00 STK Mes, vleesmes, 686757.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat nu met behulp van deze voorwerpen het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 5 bewezen geachte is begaan en zijn van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, deze voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer [benadeelde 1.] heeft ten aanzien van feit 4 een vordering benadeelde partij ingediend, ter hoogte van € 524,-, bestaande uit materiële schade (vier nieuwe autobanden, reparatie, kosten voor vervoer en telefoonkosten).
Uit informatie van het Openbaar Ministerie is gebleken dat de benadeelde partij inmiddels is overleden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de benadeelde partij is overleden en zich geen nabestaanden hebben gesteld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu de benadeelde partij is overleden en zich geen nabestaanden hebben gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt. Het strafgeding voorziet niet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van de benadeelde partij de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van benadeelde partij overneemt. Dit betekent dat ook indien degene die zich op de voet van art. 51f, eerste lid, Sv als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd, is overleden, de rechter ingevolge art. 361, vierde lid, Sv dient te beslissen op diens vordering.
De behandeling van de vordering van [benadeelde 1] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Verder is komen vast te staan dat [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt deze schade vast op € 524,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2012, zijnde de dag van de vernieling van de autobanden. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd, respectievelijk zijn erfgenamen, wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 45, 47, 57, 63, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
vijf (5) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 STK Mes Kl: zilver;
- 1.00 STUK Mes, KOCH vleesmes, 686756, met bloed;
- 1.00 STK Mes, vleesmes, 686757.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [benadeelde 1.] toe tot een bedrag van € 524,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1.] voornoemd, althans zijn erfgenamen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken door zijn erfgenamen, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1.], respectievelijk zijn erfgenamen, aan de Staat € 524,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.F. Haeck, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2014.
Mr. Helmonds en de griffier zijn niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 21 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met toebehoren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en/of een glazen plaat (met hierop - onder meer - cocaïne), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat dat verdachte en/of zijn/haar mededader(s):
-Deze [slachtoffer 1] een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt/getrapt;
-Een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, danwel een (nep)vuurwapen op deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht; en/of
-Deze [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of
-Tegen deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Blijf/Blijven liggen" en/of
-Met een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen
-Deze [slachtoffer 1] een of meerdere ma(a)l(en) met een (keuken)mes in zijn gezicht/hoofd en/of nek en/of arm en/of hand, althans in ieder geval in zijn lichaam, heeft/hebben gestoken; en/of
-Deze [slachtoffer 2] een of meerdere ma(a)l(en) met een (keuken)mes in haar buik, althans
haar lichaam, heeft/hebben gestoken; en/of
-Een of meerdere ma(a)len tegen een oor en/of het hoofd van deze [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen; en/of
-Voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of dicht
geknepen en/of dicht geknepen gehouden; en/of
-Deze [slachtoffer 3] heeft/hebben getrapt/geschopt in/tegen zijn
gezicht/hoofd, althans in ieder geval zijn lichaam;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1], (telkens) meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes in het gezicht en/of hoofd en/of nek en/of lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt (terwijl deze [slachtoffer 1] op de grond lag)
- die [slachtoffer 2] (telkens) meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes in de buik en/of de zij, in ieder geval het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 21 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk - [slachtoffer 1] een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt/getrapt en/of een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, danwel een (nep)vuurwapen op deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of deze [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of met een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of deze [slachtoffer 1] een of meerdere ma(a)l(en) met een (keuken)mes in zijn gezicht/hoofd en/of nek en/of arm en/of hand, althans in ieder geval in zijn lichaam, heeft/hebben gestoken en/of [slachtoffer 2] een of meerdere ma(a)l(en) met een (keuken)mes in haar buik, althans haar lichaam, heeft/hebben gestoken en/of een of meerdere ma(a)len tegen een oor en/of het hoofd van deze [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden en/of deze [slachtoffer 3] heeft/hebben getrapt/geschopt in/tegen zijn gezicht/hoofd, althans in ieder geval zijn lichaam;
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen ring en/of (heup)tas, toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander(en) dan verdachte en/of haar mededader(s) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] voornoemd en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn/haar mededader(s):
-Deze [slachtoffer 1] een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt/getrapt;
-Een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, danwel een (nep)vuurwapen op deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht; en/of
-Deze [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid en/of
-Tegen deze [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Blijf/Blijven liggen" en/of
-Met een (nep)vuurwapen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen
-Deze [slachtoffer 1] een of meerdere ma(a)l(en) met een (keuken)mes in zijn gezicht/hoofd en/of nek en/of en/of arm en/of hand, althans in ieder geval in zijn lichaam, heeft/hebben gestoken; en/of
-Deze [slachtoffer 2] een of meerdere ma(a)l(en) met een (keuken)mes in haar buik, althans haar lichaam, heeft/hebben gestoken; en/of
-Een of meerdere ma(a)len tegen een oor en/of het hoofd van deze [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen; en/of
-Voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of dicht geknepen en/of dicht geknepen gehouden; en/of
-Deze [slachtoffer 3] heeft/hebben getrapt/geschopt in/tegen zijn gezicht/hoofd, althans in ieder geval zijn lichaam; en/of
-Aan de (heup)tas van deze [slachtoffer 2] te voelen en /of te trekken en/of vervolgens aan de riem van deze [slachtoffer 2] te trekken en/of te voelen; en/of
-Aan de ring van deze [slachtoffer 2] (proberen) te trekken;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 oktober 2012 te Utrecht en/of Den Haag een of meer wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch wapen, merk Povazske, model Ps 97S, kaliber 9X19mm, en/of munitie van categorie III, te weten 10 loden punt patronen, merk Hirtenberger, kaliber 9x19 mm en/of 6 volmantelpatronen, merk Royal Ordnance Factory Blackpool, kaliber 9x19 mm en/of 1 volmantelpatroon, merk Prvi Partisan, kaliber 7.65 mm en/of 1 alarmpatroon, kaliber 8 mm voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
(parketnummer 655501-12)
hij op of omstreeks 22 februari 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk vier, in elk geval één of meer, banden van een auto (merk Peugeot, type 306 Break, kleur blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in die band(en) te steken en/of prikken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(parketnummer 655501-12)
hij op of omstreeks 03 maart 2012 in de gemeente Utrecht, een wapen van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes (met een lemmet van 9 centimeter) (als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a van de Regeling Wapens en Munitie), voorhanden heeft gehad;
de in bovenstaande telastelegging gebruikte termen worden, voorzover daaraan in de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebruikt;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL091A 2012162549 (09Wallis12) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2], d.d. 21 juli 2012, p. 130.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 21 juli 2012, p. 131.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 31 juli 2012, p. 141.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 21 juli 2012, p. 131.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 21 juli 2012, p. 132.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 31 juli 2012, p. 142.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 31 juli 2012, p. 141.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 31 juli 2012, p. 140.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 22 juli 2012, p. 135.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], d.d. 22 juli 2012, p. 155.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 22 juli 2012, p. 157.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], d.d. 22 juli 2012, p. 155.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], d.d. 22 juli 2012, p. 156.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3], d.d. 22 juli 2012, p. 165.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 22 juli 2012, p. 166.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 20 augustus 2012, p. 177.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 20 augustus 2012, p. 178.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 20 augustus 2012, p. 179.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 22 juli 2012, p. 169.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 22 juli 2012, p. 170.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 juli 2012, p. 92.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 22 juli 2012, p. 273.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 22 juli 2012, p. 254.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 22 juli 2012, p. 255.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 22 juli 2012, p. 271.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, d.d. 6 februari 2013, p. 344.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, d.d. 6 februari 2013, p. 346.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 oktober 2012, p. 246.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], d.d. 25 november 2012, p. 146.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster, 25 november 2012, p. 147.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3], d.d. 13 december 2012, p. 323.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 22 juli 2012, p. 167.
34.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 22 juli 2012, p. 156.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 22 juli 2012, p. 254.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 22 juli 2012, p. 255.
37.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aanhouding, d.d. 15 oktober 2012, p. 221.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aanhouding, d.d. 15 oktober 2012, p. 223.
39.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aanhouding, d.d. 15 oktober 2012, p. 223.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 oktober 2012, p. 242.
41.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 oktober 2012, p. 243.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 oktober 2012, p. 244.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 oktober 2012, p. 240.
44.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2014.
45.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1.], d.d. 23 februari 2012, p. 31-33 van proces-verbaalnummer PL091A 2012051263.
46.De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2014.
47.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 maart 2012, p. 11 van het proces-verbaalnummer PL091A 2012051263.
48.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 maart 2012, p. 37 van het proces-verbaalnummer PL091A 2012051263.