In deze zaak heeft de gemeente Utrecht een kort geding aangespannen tegen de krakers van een pand aan de [adres] in Utrecht. De gemeente vorderde ontruiming van het pand, omdat zij het pand wil slopen om een kindercluster te realiseren. De gemeente stelde dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming, aangezien er een asbestinventarisatie gepland stond op 12 augustus 2014 en zij daarna een sloopmelding wilde indienen. De krakers hebben echter verweer gevoerd en betwist dat er sprake was van een voldoende spoedeisend belang, onder verwijzing naar eerdere plannen die niet zijn uitgevoerd en de traagheid van de bestuursrechtelijke procedures.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de gemeente Utrecht afgewezen. Hij oordeelde dat de gemeente niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er op korte termijn daadwerkelijk met de sloop van het pand kon worden begonnen. De voorzieningenrechter wees erop dat de uitkomst van de asbestinventarisatie nog ongewis was en dat, indien er asbest zou worden aangetroffen, dit het verdere proces zou vertragen. De gemeente had niet kunnen aantonen dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming, waardoor de vordering werd afgewezen.
De gemeente Utrecht werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de krakers werden begroot op € 893,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.S. Penders op 13 augustus 2014.