In deze zaak heeft de Stichting De Alliantie een kort geding aangespannen tegen [gedaagden] met als doel ontruiming van een huurwoning. De vordering is gebaseerd op de stelling dat [gedaagden] overlast veroorzaakt en in strijd handelt met de Algemene Huurvoorwaarden. De Alliantie heeft aangevoerd dat er meldingen zijn van geluidsoverlast en dat er drugs in de woning zijn aangetroffen. Daarnaast is er sprake van prostitutie vanuit de woning. De kantonrechter heeft de procedure op 28 augustus 2014 behandeld en op 10 september 2014 vonnis gewezen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat tussen De Alliantie en [gedaagden], die sinds 23 februari 2005 van kracht is. [gedaagden] woont samen met haar twee minderjarige kinderen in de woning. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Hoewel het aannemelijk is dat [gedaagden] in het verleden tekortgeschoten is in haar verplichtingen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat De Alliantie niet voldoende heeft aangetoond dat er op dit moment sprake is van ernstige overlast die een onmiddellijke ontruiming rechtvaardigt.
De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het oudste kind van [gedaagden], dat een speciale zorgbehoefte heeft. Het belang van het kind om in een vertrouwde omgeving te blijven, is zwaarder gewogen dan het belang van De Alliantie bij een snelle ontruiming. De vorderingen van De Alliantie zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden].