ECLI:NL:RBMNE:2014:405

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
16/711630-11 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en productie van MDMA in drugslab te Baarn

Op 5 februari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de voorbereiding van de productie van MDMA in een drugslab in Baarn. De verdachte werd beschuldigd van het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, waaronder MDMA en PMMA. Tijdens het onderzoek op 7 september 2011 werd in een garagebox en een loods een productielocatie aangetroffen, waar diverse chemicaliën en apparatuur voor de productie van MDMA aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk handelingen had verricht die gericht waren op de productie van deze drugs. De verdachte werd op de plaats delict aangetroffen terwijl hij vloeistoffen aan het mengen was, wat de betrokkenheid bij de productie bevestigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat hij betrokken was bij illegale activiteiten en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving mee, vooral gezien de risico's van harddrugs voor de gezondheid van gebruikers. De verdachte had eerder al een lange gevangenisstraf uitgezeten voor soortgelijke feiten, wat de ernst van zijn daden onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/711630-11 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 februari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 januari 2014, waarbij de officier van justitie en de raadsman, mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van materiaal bevattende MDMA en/of materiaal bevattende amfetamine en/of materiaal bevattende PMMA;
feit 2: samen met anderen opzettelijk een (grote) hoeveelheid MDMA en/of PMMA aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Het oordeel van de rechtbank [1]
Aantreffen productielocatie en droog-/tabletteerruimte
Op 7 september 2011 is in een garagebox aan de [adres] [2] te [woonplaats] een productielocatie voor de vervaardiging van synthetische drugs aangetroffen. [3] In de garagebox zijn diverse jerrycans met chemicaliën (die gezamenlijk ongeveer 1000 liter aan isosafrol, mierenzuur, zoutzuur, zwavelzuur, aceton, dichloormethaan, ethanol, waterstofperoxide en caustic soda bevatten), een werkende reactieopstelling bestaand uit een RVS gedeelte met roerder en koelers en twee kookopstellingen in glazen rondbodemkolven aangetroffen. In de rondbodemkolven van elk 20 liter werd ongeveer 18 liter vloeistof door roermotoren geroerd. De op de kolven geplaatste koelers werden met stromend water gekoeld. De vloeistof in de kookopstelling gaf een anijsachtige geur af die passend is voor de productie safrol, een precursor voor het vervaardigen van MDMA. In twee diepvriezers in deze garagebox zijn chemicaliën zoals aceton en zoutzuur gevonden en drie opengesneden jerrycans met daarin resten van zwarte kristallen. [4] Deze zwarte kristallen zijn positief getest op de aanwezigheid van MDMA. [5]
De garage was geheel ingericht voor de omzetting van safrol naar PMK en/of MDMA. [6] PMK is de belangrijkste grondstof voor de productie van MDMA. Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van mierenzuur en waterstofperoxide. [7]
In een loods, met vrijwel geheel afgeplakte ramen, op hetzelfde terrein als de garagebox, is eveneens een sterke safrolgeur waargenomen. In deze ruimte zijn drie bakken met (in totaal) 9,85 kilogram groen poeder en een bak met 0,8 kilogram zwart poeder aangetroffen. Op deze bakken was een ventilator gericht. Onder een bruine deken is een gebruikte tabletteermachine met enkele witte pillen aangetroffen; rond de stempels lag wit poeder. In deze ruimte bevond zich nog een tweede tabletteermachine. In een mengbak met roerder zijn resten groen poeder gevonden. In deze ruimte bevonden zich vier jerrycans met (in totaal) 100 liter nitroethaan, twee jerrycans met (in totaal) 50 liter benzaldehyde, een fles met tweeënhalve liter tetrahydrofuraan, flessen met zoutzuur, een emmer met 5,25 kilogram beige kristallen, een emmer met 600 gram gemalen kristallen en een zakje met pillen in diverse kleuren. [8] Het groene poeder, het zwarte poeder, het witte poeder, de beige kristallen en de pillen zijn positief getest op de aanwezigheid van MDMA. [9]
De ruimte met de afgeplakte ramen was in gebruik als drooglocatie voor poeders die MDMA bevatten en daarnaast bestemd voor het tabletteren van pillen die MDMA bevatten. [10]
In het onderzoeksmateriaal uit de garagebox en de loods zijn MDMA, PMMA, PMK, isosafrol, piperonal, aceton, zoutzuur en/of zwavelzuur aangetoond. Diverse van de aangetroffen materialen zijn terug te voeren op de productie van PMK en op de productie van MDMA. Diverse onderzochte materialen zijn te relateren aan het maken van tabletten. Hulpstoffen voor het maken van tabletten, zoals tabletteermengsels, waren ook aanwezig. [11]
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de garagebox en de loods in gebruik zijn genomen ten behoeve van de productie van de grondstof voor MDMA (PMK), de productie van MDMA en de productie van tabletten. Daartoe zijn chemicaliën, laboratoriumbenodigdheden en tabletteermachines in die ruimten geplaatst.
Wie kunnen met de productielocatie in verband worden gebracht?
De verklaringen van [verdachte], [medeverdachte 1] en[A]
Op 7 september 2011, op het moment dat de politie ter plaatse is gekomen, was [verdachte] (verder: verdachte) bij de garage bezig met het mengen van vloeistoffen in jerrycans. Verdachte heeft verklaard dat hij deze vloeistoffen heeft vermengd in opdracht van de heer [medeverdachte 1]. [12] Bij de garage waar verdachte bezig was werd een sterke anijsgeur waargenomen. [13]
[medeverdachte 1] is de huurder van de garagebox en de loods. [medeverdachte 1] heeft deze ruimten onderverhuurd aan zijn zoon [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2], verder: [medeverdachte 2]). [14] [medeverdachte 2] had een sleutel van de garage. Sinds 18 augustus 2011 was [medeverdachte 2] bezig met de inrichting van de garage. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) [15] heeft hem hierbij geholpen. [16] Sinds juni 2011 heeft [medeverdachte 2] de ruimte met de geblindeerde ramen in gebruik. Toen hij deze ruimte in gebruik nam, heeft hij de ramen met folie en witte verf geblindeerd. [17]
[medeverdachte 2] heeft op 5 september 2011 samen met [A] (de rechtbank begrijpt: [A], verder: [A]) een apparaat van 250 kilo de ruimte met de geblindeerde ramen in gesleept. Dit apparaat is door [A] gebracht. [18] De week ervoor heeft [medeverdachte 2] samen met [verdachte] drie grote vloeistofreservoirs en diepvriezers gebracht. [19] [medeverdachte 2] en [verdachte] liepen rond met spullen bij de garage en de andere ruimte. [medeverdachte 2] heeft zijn vader (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) verteld dat ze ‘iets met alcohol’ gingen doen. [verdachte], de jongen die door de politie is aangesproken, heeft [medeverdachte 2] daarbij geholpen. [20]
[A] heeft op verzoek van verdachte een zwaar apparaat opgehaald in Zwolle. Samen met [medeverdachte 2] heeft hij dit apparaat in de ruimte met de geblindeerde ramen gezet. [21] Volgens [A] lijkt het apparaat erg veel op één van de aangetroffen tabletteermachines. [22]
[A] heeft van [medeverdachte 2] gehoord dat verdachte bezig was met een XTC-laboratorium. [23] Volgens [A] waren [medeverdachte 2] en verdachte samen bezig met een XTC-laboratorium. [24] [A] heeft verdachte bedragen betaald die voor criminele doeleinden zouden worden gebruikt. [25] [medeverdachte 2] heeft zijn vader (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) verteld dat hij bezig was met het maken van alcohol ten behoeve van de export. [26]
De verklaringen van getuigen
In april/mei 2011 heeft [A] iemand ontmoet die in de XTC pillen zat. [A] heeft deze persoon met geld gesponsord. Deze persoon zat nu opnieuw in de XTC. [27] [medeverdachte 2] en[A] zijn op meerdere dagen in de garage bezig geweest; zij liepen er in en uit en hebben twee identieke apparaten gebracht. [28]
Volgens [B] zou [medeverdachte 2] samen met [verdachte] een bedrijf opzetten om alcohol te importeren. Toen getuige [B] aan [medeverdachte 2] vroeg of hij ook iets te maken had met het XTC-laboratorium, antwoorde hij: ‘jaja, ik heb toch die ruimte van mijn vader’. [29]
[medeverdachte 2] heeft een paar dagen voor de ontdekking van de productielocatie in de buurt van de garage een licht anijsachtige lucht geroken. Van [medeverdachte 2] en een bolle man hoorde hij dat ‘men’ in de garage bezig was met het maken van ingrediënten voor drank, zoals dropshots. Op de dag van de ontdekking van de productielocatie heeft hij een sterke anijsgeur geroken. [30]
[A] heeft aan [C] verteld dat hij de geldschieter was van het laboratorium. [verdachte] was de chemicus. [31] [D] heeft van [A] gehoord dat hij via één van zijn twee bedrijven stoffen heeft gekocht om XTC van te maken. [A] heeft ook spullen voor het XTC-laboratorium ingekocht. [A] was voornemens om het XTC-laboratorium voort te zetten; hij wilde het nog één laatste keer proberen en daarna naar Spanje emigreren. [32]
De vondst van documenten en de bestellingen van chemicaliën
In de woning van verdachte zijn handgeschreven aantekeningen en uitdraaien met van internet afkomstige informatie (Chemical Book) gevonden. Deze aantekeningen en uitdraaien zien op chemicaliën als benzaldehyde en piperonal. Voorts is een stroomschema met betrekking tot MDA/MDMA/MDMC gevonden. In de handgeschreven aantekeningen komt de naam ‘[medeverdachte 2]’ meermalen voor. [33]
Via het bedrijf [bedrijf] van [A], dat is gevestigd te [vestigingsplaats], [34] zijn diverse bestellingen voor chemicaliën geplaatst. In de administratie van [A] zijn facturen aangetroffen van bedrijven die chemicaliën hebben geleverd. [35] Uit onderzoek bij de leveranciers van deze chemicaliën is gebleken dat op 6 en 9 mei 2011, op 25 mei 2011, op 21 juni 2011 en op 18 juli 2011 chemicaliën zijn afgeleverd bij [bedrijf]. [36] Deze leveringen betreffen waterstofperoxide, butylamine, isobutylnitriet, lithium aluminum hydride en sodium borohydride. [37] Een pakbon met betrekking tot één van deze bestellingen is aangetroffen op een jerrycan met waterstofperoxide in de garage waar de productielocatie is aangetroffen. [38]
In de loods waar de tabletteermachine werd aangetroffen is een afleverbon van BOOM laboratoriumleverancier aangetroffen. Het woonadres van [medeverdachte 2] stond als factuuradres op deze afleverbon vermeld. [39]
In de woning van [medeverdachte 2] te [geboorteplaats] zijn een bestelbon voor chemicaliën [40] en drie facturen van BOOM laboratoriumleverancier aangetroffen. [41] De facturen hebben betrekking op drie afzonderlijke bestellingen van benzaldehyde op 28 maart 2011 (levering op 1 april 2011), 6 mei 2011 (levering op 16 mei 2011) en 4 juli 2011 (levering op 13 juli 2011). [42] Benzaldehyde kan worden gebruikt als geurstof, bindmiddel of oplosmiddel. [43]
De telefooncontacten
Tussen de telefoonnummers die toebehoren aan [medeverdachte 2] en verdachte is zeer regelmatig contact geweest. Er is sprake van dagelijks contact en soms meerdere keren op een dag. Het laatste telefonische contact tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en verdachte is op
7 september 2011 om 11.36 uur. De productielocatie in Baarn is aangetroffen op
7 september 2011 om 10.30 uur. Op 10.43 uur heeft eveneens een telefoongesprek plaatsgevonden tussen één van de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en het telefoonnummer van verdachte. [44]
Voorts hebben telefooncontacten plaatsgevonden tussen [A] en verdachte (vanaf 7 december 2010) en tussen [A] en [medeverdachte 2] (vanaf 11 september 2010). In beide gevallen heeft het laatste telefonische contact plaatsgevonden op 7 september 2011. [45]
Overweging met betrekking de verklaringen van verdachte
Op grond van de hierboven (onder 4) aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en [A], betrokken is geweest bij het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van MDMA. Daartoe zijn chemicaliën besteld, die vervolgens werden opgeslagen in de door medeverdachte [medeverdachte 2] gehuurde garagebox en loods. Uit de verklaringen van medeverdachte [A] leidt de rechtbank voorts af dat verdachte wist dat het ging om voorbereidingshandelingen ten behoeve van een productielocatie voor synthetische drugs. Ten slotte heeft de rechtbank betekenis toegekend aan de omstandigheid dat verdachte werd aangetroffen bij een garagebox waarin een kookopstelling voor chemicaliën op dat moment in werking was, terwijl verdachte vloeistoffen stond te vermengen.
Bewijsoverweging met betrekking tot de bruikbaarheid verklaringen [A]
Medeverdachte [A] is overleden, nog voordat hij in aanwezigheid van de verdediging (nader) kon worden verhoord. De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [A] om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is er echter geen sprake van een situatie waarin het ondervragingsrecht van de verdediging zodanig is beperkt dat gebruik van deze verklaringen in strijd zou zijn met de waarborgen voor een eerlijk proces. Het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij het hem ten laste gelegde steunt niet in overwegende mate op de verklaringen van [A], zodat er om die reden geen aanleiding is om de verklaringen die [A] bij de politie heeft afgelegd van het bewijs uit te sluiten. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van medeverdachte [A] in voldoende mate steun in de andere, hierboven aangehaalde, bewijsmiddelen. Hetzelfde heeft te gelden ten aanzien van de bezwaren die de verdediging heeft gemaakt tegen het gebruik maken van verklaringen de auditu voor de bewezenverklaring, in dit geval de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen [D] en [C]. De rechtbank heeft hierbij mede betekenis toegekend aan de omstandigheid dat [A] ook in belastende zin over zichzelf heeft gesproken ten overstaan van de getuigen [D] en [C]. Ten slotte wijst de rechtbank er op dat de verdediging heeft afgezien van het horen van de getuige [E] bij de rechter-commissaris. De verdediging heeft daarmee uit eigen beweging afgezien van een mogelijkheid om een onderdeel van de verklaring van [A] te toetsen.
Overweging met betrekking tot de aangetroffen hoeveelheden
De totale hoeveelheid aangetroffen MDMA komt neer op 16,5 kilogram. Ten laste is gelegd dat er een hoeveelheid van 14,3 kilogram is aangetroffen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde hoeveelheid van 14,3 kilogram, nu de daadwerkelijk aangetroffen hoeveelheid ook de mindere (tenlastegelegde) hoeveelheid omvat. Verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 heeft begaan en zij zal verdachte voor deze feiten veroordelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 28 maart 2011 tot en met 7 september 2011 te Baarn en Amsterdam en Hilversum
om tezamen en in vereniging met anderen een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of hoeveelheden van een materiaal bevattende PMMA, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
telkens voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij en zijn, verdachtes mededaders (telkens) opzettelijk daartoe;
  • een garage en loods gehuurd en
  • chemicaliën waaronder PMK (piperonylmethylketon) en safrol en isosafrol en mierenzuur en piperonal en zoutzuur en aceton en benzaldehyde besteld en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of
  • bindmiddelen besteld en voorhanden gehad en
  • tabletteermachines/tabletteerinrichtingen en
  • rondbodemkolven en reactievaten en een roermotor ten behoeve van de productie van synthetische drugs voorhanden gehad;
2.
op 7 september 2011 te Baarn tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 14.312,34 gram en tabletten van een materiaal bevattende MDMA en/of PMMA, zijnde MDMA en/of PMMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: medeplegen van
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen
voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen om de productie van MDMA voor te bereiden en te bevorderen. Hij heeft zich hiermee samen met anderen gedurende een aantal maanden bezig gehouden met de voorbereiding van productie van MDMA, zonder zich te bekommeren om de mogelijke nadelige gevolgen voor de gebruikers en de maatschappij. Harddrugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers. In het bijzonder geldt dit voor personen in uitgaanscentra, waar jongeren in een uitgelaten stemming extra kwetsbaar zijn en niet zelden op georganiseerde wijze worden aangespoord tot het gebruik van dergelijke middelen, waarvan de consequenties voor de gezondheid onder omstandigheden ernstig kunnen zijn en op langere termijn niet te overzien. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Verdachte is reeds eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren en vijf maanden. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA te verrichten.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie op de bewezen verklaarde strafbare feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot het opleggen van een andere straf of een vrijheidsstraf van kortere duur. Hierbij heeft de rechtbank mede acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken door deze en andere rechtbanken zijn opgelegd.
9.
Het beslag
Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die staan vermeld op de lijst die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Nu met behulp van al deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: medeplegen van
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen
voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaren.
Voorlopige hechtenis
Beveelt de gevangenneming van verdachte.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de goederen op de als bijlage aan het vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 februari 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart
2011 tot en met 7 september 2011 te Baarn en/of Amsterdam en/of Hilversum en/of (elders) in Nederland om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine
en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende PMMA,
(telkens) zijnde (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( telkens) zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een)
stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft
gehad waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij
bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes mededaders (telkens)
opzettelijk daartoe:
- meerdere, althans een, vervoermiddel(en) gehuurd en/of geregeld en/of ter
beschikking gesteld en/of
- meerdere, althans een, garage(s) en/of garagebox(en) en/of loods(en) en/of
bedrijfsruimte(s) gehuurd en/of geregeld en/of ter beschikking gesteld en/of
- chemicaliën (waaronder PMK (piperonylmethylketon) en/of safrol en/of
isosafrol en/of mierenzuur en/of piperonal en/of zoutzuur en/of aceton en/of
benzaldehyde besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad
en/of
- bindmiddelen en/of vulmiddelen en/of kleurstoffen besteld en/of vervoerd
en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of
- ( een) tabletteermachine(s)/tabletteerinrichting(en) en/of (een)
maalmachine(s) en/of (een) mengtrommel(s) en/of (een) stempel(s) en/of
- ( een) rondbodemkol(f)(ven) en/of (een) reactievat(en) en/of een roermotor
en/of andere apparatuur ten behoeve van de productie van synthetische drugs
besteld en/of laten maken en/of gekocht en/of ter beschikking gesteld en/of
voorhanden gehad;
art 2 ahf/ond D Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 7 september 2011 te Baarn en/of Amsterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 14.312,34 gram en/of 7, althans één of meer
tablet(ten) (totaal gewicht 2,02 gram),in elk geval een grote hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA, en/of 24, althans één of meer tablet(ten) (totaal gewicht 5,58 gram), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of PMMA,
zijnde MDMA en/of PMMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 8 september 2011, pagina 159.
3.Het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 8 september 2011, pagina 160.
4.Het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 8 september 2011, pagina 159 en 160.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2011, pagina 167.
6.Het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 8 september 2011, pagina 161.
7.Het schriftelijke bescheid, te weten: het informatieblad van het Nederlands Forensisch Instituut, Afdeling Verdovende Middelen, v20061229, pagina 162 en 163.
8.Het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 8 september 2011, pagina 160 en 161.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2011, pagina 167 en het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 januari 2012, pagina 1155.
10.Het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 8 september 2011, pagina 161.
11.Het schriftelijke bescheid, te weten: het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 januari 2012, pagina 1161 en 1162.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 7 september 2011, pagina 76
13.Het proces-verbaal van bevindingen van[verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 7 september 2011, pagina 79.
14.De verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 7 september 2011, pagina 144.
15.De verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 4 oktober 2011, pagina 345.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2011, pagina 288.
17.De verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 16 september 2011, pagina 293.
18.De verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 7 september 2011, pagina 143 en de verklaring d.d. 16 september 2011, pagina 295.
19.De verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 7 september 2011, pagina 143 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2011, pagina 289.
20.De verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 7 september 2011, pagina 144.
21.De verklaring van [A] d.d. 19 september, pagina 361.
22.De verklaring van [A] d.d. 6 oktober 2011, pagina 526 en 527.
23.De verklaring van [A] d.d. 6 oktober 2011, pagina 529.
24.De verklaring van [A] d.d. 11 oktober 2011, pagina 551.
25.De verklaring van [A] d.d. 6 oktober 2011, pagina 530.
26.De verklaring van [A] d.d. 11 oktober 2011, pagina 550.
27.De verklaring van getuige [F] d.d. 6 oktober 2011, pagina 472.
28.De verklaring van getuige [E] d.d. 12 september 2011, pagina 200.
29.De verklaring van getuige [B] d.d. 20 september 2011, pagina 674 en 675.
30.De verklaring van getuige [medeverdachte 2] d.d. 13 september 2011, pagina 203 en 204.
31.De verklaring van getuige [C], afgelegd bij de rechter-commissaris op 26 april 2012.
32.De verklaring van getuige [D], afgelegd bij de rechter-commissaris op 27 april 2012.
33.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2011, pagina 866 tot en met 868 en pagina 922.
34.De verklaring van [A] d.d. 8 september 2011, pagina 148.
35.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2011, pagina 177 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2011, pagina 387 en 388.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2011, pagina 502.
37.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2011, pagina 387 en 388.
38.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september, pagina 158 en het proces-verbaal van relaas, pagina 17.
39.Het proces-verbaal van relaas, pagina 25.
40.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking d.d. 21 september 2011, pagina 645.
41.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2011, pagina 650.
42.De verklaring van getuige [G] d.d. 13 september 2011, pagina 226 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2011, pagina 256.
43.De verklaring van getuige [G] d.d. 13 september 2011, pagina 227.
44.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2011, pagina 828 en 829.
45.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2011, pagina 829.