Op 9 september 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een ligboxenstal. De vergunning was verleend aan de maatschap [B] en [C] door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen het besluit, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de marginale overschrijding van 20 centimeter van de vereiste afstand tot de erfsloot niet voldoende was om het besluit te schorsen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele beroepsprocedure.
De zaak kwam aan de orde na een aanvraag voor een omgevingsvergunning die op 4 april 2014 was ingediend. De verzoekers, die op een naastgelegen perceel wonen, voerden aan dat de uitbreiding van de stal hun woongenot zou verminderen en dat de belangen van de vergunninghouder niet zwaarder zouden moeten wegen dan hun belangen. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de belangen van de vergunninghouder, die in een agrarische omgeving opereert, in dit geval zwaarder wogen. De voorzieningenrechter merkte op dat de afstand van de uitbreiding tot de woning van de verzoekers nog steeds aanzienlijk was en dat de hinder voor de omgeving mogelijk zou verminderen door de isolatie van de nieuwe uitbreiding.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om schorsing van het besluit af, met de overweging dat de marginale overschrijding van de afstand tot de erfsloot niet substantieel genoeg was om de vergunning in gevaar te brengen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.