In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap ARBONED B.V. (hierna: 365) en PROEXC B.V. (hierna: ProExc) over de uitleg en beëindiging van een overeenkomst. De rechtbank heeft op 18 juni 2014 vonnis gewezen in een procedure die begon met een vordering van 365, waarin zij stelde dat ProExc geen aanspraak meer had op betaling uit hoofde van de gesloten overeenkomst. ProExc had in reconventie een vordering ingesteld op betaling van een bedrag van € 380.617,48, vermeerderd met contractuele rente.
De feiten van de zaak zijn als volgt: 365 is een arbodienst en ProExc een consultancybureau. In september 2012 heeft ProExc een offerte uitgebracht aan 365 voor het uitvoeren van een programma, met een totale kostenraming van € 596.750,-. De overeenkomst werd aangegaan, maar door omstandigheden heeft 365 de uitvoering van het project opgeschort en uiteindelijk geannuleerd. ProExc heeft vervolgens een factuur gestuurd voor annuleringskosten, die 365 betwistte.
De rechtbank heeft de vorderingen van 365 in conventie afgewezen, omdat zij oordeelde dat er een overeenkomst tot beëindiging was gesloten tegen een beëindigingssom van € 117.541,00. 365 had een bedrag van € 108.500,- betaald, maar was nog € 9.041,- verschuldigd. In reconventie werd 365 veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met contractuele rente en beslagkosten. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van ProExc toegewezen en 365 in de kosten veroordeeld.