Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 mei 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van 17 oktober 2013,
- de brief van [gedaagde] van 11 november 2013.
2.De feiten
3x behandeling
3 behandelingen à f. 70 f. 210,=
(…) de reeds door ons betaalde declaraties t.n.v. [B]
Alvorens te kunnen beoordelen in hoeverre de behandelingen door de chiropractor verband houden met letsel dat het gevolg is van het ongeval van 23 juni 1978 en in hoeverre de behandelingen medisch geïndiceerd zijn, is het noodzakelijk dat wij beschikken over voldoende medische gegevens. Zoals wij met u overeengekomen waren, zou hiertoe een specialistisch onderzoek door prof. Marti worden verricht. Pas wanneer wij over diens rapport beschikken kunnen wij uw vordering beoordelen. Allereerst dienen wij nog tot overeenstemming te komen over de vraagstelling aan prof. Marti. (…).
Uit de brief van Nationale Nederlanden d.d. 30 november 1989 maak ik op dat de wettelijke rente is aangezegd. Is dat schriftelijke gebeurd, en zo ja heeft U een copie van de brief? Ik trof deze in de stukken niet aan.”
De wettelijke rente wordt in de volgende brief aangekaart.
Bijgaand treft u (…) afschriften aan van de rapporten van Dr. J.J. Jansen en Drs. A.F.M.M. Verdonck. Inmiddels werden deze stukken bestudeerd door onze medisch adviseur, de heer D. van der Kwaak. (…)
Inmiddels hebben wij de onderhavige zaak uitgebreid met onze medisch adviseur besproken. Haar conclusie is dat het partijrapport van Patijn geen verandering brengt in het standpunt dat wij reeds gedurende vele jaren hebben ingenomen. Naast het feit dat een aantal onjuistheden in het rapport Patijn staan vermeld, merkt zij op dat een verband tussen de huidige klachten en het ongeval kan nog steeds niet worden gelegd.”
Wij willen ter afwikkeling een substantieel aanbod doen en de verzekerde som zoals die in 1998 gold aanbieden, onder aftrek van in het verleden vergoede schade. (…)
2. Wettelijke rente
2. Wettelijke rente.
3.De ongevallenverzekering.
2. Rente
Op de afwikkeling van deze oude, zeer langslepende letselschade is het oud burgerlijk wetboek van toepassing. Op grond van artikel 1286 OBW diende de wettelijke rente periodiek te worden aangezegd over de schade voor zover deze opeisbaar was. Mij is gebleken dat uw kantoor heeft nagelaten de wettelijke rente aan te zeggen. Dit is mij bevestigd door aansprakelijkheidsverzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden met wie ik de afgelopen periode in onderhandeling bent geweest over de afwikkeling.
IN AANMERKING NEMENDE:
3.Het geschil
4.De beoordeling
Betreffende het verwijt inzake de aanzegging van de wettelijke rente
5.De beslissing
25 juni 2014voor het nemen van een nadere conclusie door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.12. en 4.17., waarna [gedaagde] op de rol van vier weken daarna een antwoordconclusie kan nemen,