Uitspraak
1.Deprocedure.
2.De beoordeling
3.De wettelijke voorschriften
4.De beslissing
[verdachte]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 7.192,29, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 februari 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die gedetineerd is in P.I. Nieuwegein. De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 7.192,29, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de bewezen verklaarde diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op 19 maart 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de diefstal heeft gepleegd, waarbij een aanzienlijk bedrag uit de kluis van een winkel is weggenomen.
De procedure omvatte onder andere de vordering van de officier van justitie, die het volledige bedrag van € 7.194,29 heeft gevorderd. De verdediging heeft betoogd dat slechts de helft van dit bedrag toegewezen zou moeten worden, aangezien de verdachte samen met een ander heeft gehandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het volledige bedrag, omdat hij samen met zijn mededader het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
De rechtbank heeft de wettelijke grondslag voor de beslissing gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld op basis van de ingediende stukken, de verklaringen van de verdachte en de bevindingen van de politie.