ECLI:NL:RBMNE:2014:3885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2014
Publicatiedatum
3 september 2014
Zaaknummer
3196104
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op basis van bedrijfseconomische omstandigheden en toepassing van het afspiegelingsbeginsel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerster] door NPQ Nederland B.V. De verzoekende partij, NPQ, heeft aangevoerd dat bedrijfseconomische omstandigheden aanleiding geven tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. NPQ, een ICT-dienstverlener, heeft te maken met een dalende omzet en heeft reorganisatiemaatregelen doorgevoerd, waarbij zes functies zijn komen te vervallen. [verweerster] was in dienst als Adviseur 1 en is lid van de personeelsvertegenwoordiging. NPQ heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, terwijl voor andere werknemers met een vervallen functie toestemming aan het UWV is gevraagd.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift. [verweerster] heeft verweer gevoerd tegen de gestelde bedrijfseconomische noodzaak en heeft betoogd dat het afspiegelingsbeginsel moet worden toegepast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de functie-indeling van [verweerster], die zowel als Projectmanager FM als Consultant FM kan worden aangemerkt. Dit heeft geleid tot de conclusie dat NPQ niet voldoende heeft aangetoond dat de functie van [verweerster] daadwerkelijk is komen te vervallen en dat zij niet in aanmerking komt voor ontslag.

De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat de aangevoerde bedrijfseconomische omstandigheden niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke functie-indelingen en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel in ontslagprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3196104 UE VERZ 14-409 PK/1097
Beschikking van 4 september 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NPQ Nederland B.V.,
gevestigd te Bunnik,
verder ook te noemen NPQ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. H.F.J. van Wordragen,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerster],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.J.M. Melissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 26 juni 2014
  • het verweerschrift van 30 juli 2014
  • de op 1 augustus 2014 door NPQ nagezonden producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnotities van NPQ
  • de door NPQ op 7 augustus 2014 nagezonden brief met producties
  • de door [verweerster] op 7 augustus 2014 nagezonden brief met producties, alsmede de op 12 augustus 2014 nagezonden brief.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
NPQ maakt onderdeel uit van de NPQ-groep, welke bestaat uit verschillende vennootschappen. De NPQ-groep is een ICT-dienstverlener (verkoop, ontwikkeling en implementatie) ten behoeve van facilitaire bedrijven. De NPQ-groep behaalt haar omzet uit de verkoop van licenties en manuren (consultancy en onderhoud).
2.2.
[verweerster] is op 6 februari 2006 voor de duur van 12 maanden bij de rechtsvoorgangster van NPQ in dienst getreden in de functie van Adviseur 1. Deze arbeidsovereenkomst is per 1 februari 2007 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De schriftelijke vastlegging daarvan vermeld (nog steeds) de functie van Adviseur 1.
[verweerster] is fulltime in dienst. Het laatstelijk genoten bruto maandloon bedraagt € 3468,--, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag.
2.3.
[verweerster] is lid van de personeelsvertegenwoordiging van NPQ.
2.4.
In verband met bedrijfseconomische omstandigheden heeft NPQ een reorganisatie doorgevoerd. Daarbij heeft zij 6 functies laten vervallen. Vanwege het lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging verzoekt NPQ ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] aan de kantonrechter, voor de andere werknemers die een vervallen functie bekleden is toestemming gevraagd aan het UWV, met één werknemer is een beëindigingregeling getroffen. Ten tijde van het geven van deze beschikking was de beslissing van het UWV op deze aanvragen niet bij de kantonrechter bekend.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
NPQ verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. De omzetontwikkeling laat al jaren een neerwaartse trend zien. De oorzaak hiervan is de economische recessie. Door de enorme concurrentie staan prijzen onder druk, en klanten bezuinigen zoveel mogelijk op in te kopen consultancy.
De NPQ-groep heeft diverse kostenbesparende maatregelen genomen. Haar verkopen blijven echter opnieuw achter op de verwachtingen. Zonder aanvullende maatregelen wordt afgestevend op een verlies van ruim € 350.000,--. Voor de NPQ-groep is dat onaanvaardbaar. Zij bestaat louter bij de gratie van de bank en de aandeelhouders.
3.2.
Binnen de functiegroep van [verweerster] is haar functie, die van projectmanager FM, komen te vervallen NPQ heeft onderzocht of [verweerster] binnen de NPQ-groep kon worden herplaatst, maar dat is niet mogelijk gebleken. Er is evenmin geld voor outplacementbegeleiding of andere begeleiding van werk naar werk.
3.3.
[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan. [verweerster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van ruim € 37.000,-- bruto.

4.De beoordeling

4.1.
[verweerster] erkent dat het verzoek geen verband houdt met haar lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging van NPQ.
4.2.
[verweerster] heeft verweer gevoerd tegen de gestelde bedrijfseconomische noodzaak van de reorganisatie, en voorts is zij van mening dat het afspiegelingsbeginsel moet worden toegepast, hetgeen in haar geval moet leiden tot afwijzing van het verzoek.
4.3.
De kantonrechter zal het verweer met betrekking tot de toepassing van het afspiegelingsbeginsel het eerst behandelen.
4.4.
De kantonrechter is op zichzelf niet rechtstreeks gebonden aan de toepassing van het afspiegelingsbeginsel, zoals het UWV dat op grond van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV dient toe te passen. Hiertoe is bij een ontbindingsverzoek op grond van bedrijfseconomische omstandigheden echter alle aanleiding, en bij dit ontbindingsverzoek temeer nu NPQ het ontslag van de andere werknemers aan het UWV heeft voorgelegd.
4.5.
Volgens NPQ is [verweerster] werkzaam in de functie van Projectmanager FM, en is deze functie niet uitwisselbaar met die van Consultant FM.
4.6.
[verweerster] erkent op zichzelf dat zij werkzaam is als Projectmanager FM, maar zij stelt dat deze functie wel degelijk uitwisselbaar is met die van Consultant FM. Het enige verschil tussen beide functies is dat de Projectmanager FM leiding geeft aan anderen. In de praktijk komt het echter voor dat bijvoorbeeld in een bepaald project een Consultant FM als leidinggevende optreedt, waarbij het bovendien is voorgekomen dat een Consultant FM de leidinggevende van [verweerster] was. NPQ heeft dit in ieder geval met betrekking tot haar werknemer [A] (Consultant FM) toegegeven, zij het met de nuancering dat hij alleen kleine projecten kreeg. [verweerster] heeft hiertegen echter ingebracht dat deze projecten zeker even groot waren als de hare.
[verweerster] stelt verder dat zij nooit de functie-omschrijving van de functie van Projectmanager FM en/of die van Consultant FM heeft ontvangen, hoewel zij daar diverse malen om heeft gevraagd. NPQ heeft dergelijke functieomschrijvingen in deze procedure overgelegd. De kantonrechter stelt vast dat beide functie-omschrijvingen volledig gelijkluidend zijn, behalve dat het primaire doel van de functie van Projectmanager FM is het "als projectleider enkele collega's inhoudelijk aan (…) sturen" en dat voor deze leidinggevende kwaliteiten vereist zijn.
4.7.
Verder stelt [verweerster] dat zij nimmer een schrijven heeft ontvangen waarin haar werd meegedeeld dat zij bevorderd zou zijn van Adviseur 1 tot Projectmanager FM. Zij heeft een Salarisopgave 2012 overgelegd, waarin NPQ haar meedeelt dat zij per 1 januari 2012 is ingedeeld in schaal 13, functieperiodiek 11, volgnummer 38, met een salaris van € 3468,-- per maand. Volgens NPQ is een Consultant FM ingedeeld in schaal 13, en een Projectmanager FM in schaal 16. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is NPQ in de gelegenheid gesteld omtrent de indeling van [verweerster] nadere stukken over te leggen. NPQ heeft vervolgens met betrekking tot eerdergenoemde [A] een salarisopgave over 2014 overgelegd, waaruit blijkt dat hij is ingedeeld in schaal 13 met volgnummer 32. Met betrekking tot de Projectmanager FM [B] heeft NPQ een salarisopgave over 2012 overgelegd, waaruit blijkt dat hij op 1 januari 2012 is ingedeeld in schaal 16 met volgnummer 42 - 44. Zij heeft verder meegedeeld dat zij geen stukken in haar administratie heeft aangetroffen die bevestigen dat [verweerster] in schaal 16 is ingeschaald.
NPQ heeft voorts de door haar gehanteerde salarisschalen overgelegd. De kantonrechter constateert dat volgnummer 38 een salaris vermeldt van € 3468,-- per maand, en dat volgnummer 38 zowel in schaal 13 als in schaal 16 voorkomt, in schaal 13 echter als functieperiodiek 11 en in schaal 16 als functieperiodiek 2 (beide schalen kennen 12 functieperiodieken). [verweerster] stelt dat zij deze salarisschalen nooit ontvangen heeft.
Ten slotte stelt de kantonrechter vast dat de salarisstrook over mei 2014 met betrekking tot [verweerster] als functie vermeldt: "Adviseur".
4.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er bij [verweerster] terecht onduidelijkheid bestaat over de vraag of zij de functie van Projectmanager FM of die van Consultant FM vervult. Verder is aannemelijk dat zij niet als Projectmanager FM (schaal 16) maar als Consultant FM (schaal 13) werd betaald. Dit is ook daarom van belang, omdat [verweerster] binnen schaal 13 nog (slechts) één functieperiodiek zou kunnen krijgen, terwijl zij nog 10 functieperiodieken zou kunnen krijgen indien zij in schaal 16 zou zijn ingeschaald. De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat hij aannemelijk acht dat [verweerster] de functiebeschrijvingen nooit heeft ontvangen, en evenmin een bevordering tot Projectmanager FM. Hieraan doet in onvoldoende mate af dat een beoordelingsformulier vermeldt dat [verweerster] als Projectmanager FM is beoordeeld. Het was haar op dat moment immers niet duidelijk waaruit het verschil tussen een Projectmanager FM en Consultant FM precies bestond. Ook in de praktijk liepen beide functies kennelijk in enige mate door elkaar. Het gaat dan vervolgens niet aan dat NPQ in een (veel) later stadium met betrekking tot de precieze functiebenaming, functie-inhoud en honorering de puntjes op de i gaat zetten, voor zover dat ertoe kan leiden dat de toepassing van het afspiegelingsbeginsel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] zou moeten leiden. Partijen zijn het er immers over eens dat als niet slechts binnen de functiegroep Projectmanager FM dient te worden afgespiegeld, [verweerster] niet voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst in aanmerking komt.
4.9.
De slotsom is dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen.
4.10.
De aangevoerde bedrijfseconomische omstandigheden behoeven daarom geen bespreking.
4.11.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat deze beschikking geen aanknopingspunten biedt voor de vraag wie bij een correcte toepassing van het afspiegelingsbeginsel eventueel wel voor ontslag in aanmerking komt. De bedrijfseconomische omstandigheden zijn immers niet beoordeeld, en de beschikking ziet voor het overige alleen op [verweerster].
4.12.
De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten aldus, dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 september 2014.