ECLI:NL:RBMNE:2014:382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
16.659815-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van vriendin met ernstige gevolgen en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin gedurende een periode van ruim twee maanden meermalen heeft mishandeld. De mishandelingen omvatten onder andere het slaan van de vriendin, het geven van een kopstoot, het trekken aan haar haar, het duwen tegen een vitrinekast en het steken met een stuk glas in de buik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan deze feiten, die zich hebben voorgedaan tussen 1 juli 2013 en 10 september 2013 in Bussum en/of Hilversum. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en verplichte behandeling in een zorginstelling.

De rechtbank heeft tijdens de zitting op 16 januari 2014 kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zijn vriendin heeft geslagen en een kopstoot heeft gegeven, maar ontkende dat hij haar met een stuk glas in de buik heeft gestoken. De rechtbank heeft echter op basis van de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat de mishandelingen wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis en afhankelijkheid van middelen. Deskundigen hebben geadviseerd dat de verdachte ambulante behandeling nodig heeft, maar de rechtbank heeft besloten tot opname in een zorginstelling als bijzondere voorwaarde. De rechtbank heeft de ernst van de mishandelingen en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in haar beslissing, en heeft geoordeeld dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is om recht te doen aan de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659815-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[geboortedatum] in Irak,
verblijvende bij GGz Centraal, Rembrandthof-Hilversum,
[adres]

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 16 januari 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.W. Enoch, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van de standpunten die door de raadsman van verdachte naar voren zijn gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 10 september 2013 te Bussum en/of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een of meerdere malen, [slachtoffer] opzettelijk mishandelend heeft geslagen en/of een kopstoot gegeven en/of aan het haar getrokken en/of tegen een vitrinekast geduwd en/of (met een stuk glas) in de buikstreek gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen, een kopstoot heeft gegeven, aan het haar heeft getrokken en tegen een vitrinekast heeft geduwd. Hij heeft ontkend dat hij haar met een stuk glas in de buikstreek heeft gestoken.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte die [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode heeft geslagen, een kopstoot heeft gegeven, aan het haar heeft getrokken en tegen een vitrinekast heeft geduwd.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een stuk glas in de buikstreek heeft gestoken. Zij baseert haar oordeel op de aangifte van [slachtoffer], op de omstandigheid dat verdachte haar tegen een vitrinekast heeft geduwd waardoor het glas van die kast brak, op het feit dat de politie stukken glas aantrof en op het buikletsel dat bij [slachtoffer] is geconstateerd. De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring dat hij het slachtoffer tegen een tafel geduwd heeft waardoor zij letsel op haar buik opgelopen heeft niet aannemelijk, nu verdachte zegt dat genoemd letsel uit een blauwe plek bestond en het geconstateerde letsel daarvan afwijkt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 juli 2013 tot en met 10 september 2013 te Bussum en/of Hilversum, een of meerdere malen, [slachtoffer] opzettelijk mishandelend heeft geslagen en/of een kopstoot gegeven en/of aan het haar getrokken en/of tegen een vitrinekast geduwd en/of (met een stuk glas) in de buikstreek gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op: Mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat verdachte nog eenmaal contact wil met het slachtoffer, waardoor een contactverbod, ook omdat verdachte al tweemaal het contactverbod heeft genegeerd, geen nut heeft. Verdachte wenst niet gedwongen behandeld te worden, maar wel vrijwillig, zodat de daartoe strekkende bijzondere voorwaarde niet opgelegd moet worden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Verdachte heeft zijn vriendin met wie hij samenwoonde gedurende ruim twee maanden meermalen mishandeld. Hij heeft haar onder meer meerdere malen geslagen, een kopstoot gegeven en haar met een stuk glas in de buik gestoken. Het slachtoffer heeft daardoor een groot aantal kwetsuren opgelopen, zodanig dat zij soms niet op haar werk kon verschijnen. De foto`s in het dossier spreken ten aanzien van de ernst daarvan boekdelen. Het handelen van verdachte heeft bij het slachtoffer zijn sporen nagelaten. Het mishandelen door verdachte heeft sterke gevoelens van angst en onzekerheid bij het slachtoffer teweeggebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. De door de officier gevorderde gevangenisstraf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en ernst van de door verdachte gepleegde mishandelingen, reden waarom de rechtbank tot een zwaardere straf komt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 29 november 2013;
  • een rapport over de persoon van verdachte d.d. 22 november 2013, uitgebracht door A.H.M. Winters, psychiater in opleiding, en E.A.M. Schouten, psychiater;
  • een rapport over de persoon van verdachte d.d. 15 januari 2014, uitgebracht door Reclassering Nederland.
Uit de rapportage van de deskundigen Winters en Schouten blijkt, dat verdachte lijdende is aan een psychiatrische stoornis, te weten een psychotische stoornis niet anderszins omschreven met paranoïde wanen en derealisatie; daarnaast is sprake van afhankelijkheid van cannabis en misbruik van alcohol en cocaïne. De aanwezige paranoïde wanen veroorzaakten angst voor en boosheid op het slachtoffer waardoor hij agressief tegen haar werd.
De deskundigen achten verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Zij zijn van mening dat de paranoïde wanen, indien die onbehandeld blijven, bij de psychotische stoornis blijven voortbestaan. Vanuit die paranoïdie kan hij opnieuw agressief worden, terwijl het misbruik en de afhankelijkheid van middelen de psychotische stoornis in stand kunnen houden. De deskundigen achten ambulante behandeling van verdachte noodzakelijk.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de deskundigen Winters en Schouten, neemt die over en maakt die tot de hare. De rechtbank zal ook hun advies volgen met uitzondering van de geadviseerde ambulante behandeling. Over dat laatste schrijft de reclassering in haar rapport van 15 januari 2014 dat ingeschat wordt dat er risico is op letselschade voor zijn ex-partner, willekeurige personen en verdachte zelf; de geuite sterke behoefte om in contact te komen met aangeefster, in combinatie met de gedane bedreigingen, maken dat de reclassering een risico ziet voor aanwijsbare personen. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank onderstreept door de uitlatingen daaromtrent die verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2014 heeft gedaan.
De rechtbank acht daarom opname in een zorginstelling voor een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde noodzakelijk. Daarnaast zal de rechtbank de al geldende contactverboden in de te stellen bijzondere voorwaarden opnemen.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
164 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar:
  • op geen enkele wijze contact zal hebben met mevrouw [slachtoffer] en mevrouw[A];
  • zich op geen enkele wijze zal bevinden op of rondom de [adres] [woonplaats],[adres][woonplaats] en op of rondom de [naam], gevestigd aan de [adres] [woonplaats];
  • zich gedurende de proeftijd van 2 jaar voor de duur van twaalf maanden of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van na te noemen zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht zal laten opnemen in de FPA De Roosenburg of een soortgelijke instelling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)-directeur van die instelling zullen worden gegeven, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Couperus-van Kooten, voorzitter, mrs. G. Blomsma en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2014.