ECLI:NL:RBMNE:2014:3791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
C-16-360755 - HA ZA 14-58
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing beslag en betaling van aandelen in Roca B.V. na beëindiging huwelijk

In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van € 1,-- voor de aandelen in Roca B.V. en medewerking aan de levering van deze aandelen door gedaagde, [gedaagde]. De vorderingen zijn gebaseerd op een vermeende overeenkomst tussen partijen die zou zijn gesloten tijdens besprekingen in 2012. Eiser stelt dat er overeenstemming is bereikt over de overname van aandelen en andere verplichtingen, maar gedaagde betwist dit en voert aan dat er geen bindende afspraken zijn gemaakt. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij eerdere tussenvonnissen en comparities zijn behandeld. De feiten van de zaak zijn complex, met een huwelijk dat van 1987 tot 2012 heeft geduurd en een bedrijf, Havé Vleeswaren, dat in 2014 failliet is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat de vorderingen van eiser niet kunnen worden toegewezen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 2.656,00. Dit vonnis is uitgesproken op 3 september 2014 door mr. K.G. van de Streek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/360755 / HA ZA 14-58
Vonnis van 3 september 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S. Mol te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. I.I. van Tuyll van Serooskerken te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 april 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 juni 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn van 4 september 1987 tot 26 september 2012 met elkaar gehuwd geweest. Hun relatie is feitelijk al in 2007 geëindigd.
2.2.
[eiser] en [gedaagde] zijn voor respectievelijk 90% en 10% aandeelhouder van Roca B.V. (hierna te noemen: Roca). [eiser] is statutair bestuurder van Roca. Roca houdt alle aandelen in en is statutair bestuurder van Havé Vleeswaren B.V. (hierna te noemen: Havé). Roca houdt tevens alle aandelen in en is statutair bestuurder van Roca Pensioen B.V. (hierna te noemen: Roca Pensioen).
2.3.
[gedaagde] heeft tot 2000 bij Havé gewerkt. In 2010 is zij wederom bij Havé in dienst gekomen.
2.4.
In 2011 heeft [eiser] besloten om Havé te verkopen. Middels een e-mailbericht gedateerd 26 juni 2012 heeft [gedaagde] een voorstel, gedateerd 25 juni 2012 gedaan waarin zij een voorstel doet om Havé over te nemen. Kortweg behelst dit voorstel een overname van onder andere het personeel, de debiteuren/crediteuren, de bedrijfsmiddelen de huurcontracten en de pensioenregelingen van het personeel. Voorts biedt zij haar aandelen in Roca, Roca Pensioen en Havé aan [eiser] aan.
2.5.
Middels zijn e-mailbericht van 19 juli 2012 heeft [eiser] gereageerd op het voorstel van [gedaagde]. Daarin voert hij als ‘belangrijke punten’ op de veiligstelling van het stamrecht van zijn ouders, de helft van de waarde van de bezittingen van Havé en een nader te bepalen bedrag voor de aandelen van Havé.
2.6.
In september en oktober 2012, alsmede in (in ieder geval februari en september) 2013 heeft een aantal gesprekken tussen partijen plaatsgevonden, waarbij steeds de heer [A] van A.A. Blom Accountancy aanwezig was. Bij het gesprek in oktober 2013 was ook de heer [B], fiscalist, aanwezig.
2.7.
In een brief, gedateerd 17 november 2013, heeft [eiser] onder meer aan [gedaagde]:

Ik heb bij [A] aangedrongen dat wij voor eind november de stukken kunnen tekenen voor de definitieve afwikkeling van de overname van de aandelen van Havé. Jammer altijd dat het zolang heeft moeten duren maar het was ons beider belang dat na de overname door jou per 1 oktober 2012, de fiscale financiële afwikkeling ook goed geregeld zou worden.
(…)
Naar aanleiding van het opstellen door mij van de financiële stukken t/m het derde kwartaal 2013 en de geluiden uit de markt, maak ik mij ernstig zorgen over de financiële situatie van Havé Vleeswaren. Daarom wijs ik je op het feit dat jij op
1 oktober 2012 Havé Vleeswaren hebt overgenomen en dat jij vanaf dat moment verantwoordelijk bent als directeur/eigenaar voor alle baten en lasten die hieruit voortvloeien. Ook wil ik je wijzen op het feit dat je persoonlijk aansprakelijk bent voor het overname bedrag van Havé Vleeswaren en het stamrecht van mijn ouders.
Ik ga er nog steeds vanuit dat je alle afspraken zoals gemaakt netjes en correct zal nakomen.'
2.8.
In haar brief gedateerd 16 november 2013 schrijft [gedaagde] aan [eiser]:

(…)
Medio 2012 hebben wij gesproken over de mogelijkheid dat ik de onderneming van Have voor middel van een aandelen transactie of een activa transactie zou overnemen. Deze gesprekken hebben nergens toe geleid. Actuele en betrouwbare informatie financiële gegevens van Have waren niet beschikbaar. Op basis van de beschikbare cijfers stond wel vast dat de continuïteit van Have in het geding was.
(…)
Afgelopen zomer hebben wij nogmaals over een mogelijke overname van Have door mij gesproken. Jij was toen alleen bereid om de onderneming van Have tegen een volstrekt irrealistische en veel te hoge prijs te verkopen. Dit terwijl Have en de gelieerde vennootschappen technisch failliet zijn. deze gesprekken hebben wederom nergens toe geleid.
(…)
Ik heb mij op een en ander beraden en ben tot de conclusie gekomen dat ik zo niet verder wil. Ik geef er de voorkeur aan om een nieuwe meer inspirerende werkomgeving te zoeken, en om de banden met ons verleden volledig te verbreken.
Ik wens mijn arbeidsovereenkomst met Have zo spoedig mogelijk te beëindigen en daarnaast alle lopende kwesties (lening, 10% aandelen in Roca B.V. en Pensioen) af te wikkelen.(…)’
2.9.
Na enkele sommaties zijdens [eiser] aan het adres van [gedaagde] heeft [eiser] op 23 december 2013 beslag doen leggen ten laste van [gedaagde].
2.10.
Op 15 mei 2014 is Havé in staat van faillissement verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – veroordeling van [gedaagde]:
  • tot betaling van € 1,-- voor de aandelen Roca;
  • tot medewerking aan levering van de aandelen Roca versterkt met een dwangsom ad. € 5.000,-- per dag;
  • tot het ervoor zorgdragen dat Havé 60% van € 94.000,-- voldoet aan een nieuw op te richten pensioen B.V. en indien Havé zulks niet doet [gedaagde] zelf deze verplichting op zich neemt;
  • tot het ervoor zorgdragen dat Havé een door [eiser] verstrekte lening van € 26.000,-- voldoet en indien Havé zulks niet doet [gedaagde] zelf deze verplichting op zich neemt;
  • tot het ervoor zorgdragen dat Havé het door de ouders van [eiser] bedongen stamrecht voldoet en indien Havé zulks niet doet [gedaagde] zelf deze verplichting op zich neemt;
  • tot medewerking tot benoeming van haarzelf en tot uitschrijving van [eiser] tot bestuurder van Roca;
  • in de kosten van de procedure inclusief de beslagkosten.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser] met als conclusie dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel diens vorderingen zal afwijzen, [eiser] zal veroordelen tot het onmiddellijk opheffen van de beslagen, versterkt met een dwangsom van € 2.000,-- per dag, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die voorligt is of er tijdens besprekingen tussen partijen gehouden in september en oktober 2012 volledige overeenstemming is bereikt over de volgende elementen:
  • overname door [gedaagde] van de aandelen van Roca van [eiser] tegen een koopprijs van € 1,-;
  • het zorgdragen door [gedaagde] en het er voor instaan dat de vordering van Roca Pensioen op Havé ter waarde van € 75.000,-- te vermeerderen met de intrinsieke waarde van de aandelen in Havé per 1 oktober 2012 wordt voldaan;
  • het pensioen van [eiser] (ter grootte van 60% van het uit het vorige punt voortvloeiende bedrag) uit Roca Pensioen wordt gehaald op nader af te spreken wijze;
  • het zorgdragen door [gedaagde] en het er voor instaan dat de lening ad. € 26.000,-- die [eiser] aan Havé heeft verstrekt wordt terugbetaald;
  • het zorgdragen door [gedaagde] en het er voor instaan dat Havé de stamrechtverplichtingen jegens de ouders van [eiser] nakomt;
  • de overname vindt plaats met als peildatum 1 oktober 2012, waarbij [eiser] als bestuurder wordt ingeschreven en [gedaagde] als bestuurder wordt uitgeschreven.
4.2.
[eiser] heeft aangevoerd dat er in september 2012 in aanwezigheid van de heer [A] overeenstemming is bereikt over de in de vorige rechtsoverweging geciteerde punten, welke in een gesprek in aanwezigheid van partijen en de heer [A] op 25 oktober 2012 nader zijn uitgewerkt. Afgesproken is dat de intrinsieke waarde van de aandelen per 1 oktober 2012 in een later stadium zal worden bepaald, alsmede de wijze waarop het pensioen op een zo fiscaal gunstig mogelijke manier zal worden afgewikkeld. Op 15 februari 2013 spraken partijen, aldus nog steeds [eiser], over de intrinsieke waarde die wordt vastgesteld op € 19.000,--. In september 2013 vindt, ten slotte, nog een bespreking plaats over de pensioenen waarbij, naast partijen en de heer [A], ook fiscaal adviseur de heer [B] aanwezig is. Tijdens dit gesprek wordt overeenstemming bereikt over de wijze waarop de pensioenen zullen worden afgewikkeld. Voorts worden tijdens deze bespreking alle afspraken nogmaals bevestigd.
4.3.
[gedaagde] heeft betwist dat er overeenstemming is bereikt. Zij heeft onder meer aangevoerd dat zij op advies van haar toenmalig raadsvrouw een schriftelijk bod op de
activaheeft uitgebracht en niet op de aandelen in verband met de toen al bestaande schuldenproblematiek. Zij heeft haar interesse in de activa nogmaals kenbaar gemaakt in een gesprek met [eiser] op 6 september 2012. Voorts heeft zij gesteld dat zij tijdens dat gesprek aan [eiser] heeft laten weten dat haar interesse afhankelijk was van inzicht in de actuele financiële situatie van Havé en de waarde van de bedrijfsmiddelen. [gedaagde] heeft betwist dat er in februari 2013 is gesproken over de intrinsieke waarde van de aandelen. Voorts heeft zij nog aangevoerd dat zij tot juli 2013 niet op de hoogte was van de situatie rondom de pensioenen binnen Havé. Het gesprek in september 2013 over de pensioenen is – zo heeft [gedaagde] gesteld – gevoerd omdat zij behoefte had in meer inzicht in de pensioensituatie. De eerste keer dat zij werd geconfronteerd met de stelling van [eiser] dat er in september en oktober 2012 overeenstemming zou zijn bereikt was pas middels de confraternele brief van de raadsman van [eiser] aan de raadsvrouw van [gedaagde] van 9 december 2013 waarin is gesommeerd om de overeenkomst van 21 september 2012 na te komen.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende overwegingen. Op [eiser] rust de stelplicht ten aanzien van de door hem gestelde overeenkomst, waarover in september en oktober 2012 mondeling overeenstemming zou zijn bereikt. [gedaagde] heeft de stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist. Allereerst heeft zij – blijkens haar e-mail van 26 juni 2012 – een aanbod gedaan om de
activaover te nemen en niet de
aandelen. Sterker nog: in dit voorstel biedt zij zelfs haar aandelen in Havé, Roca en Roca Pensioen B.V. aan [eiser] aan. Voorts heeft zij aangevoerd dat zij tot juni 2013 niet (en dus ook in september/oktober 2012 niet) op de hoogte was van de situatie rondom de pensioenen. Ten slotte heeft zij betwist in september en oktober 2012 op de hoogte te zijn geweest van de actuele financiële situatie en daarvan ook te weinig kennis had.
4.5.
Tegen de achtergrond van deze gemotiveerde betwistingen zijdens [gedaagde] laat de door [eiser] geschetste overeenkomst zich niet of nauwelijks denken: een overname van de
aandelenvan een moedermaatschappij, waarvan de werkmaatschappij en de pensioenvennootschap er financieel zeer slecht voorstaan terwijl [gedaagde] schriftelijk heeft aangegeven slechts de
activate willen overnemen. Voorts behelzen de door [eiser] gestelde afspraken zeer forse verplichtingen van het slecht renderende Havé jegens Roca Pensioen, [eiser] zelf en diens ouders. Verplichtingen, waarvan alleen [eiser] voordeel zou hebben. Het laat zich nog slechter denken dat [gedaagde] zou hebben ingestemd met het persoonlijk instaan voor deze verplichtingen zeker nu zij heeft betwist dat zij daarvoor genoeg financiële kennis had en heeft aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de situatie rondom de pensioenen. Derhalve roepen de stellingen van [eiser] tegenover de gemotiveerde betwistingen van [gedaagde] vragen op. [eiser] heeft die vragen niet beantwoord en slechts volstaan met het herhalen van zijn stellingen, hetgeen inhoudt dat hij niet aan zijn (nadere) stelplicht heeft voldaan, zodat zijn vorderingen zullen worden afgewezen.
4.6.
[eiser] heeft nog wel aangevoerd dat [gedaagde] na het vertrek van [eiser] in oktober 2012 diverse daden heeft verricht die volgens [eiser] tot de conclusie moeten leiden dat zij zich als directeur-eigenaar gedroeg. Los van het feit dat [gedaagde] deze stellingen gemotiveerd heeft betwist leidt dit niet tot een ander oordeel. Centrale vraag is namelijk of er in september en oktober 2012 overeenstemming is bereikt over de door [eiser] gestelde overeenkomst. Wat nadien is gebeurd is voor beantwoording van die vraag niet relevant. Voorts heeft nog te gelden dat [eiser] en [gedaagde] bij de hernieuwde indiensttreding in 2010 hebben afgesproken om op basis van gelijkwaardigheid te gaan werken. Daar past bij dat bij ontstentenis van [eiser] [gedaagde] (een deel van) diens taken overneemt.
4.7.
De overige stellingen van partijen (waaronder het subsidiaire verweer van [gedaagde] strekkende tot vernietiging wegens misbruik van omstandigheden c.q. dwaling) behoeven gezien het voorgaande geen bespreking meer.
Proceskosten en beslag
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht 868,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 894,00)
Totaal € 2.656,00
4.9.
[gedaagde] heeft nog opheffing van de beslagen door [eiser] gevorderd, versterkt met een dwangsom. Gezien de afwijzing van de vorderingen van [eiser] ligt deze vordering voor toewijzing gereed. [gedaagde] heeft deze eis echter niet middels een separate vordering in reconventie ingesteld, maar in conventie. [gedaagde] heeft ter comparitie nog aangevoerd dat een separate vordering in reconventie niet benodigd is. [gedaagde] gaat er daarmee echter aan voorbij dat opheffing van het gelegde beslag blijkens artikel 704 lid 2 Rv niet automatisch volgt op afwijzing van de vordering, zoals een proceskostenveroordeling dat wel doet. Voor opheffing van het beslag was derhalve een aparte eis in reconventie nodig geweest. Nu deze niet is ingesteld is er geen mogelijkheid om de vordering van [gedaagde] toe te wijzen.
4.10.
De nakosten, waarvan [gedaagde] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.656,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
5.3.
veroordeelt [eiser], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indienbetekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2014. [1]

Voetnoten

1.type: KvdS/4607