ECLI:NL:RBMNE:2014:376

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
2627399
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden en de gevolgen van uitstelverzoek door werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de besloten vennootschap Coatinc De Meern B.V. tegen een werknemer, [verweerder]. De werknemer was sinds 1 november 2002 in dienst bij Coatinc en vervulde de functie van ploegbaas. Door slechte bedrijfseconomische resultaten heeft Coatinc besloten tot een reorganisatie, waarbij de functie van ploegbaas zou vervallen. De werkgever bood de werknemer een alternatieve functie aan, maar de werknemer vroeg om uitstel om het aanbod met zijn vakorganisatie te bespreken, omdat hij herstellende was van een voetoperatie. Coatinc concludeerde hieruit dat het aanbod was afgewezen en diende een ontbindingsverzoek in.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer het aanbod niet had afgewezen, maar om een valide reden om uitstel had verzocht. De rechter stelde vast dat Coatinc niet had onderbouwd waarom het verzoek om uitstel niet ingewilligd had moeten worden. Bovendien waren de verwijten van de werkgever over de werkhouding van de werknemer niet concreet gemaakt. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet toewijsbaar was en wees het verzoek af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2627399 UE VERZ 13-914 PK/4082
Beschikking van 4 februari 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Coatinc De Meern B.V.,
gevestigd te De Meern,
verder ook te noemen Coatinc,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E. Schouten,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen[verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. C.J.F. van Rijswick.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de brief van Coatinc van 16 januari 2014
  • de pleitnota van Coatinc
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Coatinc houdt zich bezig met het poedercoaten van materialen, waarbij de ondergronden met name bestaan uit staal, aluminium en verzinkt staal. De klanten van Coatinc opereren met name in de kassen-, woning- en utiliteitsbouw.
[verweerder], geboren op [geboortedatum] (33 jaar oud), is op 1 november 2002 bij Coatinc in dienst getreden. Hij was laatstelijk werkzaam als ploegbaas tegen een bruto maandsalaris van € 2.525,44 exclusief 14% ploegentoeslag bij een volledige werkweek.
2.2.
In verband met slechte bedrijfseconomische resultaten heeft Coatinc besloten een reorganisatie door te voeren, waarbij de functies van ploegbaas, hoofd expeditie en een administratieve functie zouden komen te vervallen.
2.3.
Vóór de reorganisatie kende Coatinc 2 ploegen, elk bestaande uit 3 afdelingen. Deze ploegen werden aangestuurd door een ploegbaas, die verantwoording was verschuldigd aan de productieleider. Na de reorganisatie geschiedt de aansturing van de ploegen rechtstreeks door de productieleider, terwijl elke afdeling wordt geleid door een meewerkend voorman.
2.4.
Bij brief van 27 november 2013 schrijft Coatinc onder meer aan[verweerder]:
"(…)
  • UW huidige functie van ploegbaas komt per 01 januari 2014 te vervallen wegens bedrijfseconomische redenen.
  • Alle bij die functie behorende voorwaarden komen ook te vervallen.
  • Er wordt u een nieuwe functie van meewerkende voorman aangeboden.
  • Het bruto maandsalaris van de nieuwe functie zal gelijk zijn aan het maandsalaris van december 2013 t.w. € 2525,44. Dit is exclusief ploegentoeslag.
(…)
Graag uiterlijk 13 december 2013 bericht".
2.5.
Op 27 november 2013 heeft[verweerder] een voetoperatie ondergaan. Hij is sindsdien arbeidsongeschikt.
2.6.
Op 10 december 2013 schrijft[verweerder] bij e-mailbericht aan de directeur van Coatinc, [A]:
"Goede dag [voornaam 2],wil graag uitstel vragen voor het tekenen van brief voor 13 december.had niet kunnen regelen wegens myn operatie groeitjes [voornaam 1]".
2.7.
Bij brief van 12 december 2013 schrijft[A] onder meer aan[verweerder]:
"Tijdens het gesprek van 26 november jl. zijn, op basis van de op dat moment bekende gegevens, verder zaken besproken zoals het aanbieden van een alternatieve functie. U heeft aangegeven hiermee niet akkoord te gaan. Mede gelet op de huidige omstandigheden en enkele zaken die nadien zijn voorgevallen, deel ik u mede dat dit aanbod komt te vervallen. U kunt daarop geen aanspraak meer maken".
2.8.
Op 13 december 2013 schrijft[A] bij e-mailbericht aan[verweerder]:
"Beste [voornaam 1],
Om enkele zaken met jou te bespreken nodig ik je hierbij uit om maandag 16 december 2013 om 12.00h op kantoor te komen.
Graag even bevestigen".
2.9.
In het gesprek van 16 december 2013 is aan[verweerder] meegedeeld dat een ontbindingsverzoek voor hem is ingediend.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Coatinc verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan.
Er is sprake van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, als gevolg waarvan de arbeidsplaats van[verweerder] is komen te vervallen. Nu de arbeidsplaatsen van de beide ploegbazen zijn komen te vervallen, is afspiegeling niet aan de orde. Herplaatsing binnen de onderneming is niet mogelijk. Coatinc is bereid om aan[verweerder] een vergoeding te betalen van € 6.850,-- bruto bij ontbinding uiterlijk per 1 februari 2014. De financiële situatie van de onderneming laat het niet toe een hogere vergoeding te betalen.
3.2.
[verweerder] voert verweer. Hij betwist de bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie. Er is geen enkel overleg met de personeelsvertegenwoordiging geweest. De werkzaamheden zijn nog steeds aanwezig. Vanaf 2 september 2013 vervult hij al de (nieuwe) functie van meewerkend voorman, en wel naar tevredenheid van Coatinc.
Verder stelt hij dat hij het aanbod om (definitief) meewerkend voorman te worden niet heeft geweigerd, maar niet direct heeft geaccepteerd omdat hij de salarisafspraken met zijn vakorganisatie wilde bespreken. Vanwege zijn voetoperatie is het hem niet gelukt dit tijdig, dus voor 13 december 2013, te doen.

4.De beoordeling

4.1.
Het valt de kantonrechter op dat Coatinc in het verzoekschrift geen melding heeft gemaakt van het feit dat zij[verweerder], net als de andere ploegbaas, een aanbod voor de functie van meewerkend voorman heeft gedaan, en dat hij deze volgens Coatinc zou hebben geweigerd. Gelet op het bepaalde in artikel 21 Rv had het bepaald op haar weg gelegen hiervan wel melding te maken.
Naar het oordeel van de kantonrechter stelt Coatinc ten onrechte dat[verweerder] de aangeboden functie heeft geweigerd. Dit blijkt immers uit niets. Wel heeft[verweerder] tijdig om uitstel voor een reactie gevraagd. De reden om uitstel te vragen was valide: hij had zojuist een voetoperatie ondergaan en was daardoor niet in de gelegenheid het aanbod met zijn vakorganisatie te bespreken. Coatinc heeft geen reden aangevoerd waarom niet van haar verlangd zou mogen worden dat zij dit uitstel aan[verweerder] zou verlenen. Naar het oordeel van de kantonrechter had zij daarom aan het verzoek van[verweerder] behoren te voldoen.
Coatinc heeft zich er nog op beroepen dat aan haar beslissing mede ten grondslag lag dat[verweerder] een slechte werkhouding heeft laten zien en zich oncollegiaal zou hebben opgesteld. Hierbij zou sprake zijn van een
"toch wel verbaal agressieve reactie en opstelling". Desgevraagd heeft Coatinc ter zitting dit verwijt echter niet kunnen concretiseren. Ook uit haar brief aan[verweerder] van 12 december 2013 valt niet af te leiden wat er volgens Coatinc dan wel precies gebeurd zou zijn en dat dit zo ernstig was dat niet van Coatinc verwacht zou mogen worden dat zij[verweerder] de functie van meewerkend voorman aanbood.
De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat extra zorgvuldigheid van Coatinc mocht worden verwacht, nu sprake is van een dienstverband van ruim 11 jaar waarin[verweerder] - naar aangenomen moet worden - naar tevredenheid heeft gefunctioneerd.
4.2.
De slotsom is dat het verzoek niet toewijsbaar is. Al hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd behoeft geen bespreking.
4.3.
Gelet op de rechtsverhouding tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2014.